ECLI:NL:RBROT:2025:12300

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
10-139346-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen met algemeen gevaar voor goederen

Op 10 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, met algemeen gevaar voor goederen. De verdachte, geboren in 2005, was de tussenpersoon die de uitvoerders van de explosie regelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, op 20 april 2025 een explosie heeft veroorzaakt bij een woning in Rotterdam. De explosie leidde tot schade aan de woning en de omgeving, maar er was geen gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een cruciale rol speelde in de uitvoering van het feit, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van medeplegen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank weigerde toepassing van het jeugdstrafrecht, omdat de verdachte op het moment van de feiten 19 jaar oud was en er geen indicaties waren voor pedagogische beïnvloeding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-139346-25
Datum uitspraak: 10 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam P.I.] , locatie [detentielocatie] ,
raadsvrouw mr. L.D. Lubrano, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.D.B. Reuter heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Hoewel de verdachte heeft bekend dat hij een rol heeft gespeeld bij de explosie, is er geen sprake van medeplegen. De verdachte heeft in de voorbereidende fase enkel het contact tussen anderen gefaciliteerd. Deze bijdrage is niet van voldoende gewicht om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking.
4.1.2.
Beoordeling
Relevante feiten en omstandigheden
Op 20 april 2025 om 22:55 uur heeft er een explosie plaatsgevonden bij de [adres 2] in Rotterdam. Uit het politieonderzoek is gebleken dat als gevolg van de ontploffing onder andere meerdere ramen zijn gebroken, er rookontwikkeling was, er een zwarte plek op de grond bij de voordeur van de woning van [huisnummer X] zichtbaar was en er restanten van vuurwerk op de grond lagen.
Uit de camerabeelden is gebleken dat kort voor de ontploffing een auto heeft stilgestaan bij de avondwinkel KCT aan de Middellandstraat. Even later is er aan de bijrijderszijde een persoon uitgestapt, die vervolgens zijn route vervolgde naar de Bloemkwekersstraat. Dit bleek later te zijn: [medeverdachte 1] . Ook is gezien dat de bestuurder van het voertuig is uitgestapt. Dit bleek later te zijn: de medeverdachte [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] heeft later verklaard dat hij samen met de medeverdachte [medeverdachte 2] naar de Maashaven in Rotterdam is gereden om een Cobra 6 op te halen. Vervolgens zijn zij samen naar de Kruiskade gereden en heeft [medeverdachte 1] de explosie bij [adres 2] gepleegd. De explosie is door [medeverdachte 1] in een video op de (geleende) telefoon van de medeverdachte [medeverdachte 2] vastgelegd. Na de explosie is [medeverdachte 1] weer bij de medeverdachte [medeverdachte 2] in de auto gestapt en zijn ze weggereden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Snapchataccounts
Uit onderzoek naar de telefoons van de medeverdachte [medeverdachte 2] is gebleken dat er gesprekken via Snapchat zijn gevoerd met betrekking tot de explosie. De medeverdachte [medeverdachte 2] (
[accountnaam 1]) zat in een groepsgesprek met [medeverdachte 1] (
[accountnaam 2]) en de accountnamen
[accountnaam 3] , [accountnaam 4]en
. [accountnaam 6]. De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft één dag na de explosie een screenshot doorgestuurd van het gesprek, waarin wordt gesproken over het uitblijven van de betaling. Uit nader onderzoek is gebleken dat:
  • [medeverdachte 1] gebruiker is van
  • De medeverdachte [medeverdachte 2] gebruiker is van
  • De verdachte ( [bijnaam 1] / [bijnaam 2] ) gebruiker is van
  • De medeverdachte [medeverdachte 3] gebruiker is van
  • De medeverdachte [medeverdachte 4] gebruiker is van
Betrokkenheid van de verdachte
De verdachte heeft ter zitting – en bij de politie – een bekennende verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij de gebruiker is van de snapchataccounts .
[accountnaam 6]en
[accountnaam 8]en dat hij
[bijnaam 1]wordt genoemd. Nadat hij werd benaderd door de medeverdachte [medeverdachte 3] heeft hij op zijn beurt [medeverdachte 1] benaderd om de klus uit te voeren. Van de € 1.500,00 zou hij € 300,00 aan [medeverdachte 1] hebben zullen geven en € 200.00 aan de chauffeur. Hij heeft daarna speciaal voor deze klus een groepschat aangemaakt waaraan – in eerste instantie – hij, [medeverdachte 1] en de medeverdachte [medeverdachte 3] deelnamen. Nadat de explosie had plaatsgevonden werd hij door [medeverdachte 1] privé bericht over het uitblijven van de betaling. In de groepsapp heeft de verdachte hierop gevraagd waar het geld bleef. De medeverdachte [medeverdachte 3] heeft daarop gereageerd door de opdrachtgever (
[accountnaam 4] /de medeverdachte [medeverdachte 4] ) toe te voegen aan de groepschat.
