ECLI:NL:RBROT:2025:12196

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
10/237616-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding en uitlokking tot moord met betrokkenheid van meerdere verdachten

In deze zaak stond de verdachte samen met vijf anderen terecht voor de voorbereiding en/of uitlokking tot moord op een slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met haar vriend en een voormalig politieagente, betrokken was bij een plan om het leven van het slachtoffer te nemen. Twee medeverdachten werden vrijgesproken, terwijl de verdachte en twee anderen, waaronder haar vriend, werden veroordeeld. De verdachte kreeg een voorwaardelijke jeugddetentie van 12 maanden, terwijl haar vriend 174 dagen jeugddetentie kreeg, waarvan 150 dagen voorwaardelijk. De voormalig politieagente kreeg de zwaarste straf van zeven jaar gevangenisstraf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat haar betrokkenheid bij het moordplan bewezen was. De rechtbank hield rekening met de psychische en lichamelijke problematiek van de verdachte, die op jonge leeftijd betrokken was bij ernstige misdrijven. De rechtbank legde een voorwaardelijke jeugddetentie op, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding, om het recidiverisico te verlagen en de verdachte te helpen bij haar ontwikkeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer: 10/237616-24
Datum uitspraak: 17 oktober 2025
Datum zitting: 16 en 17 september 2025
Tegenspraak
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 2005 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het [adres 1] [postcode] [plaats 1] .
Advocaat van de verdachte: P.T.P. van der Made
Officieren van justitie: M.L. Goudzwaard en R.E.I. Steen (hierna: officier van justitie)

1.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat zij samen met anderen een moord heeft voorbereid, heeft geprobeerd anderen uit te lokken tot moord en een vuurwapen voorhanden heeft gehad. De volledige tenlastelegging (hierna: beschuldiging) houdt in dat de verdachte:
1.
in of omstreeks de periode van 1 januari 2024 tot en met 21 mei 2024 te Gorinchem en/of Ermelo en/of Harderwijk en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord c.q. doodslag als bedoeld in de artikelen 289 c.q. 287 Wetboek van Strafrecht, opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten
  • een foto van het [slachtoffer] en/of
  • foto's van de auto van het [slachtoffer] en/of
  • een of meer messen en/of (vuur)wapens(s) en/of patronen en/of
  • een (grote) som contant geld en/of
  • een tag, althans een baken (geschikt om onder een auto te plaatsen om de locatie van de auto te achterhalen) en/of
  • een prepaid telefoon (merk: Samsung), althans een of meer communicatiemiddelen en/of
  • een of meer stuks en/of (la(a)g(en) (donkergekleurde) kleding en/of een bivakmuts en/of
  • een damesfiets en/of een herenfiets (geschikt om verschillende vervoermiddelen te kunnen gebruiken en/of geschikt om van vervoermiddel te kunnen wisselen)
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.
2.
in of omstreeks de periode van 1 januari 2024 tot en met 21 mei 2024 te Gorinchem
en/of Ermelo en/of Harderwijk en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een of meer anderen (telkens) heeft gepoogd om [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer NN personen, althans een NN persoon door giften en/of beloften en/of door het verschaffen van middelen en/of inlichtingen te bewegen tot het plegen van het navolgende strafbare feit,
te weten, het opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven beroven van [slachtoffer]
, immers heeft verdachte (telkens) met dat opzet (met) voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer NN personen, althans een NN persoon:
  • het idee/plan besproken om [slachtoffer] om het leven te brengen en/of
  • benaderd voor het uitvoeren van dit plan tot het om het leven brengen van die [slachtoffer] en/of
  • inlichtingen verschaft/verstrekt over de (actuele) verblijfplaats van die [slachtoffer] en/of
  • een bedrag van 4000,00 euro, althans een (groot) geldbedrag, aangeboden/in het
  • vooruitzicht gesteld voor het om het leven brengen van die [slachtoffer] en/of
  • een/het (vuur)wapen aangeboden en/of geleverd en/of overhandigd te behoeve van de uitvoering van dit levensdelict.
