ECLI:NL:RBROT:2025:12282

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/706560 / JE RK 25-1884
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 13 oktober 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2024. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks hun betrokkenheid, niet in staat zijn om de nodige zorg en stabiliteit te bieden aan de minderjarige, die momenteel bij pleegouders verblijft. De moeder heeft aangegeven weer alcohol te gebruiken en de vader heeft een behandeling voor emotieregulatie die door de strafrechter is opgelegd. De kinderrechter oordeelt dat de situatie van de minderjarige ernstig is en dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor haar ontwikkeling en veiligheid. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 29 oktober 2026 en de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens tot die datum.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/706560 / JE RK 25-1884
datum uitspraak: 13 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. S. Kara, kantoorhoudende in Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. S. Kara, kantoorhoudende in Rotterdam.
[naam pleegouder 1] en [naam pleegouder 2],
hierna te noemen: de pleegouders.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 27 augustus 2025, ontvangen op 12 september 2025;
  • de brief van 1 oktober 2025 van de begeleider [naam 1] van de moeder;
  • de brief van 6 oktober 2025 van de advocaat van de ouders.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders, bijgestaan door mr. G. Sahin, waarnemend voor mr. Kara;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [naam 2] ;
  • de pleegouders.
1.3.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan een begeleider van de vader, [naam 3] , en twee begeleiders van de moeder, [naam 1] en [naam 4] .

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij de pleegouders.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 29 oktober 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 29 oktober 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 juli 2025 de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 29 oktober 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er is bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) een verzoek tot onderzoek ingediend ten aanzien van het perspectief van [minderjarige] en tot een gezagsbeëindigende maatregel. Er geldt een lange wachtlijst, het kan 7 maanden duren voordat dit onderzoek start. Waarschijnlijk zal het onderzoek in februari starten. De thuissituatie van de ouders is nog hetzelfde. De vader heeft eindelijk een intake bij de Waag gehad, zijn behandeling kan volgende week starten. De moeder verblijft nog bij ASVZ. De moeder heeft zelf aangegeven dat zij weer regelmatig alcohol gebruikt. De moeder heeft twee omgangsmomenten gemist en ze heeft nu aangegeven dat zij [minderjarige] niet meer wil zien. Zij houdt afstand omdat ze het moeilijk vindt. De vader is ieder bezoekmoment trouw gekomen. [minderjarige] is eenkennig geworden, maar vader lost dit op door bij haar op de grond te gaan zitten. Het is van belang dat [minderjarige] in een veilige thuissituatie opgroeit. Het huiselijk geweld dat heeft plaatsgevonden is heel zorgelijk. Nu de behandeling voor de emotieregulatie van de vader onvoldoende (tijdig) van de grond komt en omdat de moeder weer regelmatig drinkt, lukt het niet om vervolgstappen te kunnen nemen. De vader is in het verleden vaker naar de Waag gegaan en heeft toen aangegeven dat hij geen behandeling nodig heeft. De behandeling bij de Waag is hem nu opgelegd door de strafrechter. [minderjarige] is een kwetsbaar meisje dat regelmatig naar het ziekenhuis moet.

