ECLI:NL:RBROT:2025:12292

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
FT RK 25/797 - FT RK 25/798
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldsaneringsprocedure met betrekking tot een verzoeker met financiële problemen en gezondheidsklachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot het toewijzen van een dwangakkoord. De verzoeker, die kampt met financiële problemen en gezondheidsklachten, heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers. Ondanks dat negen van de tien schuldeisers instemden met de regeling, weigerde één schuldeiser, die 85,6% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt, mee te werken. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de aangeboden regeling het uiterste is waartoe de verzoeker in staat moet worden geacht. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de afloscapaciteit van de verzoeker, die afhankelijk is van een Participatiewet-uitkering en momenteel gezondheidsproblemen ondervindt. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de verzoeker en de overige schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wegen dan die van de schuldeiser die weigerde. De rechtbank heeft het verzoek om de schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en de kosten van de procedure aan de schuldeiser opgelegd. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling meer voordelen biedt voor de schuldeisers dan de wettelijke regeling. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen acht dagen na uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 3 oktober 2025
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 16 mei 2025, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een schuldeiser, te weten:
- [schuldeiser] , in behandeling bij JustDW holding legalcollections (voorheen in behandeling bij Hakort International B.V.), hierna: [schuldeiser] ;
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 29 september 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer M. Madja en mevrouw S. Plet, beiden werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening),
[schuldeiser] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift tien schuldeisers, waarvan één preferente en negen concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 103.985,39 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 30 december 2024 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 1,38 % aan de preferente schuldeisers en 0,69 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ontvangsten uit een Participatiewet-uitkering met de verwachting dat de afloscapaciteit van verzoeker zal wijzigen. Verzoeker kampt op dit moment echter, onder andere, met depressie. Hij heeft daarvoor hulp bij een psycholoog. Verzoeker heeft inmiddels een ontheffing van de sollicitatieplicht voor de periode van 14 april 2025 tot en met 13 oktober 2025. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan.
Negen schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 89.020,40 op verzoeker, welke 85,6 % van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

[schuldeiser] heeft in haar contacten met schuldhulpverlening geen reden voor weigering van de aangeboden regeling kenbaar gemaakt. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [schuldeiser] ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100 % van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [schuldeiser] een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 85,6 %.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk negen van de tien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Geldplein. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker niet beschikt over betaald werk. Verzoeker ontvangt inkomsten uit een Participatiewet-uitkering. Verzoeker heeft op dit moment gezondheidsklachten en een ontheffing van de gemeente Rotterdam van de sollicitatieverplichting. Voldoende aannemelijk is geworden dat hij in de komende periode geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen. Namens verzoeker is evenwel een prognoseakkoord aangeboden. Dit houdt in dat, indien verzoeker meer inkomen zal genereren, dit ten goede zal komen aan de schuldeisers.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser] , die geweigerd heeft in te stemmen. Het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser] om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2025. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.