3.
in of omstreeks de periode van 1 april 2024 tot en met 27 juni 2024 te Rotterdam en/of Gorinchem en/of [plaats 2] , althans in Nederland, op één of meer tijdstippen, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een (omgebouwde) revolver van het merk BBM Olympic type 38 kaliber .22LR voorhanden heeft gehad.

2.Bewijs

2.1.
Inleiding
De achtergrond van de beschulding ligt in een plan om [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) te vermoorden. In dit vonnis staan het moordplan en het feitelijk handelen van de verdachte rondom dit plan niet ter discussie. Op de zitting is wel gediscussieerd over de vraag of de door de verdachte verrichte feitelijke handelingen van voldoende gewicht zijn om te kunnen spreken van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor - en poging tot uitlokking van - die moord. De verdediging heeft betoogd dat het opzet van de verdachte op het gronddelict (de moord op [slachtoffer] ) en ook op het voorhanden hebben van een vuurwapen ontbrak.
De rechtbank acht de beschuldiging bewezen. Hierna zal eerst inzichtelijk worden gemaakt wat bewezen wordt (§2.2). Dan volgt de bewijsmotivering (§2.3). Daarna wordt de beslissing uitvoeriger uitgelegd en worden de verweren van de verdediging besproken (§2.4).
2.2.
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte:
1.
in de periode van 1 maart 2024 tot en met 21 mei 2024 te Gorinchem en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord als bedoeld in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk voorwerpen, te weten
  • een foto van het [slachtoffer] en
  • foto’s van de auto van het [slachtoffer] en
  • een vuurwapen en
  • een tag en
  • een prepaid telefoon (merk: Samsung)
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad.
2.
in de periode van 1 maart 2024 tot en met 21 mei 2024 te Gorinchem en/of Rotterdam en/of andere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen heeft gepoogd om [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] door beloften en het verschaffen van middelen en inlichtingen te bewegen tot het plegen van het navolgende strafbare feit: het opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven beroven van [slachtoffer] , immers heeft verdachte met dat opzet (met) [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] :
  • het plan besproken om [slachtoffer] om het leven te brengen en
  • benaderd voor het uitvoeren van dit plan tot het om het leven brengen van die [slachtoffer] en
  • inlichtingen verstrekt over de verblijfplaats van [slachtoffer] en
  • een bedrag van 4000,00 euro aangeboden voor het om het leven brengen van [slachtoffer] en
  • een vuurwapen aangeboden ten behoeve van de uitvoering van dit levensdelict.
3.
op 21 mei 2024 in Gorinchem, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een omgebouwde revolver van het merk BBM Olympic type 38 kaliber .22LR voorhanden heeft gehad.
2.3.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring van de feiten is gebaseerd op de in hoofdstuk 3 van dit vonnis opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen en de onderstaande bewijsoverweging.
2.4.
Bewijsoverweging
2.4.1.
Vaststellingen
Als gezegd staat vast dat er een plan lag om [slachtoffer] te vermoorden en dat daarvoor voorbereidingshandelingen zijn getroffen. Daarnaast staat vast dat de verdachte:
  • op de hoogte was van het moordplan op [slachtoffer] en hierover heeft gesproken met de medeverdachten [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) en [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] );
  • de [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) heeft benaderd als potentiële schutter;
  • actieve en sturende berichten naar [medeverdachte 2] heeft gestuurd en hem informatie heeft toegezonden over het slachtoffer;
  • in contact stond met de medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ), de andere potentiële schutter, die via haar in beeld is gekomen;
  • aanwezig is geweest bij de aankoop van een prepaid telefoon, waarmee door anderen uitvoerig is gechat over het moordplan en waarmee voor een aanzienlijk deel de voorbereidingen daarvoor zijn getroffen;
  • aanwezig is geweest bij de aanschaf van tags, bedoeld om de routine en locatie van het slachtoffer in kaart te brengen;
  • aanwezig is geweest bij ontmoetingen met medeverdachten en/of andere personen, waarbij is gesproken over het moordplan en de voorbereidingen daarop;
  • als bijrijder in een auto een tasje met daarin een vuurwapen heeft vervoerd en dit tasje vervolgens aan [medeverdachte 4] heeft afgegeven.
2.4.2.
