Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- de heer mr. D.A. IJpelaar, advocaat van verzoeker.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoeker op 21 augustus 2025 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet, met het doel een voorlopige voorziening te verkrijgen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 29 september 2025 bepaald. Tijdens deze zitting heeft de vertegenwoordiger van de verweerster, Stichting Woonbron, een verweerschrift ingediend maar is niet ter zitting verschenen. De rechtbank heeft op 3 oktober 2025 uitspraak gedaan.
Verzoeker, die als ZZP’er werkt, heeft aangegeven dat hij voldoende inkomsten heeft om zijn huurtermijnen te voldoen en heeft de huur voor de maanden juni tot en met september 2025 betaald. De verweerster heeft echter betoogd dat verzoeker een wisselvallig betalingspatroon vertoont en eerder een afbetalingsregeling niet is nagekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien er een proces-verbaal van ontruiming is overgelegd.
De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en verweerster afgewogen. Het belang van verzoeker om in zijn huurwoning te blijven en het minnelijk schuldhulpverleningstraject te doorlopen, weegt zwaarder dan het belang van verweerster om het proces-verbaal van ontruiming ten uitvoer te leggen. De rechtbank heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met voorwaarden voor de betaling van de huurtermijnen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.