4.De standpunten

4.1.
Namens en door de ouders is verweer gevoerd. De ouders begrijpen wel dat onderhavig verzoek zal worden toegewezen, omdat er een onderzoek zal gaan plaatsvinden. De ouders zijn van mening dat de hulpverlening onvoldoende van de grond is gekomen vanwege de taalbarrière. De ouders willen weten aan welke doelen zij moeten werken om [minderjarige] weer thuis te kunnen krijgen en zij willen hiervoor een duidelijk stappenplan. De ouders staan immers open voor de hulpverlening. De behandeling van de vader bij de Waag zal volgende week starten. De moeder vindt het moeilijk dat zij [minderjarige] maar eenmaal in de twee weken ziet en dat zij gehecht raakt aan de pleegmoeder, daarom kiest zij ervoor om [minderjarige] maar helemaal niet meer te zien.
4.2.
De pleegouders hebben naar voren gebracht dat het goed gaat met [minderjarige] . Zij ontwikkelt zich goed en ze is een heel lief meisje. Wel heeft [minderjarige] een ernstige allergie waar ze een Epipen voor heeft, zij is meer vatbaar voor ontstekingen, zij heeft veel oorontstekingen en zij moet regelmatig naar het ziekenhuis. [minderjarige] maakt alles goed met haar vrolijke lach en de pleegouders genieten van haar. De pleegouders hebben een fijn contact met de ouders. De bezoeken met [minderjarige] en de twee andere kinderen van de ouders zijn ingewikkeld, nu [minderjarige] eenkennig begint te worden. Het is belangrijk dat [minderjarige] veilig opgroeit en dat er voor de ouders duidelijkheid komt.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.2.
Er is nog steeds sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] . De ouders zijn niet in staat om haar voldoende zorg, veiligheid en stabiliteit te bieden. De moeder heeft zelf veel hulp en begeleiding nodig en het is zorgelijk als het waar is dat zij weer alcohol is gaan drinken. De moeder woont begeleid op een plek waar zij geen kinderen kan ontvangen. De vader heeft lange tijd gewacht met het accepteren en ondergaan van een behandeling voor zijn emotieregulatie. Nu hij daartoe is veroordeeld door de strafrechter, zou de behandeling binnenkort kunnen starten. Het is noodzakelijk dat de vader zelf inziet dat hij die behandeling nodig heeft en daarvoor open staat. Pas dan heeft die behandeling een kans van slagen. Nu de ouders zelf niet dan wel onvoldoende de zorgen over [minderjarige] onderkennen en hun eigen beperkingen niet - in voldoende mate - zien, zijn zij niet in staat zijn die zorgen weg te nemen. Dat er geen vooruitgang is geboekt, is niet, zoals ouders stellen, te wijten aan de GI. Evenmin ligt het (enkel) aan de taalbarrière. Het ligt aan het ontbreken van bereidheid tot medewerking bij de vader door het ontkennen van de problemen en de waarschijnlijke onmogelijkheid bij de moeder om zich anders op te stellen. Daarom is een ondertoezichtstelling nog steeds nodig.
5.3.
[minderjarige] ontwikkelt zich goed in het pleeggezin. Zij woont daar nu een jaar en het is van belang dat haar verblijf in het pleeggezin voortduurt. [minderjarige] heeft een grotere zorgbehoefte vanwege haar gezondheidsproblemen en daarmee samenhangende ziekenhuisafspraken. Op dit moment zijn de ouders onvoldoende in staat om de opvoeding en verzorging van [minderjarige] op zich te nemen en is verblijf van [minderjarige] bij (een van) hen niet mogelijk.
5.4.
Bij een jong kindje zoals [minderjarige] is het van belang dat er redelijk snel duidelijkheid komt over haar opgroeiperspectief. Voor een positieve beantwoording van de vraag of [minderjarige] kan worden teruggeplaatst bij de ouders, is een ontwikkeling bij de ouders nodig waarbij verandering wordt gezien in hun visie over de zorgen over [minderjarige] (erkennen van die zorgen) en vooruitgang in hun functioneren als ouders. Die ontwikkeling is tot op heden niet gezien en dat is zorgelijk als het gaat om een mogelijke terugplaatsing bij de ouders. Het is verder wenselijk dat het door de GI aangevraagde onderzoek door de Raad wordt afgewacht. Daarnaast is het belangrijk dat de omgang tussen [minderjarige] en haar ouders doorgang vindt, zodat Erhina een blijvende band met haar ouders kan opbouwen en weet wie haar vader en moeder zijn. Ook als [minderjarige] niet meer terug gaat naar de ouders, heeft zij haar ouders nodig. Het is nodig dat de ouders, en vooral de moeder, hierin op een passende manier worden begeleid.
5.5.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 29 oktober 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 29 oktober 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2025 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van J.A. van Soest als griffier, en op schrift gesteld op 20 oktober 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.