Overwegingen en conclusies
De feitelijke handelingen van de verdachte, zoals die hierboven kernachtig zijn opgesomd en zoals die volgen uit de bewijsmiddelen, passen in het moordplan en hebben daaraan bijgedragen. Deze handelingen sluiten verder naadloos aan bij de door de medeverdachten verrichte voorbereidingshandelingen en bij de handelingen die erop gericht waren om uit te lokken om de moord te plegen. Dit is voldoende om te kunnen vaststellen dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachten.
Daarnaast wist de verdachte welk doel haar handelen diende. Zij heeft op de zitting verklaard: “ik wist er van, van dat moordplan”. De door de verdachte verrichte handelingen moeten dan ook in het licht van die ‘erkenning’ worden gezien. Anders gezegd: zij wist van het moordplan en zij verrichtte (desondanks) een veelvoud aan handelingen die bijdroegen aan dit plan. Dat maakt dat in dit handelen het ‘willen’ van de verdachte besloten ligt. Zij heeft op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans op de gevolgen (de moord op [slachtoffer] ) aanvaard. Van contra-indicaties is niet gebleken. Verder is de verdachte zich ervan bewust geweest dat in de auto een vuurwapen aanwezig was, nu zij tijdens de rit tegen haar moeder (de bestuurder) heeft gezegd dat in het tasje mogelijk ‘de gun’ zat.
Kort en goed kan de conclusie worden getrokken dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en worden de verweren van de verdediging verworpen.
3.
Bewijsmiddelen [1]
1.
De verklaring van verdachte [2]
Ik wist van het moordplan op [slachtoffer] . Ik heb daarover gesproken met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . Het zou moeten worden uitgevoerd door één van de benaderde schutters. Ik wist dat:
  • er een tag is geplaatst onder de auto van [slachtoffer] ;
  • de routine van [slachtoffer] in beeld is gebracht;
  • er een vuurwapen is aangeschaft.
Ik heb de app (bewijsmiddel 2) aan [medeverdachte 2] gestuurd. Ik ben aanwezig geweest bij ontmoetingen met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] : in [plaats 2] en in Gorinchem. Tijdens de ontmoetingen is gesproken over het moordplan en de voorbereidingen daarvoor. Ik ben aanwezig geweest bij de aankoop van de prepaid telefoon en tag. Ik ken [medeverdachte 4] . Op 21 mei 2024 heb ik een tasje, dat door [medeverdachte 1] in de rugtas van mijn moeder was gestopt, weggebracht naar [adres 2] . Daar woont de vriendin van [medeverdachte 4] .
2.
Proces-verbaal van politie [3]
25 maart 2024
[verdachte] : ey kan nie een gun regelen ofs
[medeverdachte 2] : nee. Jij
[verdachte] : nope hebben alles geprobeerd
[medeverdachte 2] : een maat van mij is druk
[verdachte] : moeten verder kijken wie wr kunnen vinden. Kan je het niet vragen
26 maart 2024
[verdachte] : hij gaat 5 tien over 5 weg dus dan moeten we doen
[medeverdachte 2] : oké. Jo stuur jij nog die kenteken
[verdachte] : Ja
Foto van auto met kenteken wordt vervolgens door [verdachte] gestuurd*.
[medeverdachte 2] : top
17 april 2024
[medeverdachte 2] : wat is er met [medeverdachte 3] . Ik heb hem nodig voor. Hij wou dat ik
[verdachte] : Jij wilde niet meer doen dus heeft die iets anders geregeld
[medeverdachte 2] : oké. Is het al voor elkaar
[verdachte] : soort van
[verdachte] : vent is alleen donderdagen hier
[medeverdachte 2] : maar donderdagen kan ik nooit
[verdachte] : ja daarom hebben we al dingen geregeld
[medeverdachte 2] : oké
14 mei 2024
[verdachte] : hey heeft 1 van jullie een rijbewijs
[medeverdachte 2] : bijna
[verdachte] : Jij of je vriendin dat iemand snel kan rijden in het weekend willen niet dat je word opgepakt
21 mei 2024
[verdachte] : alles berichten van ons vw nu [medeverdachte 3] is opgepakt. Nu okey ik weet niet wanneer ik de lul ben morgen word zijn moeder opgepakt
22 mei 2024
[medeverdachte 2] : maar wie zijn er nog bij betrokken geweest
[verdachte] : Sws ik [medeverdachte 3] en zijn moeder voor de rest idk
3.