Taakverdeling
Op basis van meerdere verklaringen en het berichtenverkeer uit het dossier kan worden geconcludeerd dat de verdachten die in de groepschat zaten allen betrokken waren bij de explosie. De verdachten hadden – ook los van de groepschat – contact met elkaar over de opdracht. Daarbij was sprake van een taakverdeling. De medeverdachte [medeverdachte 3] heeft van de medeverdachte [medeverdachte 4] de opdracht gekregen om mensen te regelen voor de klus. Hij heeft vervolgens de verdachte als tussenpersoon benaderd om uitvoerders te regelen. Ook waren er afspraken over de betaling. De verdachte verklaarde dat hij € 1.500,00 zou krijgen, waarvan hij een deel aan ‘de uitvoerder’ en ‘die jongen die zou rijden’ moest geven. Ook is gebleken dat de medeverdachte [medeverdachte 3] bij de Maashaven de cobra aan [medeverdachte 1] (‘de uitvoerder’) heeft gegeven. Ook de medeverdachte [medeverdachte 2] (‘die jongen die zou rijden’) zat op dat moment als bestuurder in de auto. Vervolgens zijn de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samen richting de Bloemkwekersstraat gereden en heeft [medeverdachte 1] de explosie gepleegd.
Sprake van medeplegen?
De betrokkenheid bij een strafbaar feit door meerdere personen kan als medeplegen worden aangemerkt als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het feit en het belang van de rol van de verdachte.
Op basis van de hiervoor omschreven feiten die door de rechtbank zijn vastgesteld moet worden aangenomen dat er sprake was van een onderlinge taakverdeling. Om de explosie bij de woning aan de [adres 2] te laten slagen was samenwerking met anderen vereist: de opdrachtgever moest de opdracht geven, de bomleverancier de cobra leveren, de tussenpersoon uitvoerders regelen en de uitvoerders het explosief laten afgaan. Zonder het handelen van een van hen was de explosie niet voorgevallen. De verdachte was de (tussen)persoon die de uitvoerders heeft geregeld. Hij heeft daarmee een onmisbare en cruciale rol vervuld. Zo heeft de verdachte – ook kort voor en na de explosie – ook veelvuldig contact gehad met de medeverdachte [medeverdachte 3] en aan hem verantwoording over het regelen en zeilen rondom de explosie afgelegd. Ook is voorafgaand aan de explosie onderling besproken wie hoeveel geld zou krijgen. Omdat de verdachte verantwoordelijk was voor de betaling aan [medeverdachte 1] en de medeverdachte [medeverdachte 2] , moest hij achter het geld aan toen er niet werd uitbetaald.
Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de (intellectuele) bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest om van medeplegen te mogen spreken. De voor het medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten is daarom in voldoende mate komen vast te staan. Het primair ten laste gelegde feit kan daarom wettig en overtuigend worden bewezen.
Gemeen gevaar voor goederen, geen gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
Uit het dossier is gebleken dat de explosie bij de woning aan de [adres 2] gemeen gevaar voor goederen heeft veroorzaakt. De officier van justitie heeft gerekwireerd dat ook gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van een ander te duchten was. Hoewel het een feit van algemene bekendheid is dat een cobra zwaar en illegaal vuurwerk betreft, bevat het dossier onvoldoende informatie om te kunnen concluderen dat in dit geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. De cobra is op de tweede etage op de grond voor het appartement van nummer [huisnummer X] neergelegd en afgestoken. Het is onaannemelijk dat voorbijgangers op straat daardoor ernstig gewond hadden kunnen raken. Ook was er niemand aanwezig in de woning op nummer [huisnummer X] .
Het ten laste gelegde te duchten gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal van dit bestanddeel worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks20 april 2025 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met
een ofmeer anderen,
althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door,
een
of meerderestuk
(s)(illegaal) vuurwerk (waaronder een Cobra
), althans enig
explosief,
in aanraking te brengen met open vuur en (vervolgens) dit
/deze
explosief
/explosievenin de richting van een woning gelegen
op/aan de
[adres 2]
/b/c en
/ ofin het portiek
/ de flatte gooien,
althans nabij die
woning(en) te plaatsen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die woning
(en) en/of de inboedel
van die woning(en)te duchten was
en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander/anderen,
te weten de in dat portiek en/of in de naastgelegen woningen aanwezige personen
te duchten was;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair: medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft, samen met anderen, een ontploffing teweeggebracht bij een woonhuis, midden in een woonwijk. Hij was de tussenpersoon die de uitvoerders van de explosie heeft geregeld. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een zeer intimiderende vorm van geweld. Het teweegbrengen van een explosie bij een woonhuis is een ernstig strafbaar feit, dat in de samenleving grote gevoelens van onrust en onveiligheid teweegbrengt en een grote inbreuk op de rechtsorde maakt. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij een dergelijk ernstig misdrijf heeft willen plegen, enkel voor financieel gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 augustus 2025. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering ziet meerdere beschermende factoren, zoals een gedegen dagbesteding, een steunend familienetwerk, geen problematische schulden en geen recente politiemutaties. De reclassering zet wel vraagtekens bij het sociaal netwerk van de verdachte. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert daarom een (deels) voorwaardelijke straf met een meldplicht en een CoVa 3.0 gedragsinterventie.
