ECLI:NL:RBROT:2025:12197

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
10/172298-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in moordvoorbereiding door gebrek aan bewijs van opzet

In deze zaak stond de verdachte samen met vijf anderen terecht voor de voorbereiding en/of uitlokking van de moord op het slachtoffer, de ex-partner van een oud-politieagente. De verdachte was benaderd als schutter, maar de rechtbank kon niet bewijzen dat hij opzet had op de moord. De verdachte werd vrijgesproken van alle betrokkenheid. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet (voorwaardelijk) opzet had op de moord, gebaseerd op de inhoud van zijn berichten, die voornamelijk reactief waren, en zijn verklaring. De verdachte heeft een verstandelijke beperking, wat zijn cognitieve vermogens en probleemoplossingsvaardigheden beïnvloedt. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de voorbereidingshandelingen voor de moord. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte vrijgesproken werd van de beschuldiging. De rechtbank besloot ook de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer: 10/172298-24
Datum uitspraak: 17 oktober 2025
Datum zitting: 16 en 17 september 2025
Tegenspraak
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2005 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het [adres] [postcode] in [plaats] .
Advocaat van de verdachte: L.A. Sjadijeva
Officieren van justitie: M.L. Goudzwaard en R.E.I. Steen (hierna: officier van justitie)
Benadeelde partij: [slachtoffer]
Advocaat van de benadeelde partij: O.J. Much

1.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij samen met anderen een moord heeft voorbereid. De volledige tenlastelegging (hierna: beschuldiging) houdt in dat de verdachte:
in of omstreeks de periode van 1 januari 2024 tot en met 21 mei 2024 te Gorinchem en/of Ermelo en/of Harderwijk en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord c.q. doodslag als bedoeld in de artikelen 289 c.q. 287 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten
  • een foto van het slachtoffer [slachtoffer] en/of
  • foto’s van de auto van het slachtoffer [slachtoffer] en/of
  • een of meer messen en/of (vuurwapens) en/of patronen en/of
  • een (grote) som aan contant geld en/of
  • een tag, althans een baken (geschikt om onder een auto te plaatsen om de locatie van de auto te achterhalen) en/of
  • een prepaid telefoon (merk: Samsung), althans een of meer communicatiemiddelen en/of
  • een of meer stuks en/of(la(a)g(en) (donkergekleurde) kleding en/of bivakmuts en/of
  • een damesfiets en/of herenfiets (geschikt om verschillende vervoermiddelen te kunnen gebruiken en/of geschikt om van vervoermiddel te kunnen wisselen
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.

2.Vrijspraak

De achtergrond van de beschuldiging ligt in een plan om [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) te vermoorden. De centrale vraag in dit vonnis is niet zozeer of dat plan heeft bestaan, want daarover wordt door de officier van justitie en de verdediging niet getwist. Hiertoe zijn door medeverdachten ook de nodige voorbereidingshandelingen getroffen. Partijen vinden elkaar vooral niet in de vraag of de verdachte betrokken is geweest bij dit plan en die voorbereidingshandelingen.
Vast staat dat de verdachte is benaderd als potentiële schutter. De [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) vraagt op enig moment via WhatsApp aan de verdachte of hij een gun kan regelen. Hij reageert: “Nee, jij?”. Enkele dagen later vraagt de verdachte aan [medeverdachte 1] om een kenteken en een foto en ruim een week later vraagt hij haar om een adres. [medeverdachte 1] appt dat de [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) iets anders heeft geregeld, omdat de verdachte het niet meer wilde doen. Vervolgens is er bijna een maand geen contact. Dan stuurt [medeverdachte 2] aan de verdachte dat hij een gun heeft en of hij hem over twee weken kan schieten voor € 4.000,-. De verdachte reageert: “Ja is goed”. In de dagen erna stuurt [medeverdachte 2] berichten over een datum, tijd en plaats, dat hij een fiets zal regelen en dat de verdachte op de dag zelf zijn locatie moet uitzetten. [medeverdachte 2] stuurt ook een screenshot van een treinreis Ermelo – Gorinchem op 25 mei 2024. De verdachte reageert hierop telkens met berichten als “Oke”, “Komt wel goed”, “Top” en “Ai”. Eén keer appt hij, in reactie op het toesturen van een foto van de auto van [slachtoffer] : “En ook van hem nog een keer”.
Uit deze berichten zou kunnen worden afgeleid dat de verdachte instemt met het plan om [slachtoffer] te vermoorden.
De verdachte ontkent echter dat hij heeft meegewerkt aan de voorbereiding van de moord op [slachtoffer] . Hij verklaart dat hij met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft meegepraat om van het gezeur af te zijn. Het was nooit zijn bedoeling om de moord daadwerkelijk voor te bereiden, laat staan te plegen. De advocaat van de verdachte heeft zijn verklaring juridisch vertaald naar een opzetverweer. De officier van justitie ziet dat anders en vordert bewezenverklaring van de beschuldiging.
De rechtbank is er niet van overtuigd dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het gronddelict: de moord op [slachtoffer] . Zij komt tot dit oordeel op grond van de inhoud van de door hem verstuurde berichten, die grotendeels reactief en passief van aard zijn, de verklaring die hij daarover heeft afgelegd, en het feit dat het bij die berichten is gebleven. Er zijn geen aanwijzingen voor verdergaande betrokkenheid van de verdachte bij het moordplan. Dat de verdachte heeft ‘meegepraat’, past ook bij zijn persoonlijkheid zoals deze volgt uit het rapport van de psycholoog en de wat kinderlijke en onbeholpen indruk die hij op de rechtbank heeft achtergelaten op de zitting. De verdachte heeft een verstandelijke beperking, wat maakt dat er sprake is van zeer zwakke cognitieve vermogens, zwakke probleemoplossingsvaardigheden en het niet kunnen overzien van de gevolgen van zijn gedrag.
Kort en goed: het opzet op de moord op [slachtoffer] kan niet worden bewezen. Er is daarom geen sprake van het (mede)plegen van voorbereidingshandelingen voor die moord. De beschuldiging is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

3.Vordering benadeelde partij

[slachtoffer] heeft als benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend. [slachtoffer] zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering, omdat de verdachte van de beschuldiging wordt vrijgesproken. [slachtoffer] zal daarom worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op € 0.

4.Beslissingen

De rechtbank:
Vrijspraak
verklaart niet bewezen dat de verdachte het feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Voorlopige hechtenis
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
Vordering benadeelde partij
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten die de verdachte heeft gemaakt voor de verdediging tegen de vordering en begroot deze kosten op € 0.
Dit vonnis is gewezen door:
J.H. Janssen, voorzitter,
E. IJspeerd en A.L. Pöll, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 17 oktober 2025.