Eigen waarneming van de rechtbank [4]
* De rechtbank neemt waar dat op de foto die op 26 maart 2024 door [verdachte] aan [medeverdachte 2] is gestuurd de auto van [slachtoffer] te zien is.
4.
Proces-verbaal van politie [5]
13 mei 2024
[medeverdachte 3] : kan je over 2 weken zaterdag hem schieten k hb gun. Je kan nog 4k krijgen
[medeverdachte 2] : ja is goed
16 mei 2024
[medeverdachte 3] : 25 ste van 11 tot 1. Dan moet je om 1 doen
[medeverdachte 2] : oké
[medeverdachte 3] : k stuur zo ff die fotos van zijn auto
[medeverdachte 2] : oke. En ook van hem nog een keer
[medeverdachte 3] : picca. Dit is zijn auto. Gwn zoeken nr die kenteken. En dn w8ten
(…)
[medeverdachte 3] : Dan moet je deze hebben. Als je onderweg bent moet je je tel uitzetten. Zodat je laatste loca in je huis is geweest
18 mei 2024
[medeverdachte 3] : Dan kan k ff die gun geven aan jou en heb je tijd om voor te bereiden
5.
Proces-verbaal van politie, verklaring [medeverdachte 3] [6]
Ik heb met [verdachte] besproken dat ik mijn vader [slachtoffer] dood wilde hebben. Ook is besproken hoe we dat zouden moeten doen. [verdachte] had contact met iemand die niet bang was om te schieten.
6.
Proces-verbaal van politie, verklaring [medeverdachte 4] [7]
Ik ben op 29 maart 2024 in Gorinchem gevraagd [slachtoffer] om te leggen. [medeverdachte 3] en [verdachte] waren bij die ontmoeting aanwezig. Ik heb geadviseerd het contact te laten verlopen via een prepaid telefoon en dat je bij bol.com tags kunt kopen.
7.
Proces-verbaal van politie, verklaring [medeverdachte 4] [8]
Ik heb geregeld dat de verdachte [medeverdachte 1] een vuurwapen kreeg. Wij zijn samen met nog een ander persoon naar Schiedam gegaan, daar was het.
8.
Proces-verbaal van politie, verklaring [getuige 1] [9]
Ik vroeg aan [verdachte] wat er in die Mc Donalds tas zat. Toen zei ze dat daar de telefoon en mogelijk de gun erin zat. [verdachte] heeft de tas aan [medeverdachte 4] gegeven voor het huis van zijn vriendin.
9.
Proces-verbaal van politie [10]
In de slaapkamer van de woning aan [adres 3] in [plaats 2] is een vuurwapen aangetroffen ( [proces-verbaalnummer 1] ).
10.
Proces-verbaal van politie [11]
De slaapkamer van de woning aan [adres 3] was volgens de [getuige 2] (de bewoner van de woning) sinds enkele maanden in gebruik bij [medeverdachte 4] . In de kamer werden diverse goederen aangetroffen op naam van [medeverdachte 4] .
11.
Proces-verbaal van politie [12]
Vuurwapen [proces-verbaalnummer 1] , is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een omgebouwde revolver van het merk BBM Olympic type 38 kaliber .22LR.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1.
Kwalificatie
De bewezen feiten leveren het de volgende strafbare feiten op:
medeplegen van voorbereiding van moord;
medeplegen van poging tot uitlokking van moord;
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
4.2.
Psychische overmacht
Anders dan door de verdediging naar voren is gebracht is niet aannemelijk geworden dat bij de verdachte sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan zij redelijkerwijs geen weerstand kon en hoefde te bieden, zodat het beroep op psychische overmacht niet slaagt en zij niet ontslagen zal worden van alle rechtsvervolging.
4.3.
Strafbaarheid van de feiten en van de verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5.Straf

5.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 600 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland (hierna: de reclassering).
5.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
5.3.1.