Ondanks het feit dat de verdachte niet meer schoolgaand is en zijn gedrag overeenkomt met zijn kalenderleeftijd, ziet de reclassering voldoende aanknopingspunten om het jeugdstrafrecht toe te passen. Daarvoor wordt benoemd dat de verdachte impulsief lijkt te handelen, geen antisociale gedragingen vertoont en hij andere jeugdige gedetineerden niet negatief zou beïnvloeden. Ook lijkt er geen sprake te zijn van een criminele levensstijl.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toepassing jeugdstrafrecht?
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting toepassing van het jeugdstrafrecht bepleit gelet op de leeftijd en persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering.
De rechtbank ziet evenals de officier van justitie geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte was in de bewezen verklaarde pleegperiode 19 jaar oud en dus meerderjarig. Uitgangspunt blijft dat ten aanzien van de groep van 18- tot 23-jarigen in beginsel het strafrecht voor volwassenen van toepassing is. De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van de verdachte, zijn optreden en rol bij het feit, alsmede in de aard en ernst van het feit geen reden om tot toepassing van het jeugdstrafrecht te concluderen. Evenmin bestaat er een indicatie dat op dit moment een ‘pedagogische beïnvloeding’ noodzakelijk is, die niet ook regulier in het volwassenenstrafrecht geboden kan worden. Er zijn verder geen zorgen of problemen op de verschillende leefgebieden waargenomen. Er zijn enkel vraagtekens bij het sociaal netwerk van de verdachte. Het feit dat door de reclassering geen contra-indicaties heeft geconstateerd voor toepassing van het jeugdstrafrecht is niet doorslaggevend voor de toepassing daarvan.
De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor toepassing van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de rol die de verdachte in het geheel heeft vervuld.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, mede omdat de verdachte partieel wordt vrijgesproken voor het onderdeel ‘gevaar voor zwaar lichamelijk letsel’. In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank wel zijn jonge leeftijd mee en het feit dat hij op de zitting openheid van zaken heeft gegeven en grotendeels verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen.
De rechtbank ziet in de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen met daaraan verbonden de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de in beslag genomen telefoon terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen telefoon zal worden verbeurd verklaard. Het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maanden,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Nederland op het adres Marconiplein 2 te Rotterdam. De veroordeelde zal zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie Cova 3.0 of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het feit:
1. STK GSM.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en L.W.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter, evenals de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 april 2025 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door,
een of meerdere stuk(s) (illegaal) vuurwerk (waaronder een Cobra), althans enig
explosief,
in aanraking te brengen met open vuur en (vervolgens) dit/deze
explosief/explosieven in de richting van een woning gelegen op/aan de
[adres 2] /b/ c en/ of in het portiek/ de flat te gooien, althans nabij die
woning(en) te plaatsen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die woning(en) en/of de inboedel
van die woning(en) te duchten was en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander/anderen,
te weten de in dat portiek en/ of in de naastgelegen woningen aanwezige personen
te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of
meer tot op heden onbekend gebleven personen op of omstreeks 20 april 2025 te
Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door,
een of meerdere stuk(s) (illegaal) vuurwerk (waaronder een Cobra), althans enig
explosief,
in aanraking te brengen met open vuur en (vervolgens) dit/deze
explosief/explosieven in de richting van een woning gelegen op/aan de
[adres 2] /b/ c en/ of in het portiek/ de flat te gooien, althans nabij die
woning(en) te plaatsen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die woning(en) en/of de inboedel
van die woning(en) te duchten was en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander/anderen,
te weten de in dat portiek en/of in de naastgelegen woningen aanwezige personen
te duchten was,
welk feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, op of omstreeks 20
april 2025 te Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld,
bedreiging en/ of misleiding en/ of het verschaffen van gelegenheid, middelen of
inlichtingen, te weten door
- een taxichauffeur/snorder en/of uitvoerder te regelen en/of
- de betaling te regelen en/ of
- vuurwerk, althans enig explosief, te regelen en /of
- adressen en/of informatie en/of opdrachten door te sturen en/of te verstrekken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of
meer tot op heden onbekend gebleven personen op of omstreeks 20 april 2025 te
Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door,
een of meerdere stuk(s) (illegaal) vuurwerk (waaronder een Cobra), althans enig
explosief,
in aanraking te brengen met open vuur en (vervolgens) dit/deze
explosief/explosieven in de richting van een woning gelegen op/aan de
[adres 2] /b/ c en / of in het portiek/ de flat te gooien, althans nabij die
woning(en) te plaatsen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die woning(en) en/of de inboedel
van die woning(en) te duchten was en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander/anderen,
te weten de in dat portiek en/of in de naastgelegen woningen aanwezige personen
te duchten was,
bij en/ of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 20 april 2025 te
Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft, door
- een taxichauffeur/snorder en/of uitvoerder te regelen en/of
- de betaling te regelen en/of
- vuurwerk, althans enig explosief, te regelen en/ of
- adressen en/ of informatie en / of opdrachten door te sturen en/ of te verstrekken.