Ernst en gevolgen van de feiten
De verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan de voorbereiding en poging tot uitlokking van het om het leven brengen van de vader van haar (medeverdachte) vriend, tevens de ex-man van een andere medeverdachte. Het motief voor dit moordplan lag in problemen in familiesfeer, die het slachtoffer kwalijk werden genomen door de ex-vrouw, de verdachte en haar vriend. De verdachte is daarin meegegaan en is nauw betrokken geweest bij het moordplan. Zij was aanwezig toen er tags werden gekocht die later onder de auto van het slachtoffer zijn geplaatst en toen er een prepaid telefoon werd aangeschaft die gebruikt werd om het moordplan te bespreken. Daarnaast heeft de verdachte potentiële schutters, afkomstig uit haar netwerk, benaderd en contact met hen onderhouden. Ook heeft zij het vuurwapen waarmee de moord zou worden uitgevoerd voorhanden gehad.
De rechtbank rekent de verdachte het voorgaande bijzonder zwaar aan. Moord is een van de meest ernstige misdrijven. Dat de verdachte op haar jonge leeftijd in staat en bereid is geweest om dit misdrijf te plannen, nota bene op de vader van haar vriend, is schokkend. Het is in dit geval weliswaar niet zo ver gekomen dat het slachtoffer daadwerkelijk is vermoord, maar alsnog zijn de gevolgen voor hem zeer ingrijpend. Het slachtoffer voelt zich onveilig en angstig en is diep geraakt door de gebeurtenissen. Hij zal moeten leven met de wetenschap dat zijn ex-vrouw, zoon en schoondochter van plan waren hem te laten vermoorden en daarvoor concrete handelingen hebben verricht. De grote impact die dit heeft op het slachtoffer blijkt uit de indringende slachtofferverklaring die hij ter zitting heeft voorgelezen.
5.3.2.
Persoon en persoonlijke omstandigheden
-
Strafblad
Uit het strafblad van de verdachte van 1 september 2025 blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Dit betekent dat het strafblad niet strafverzwarend werkt.
-
Rapportages van de deskundigen
[GZ-psycholoog] heeft, onder supervisie van GZ-psycholoog en kinder- en [jeugdpsycholoog] , op 8 januari 2025 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een cognitieve beperking in de vorm van een zwakbegaafd intelligentieniveau grenzend aan een licht verstandelijke beperking. Daarnaast zijn er voldoende aanwijzingen om te voldoen aan een borderline persoonlijkheidsstoornis volgens de criteria van de DSM 5, maar er is vanwege de leeftijd van de verdachte nog geen sprake van een duurzaam patroon. Er kan dan gesproken worden van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, waarbij borderline persoonlijkheidskenmerken worden gezien. Tot slot kan er gesproken worden van een posttraumatische stressstoornis. Deze waren alle ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte.
De verdachte is een kwetsbare jonge vrouw. Vanuit haar cognitieve beperking kan zij situaties en consequenties van haar gedrag onvoldoende overzien. Met name haar beperkte praktische, handelingsgerichte vaardigheden en beperkt analytisch denken zorgen ervoor dat gedrag van buitenaf moet worden aangestuurd en zij geholpen moet worden om plannen in meerdere stappen uit te voeren. Alles overziend kan gezegd worden dat de verdachte vanwege haar problematiek minder in staat was de consequenties van haar gedrag te overzien, andere gedragskeuzes te maken en daarnaar te handelen. Er wordt geadviseerd om de verdachte het ten laste gelegde, indien bewezen, in een verminderde mate toe te rekenen.
Er is sprake van een matig risico op gewelddadig gedrag, wat verhoogt als de verdachte in aanraking komt met een problematisch netwerk. De verdachte is sterk omgevingsafhankelijk, angstig, beïnvloedbaar en heeft moeite om situaties te overzien, waardoor zij eerder in een risicovolle situatie kan raken. De risicofactoren zijn vooral gelegen in problemen met werk/opleiding, haar psychische problematiek, traumatische ervaringen, beperkt sociaal netwerk en haar affectieve- en cognitieve instabiliteit. Ook is er momenteel veel sprake van epileptische aanvallen wat de verdachte angstig maakt en beperkt in haar functioneren.
Om het risico op recidive te verlagen is het van belang dat de verdachte behandeling krijgt gericht op haar persoonlijkheidsproblematiek. Daarnaast is het van belang dat de onderliggende trauma’s behandeld worden. Ook is het van belang dat de verdachte begeleiding krijgt op praktisch gebied om zo de stap naar volwassenheid te kunnen maken. Voor een intensieve ambulante behandeling en begeleiding kan er gedacht worden aan een forensische polikliniek of een forensisch FACT-team, waarbij het van belang is dat er aandacht is voor haar cognitieve beperking. Mocht een intensieve ambulante behandeling niet afdoende worden geacht dan kan opschalen naar een klinische behandeling bij een kliniek met forensische expertise worden overwogen.
De verdachte is weliswaar 19 jaar oud en dus meerderjarig, maar zij functioneert, vanwege haar cognitieve beperking, in sociaal-emotioneel opzicht nog op een jonger niveau. Zij woont bij haar moeder, heeft geen startkwalificatie via een opleiding behaald en is zowel vanwege haar epilepsie en haar psychische problematiek afhankelijk van haar omgeving. Hierdoor heeft ze de stap naar volwassenheid nog niet gemaakt. De verdachte functioneert als een adolescent, en nog niet als een volwassene. Er wordt geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen.
[naam reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij de reclassering heeft op 16 januari 2025 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Geadviseerd wordt om het jeugdstrafrecht toe te passen en om bij een veroordeling de onderstaande bijzondere voorwaarden op te leggen:
  • meldplicht bij de reclassering
  • ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Gezien de psychische- en lichamelijke klachten van de verdachte zou een gevangenisstraf niet wenselijk zijn.
-
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt - jeugdstrafrecht worden toegepast, als daarvoor een basis is in de persoonlijkheid van de verdachte of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Vastgesteld wordt dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen zij de leeftijd van 18 jaren, maar nog niet die van 23 jaren, had bereikt. Gelet op de genoemde rapportages, de gegeven adviezen en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, is er aanleiding om ten aanzien van het bewezenverklaarde het jeugdstrafrecht toe te passen.
-
Toerekenbaarheid
De rechtbank is het eens met de conclusie van de psycholoog. Er is bij de verdachte sprake van een zwakbegaafd intelligentieniveau grenzend aan een licht verstandelijke beperking, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met borderline persoonlijkheidskenmerken en een posttraumatische stressstoornis. Deze waren ook aanwezig ten tijde van de bewezenverklaarde feiten en waren van invloed op het gedrag van de verdachte. De verdachte is voor deze feiten in een verminderde mate toerekenbaar.
5.3.3.
Op te leggen straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie van langere duur. Deze jeugddetentie zal voorwaardelijk worden opgelegd, mede gelet op de forse psychische en lichamelijke problematiek van de verdachte. Bij de keuze voor een geheel voorwaardelijke straf is meegewogen dat de verdachte haar aandeel in de feiten heeft bekend, dat zij spijt heeft van haar daden en dat zij niet de initiatiefnemer van de strafbare feiten was. Daarnaast staat de straf zoals die door de officier van justitie is gevorderd niet in verhouding tot de straf die aan haar vriend [medeverdachte 3] is opgelegd [13] , ook niet als in aanmerking wordt genomen dat de verdachte ouder is dan [medeverdachte 3] en zij zich (ook) schuldig heeft gemaakt aan het (kortdurend) voorhanden hebben van het vuurwapen. Alles afwegend zal aan de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie worden opgelegd voor de duur van 12 maanden.
Aan de voorwaardelijke jeugddetentie zullen de voorwaarden zoals geadviseerd door de psycholoog en de reclassering worden verbonden, met een proeftijd van twee jaar. Het is namelijk noodzakelijk dat de verdachte intensieve behandeling en begeleiding krijgt om het recidiverisico te beperken, om de stap naar volwassenheid te kunnen maken en om, ondanks haar moeilijke uitgangspositie, op enige wijze deel te nemen aan de maatschappij. De voorwaardelijke straf is ook bedoeld om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op de persoonlijkheid van de verdachte is het passend om het toezicht op te dragen aan de William Schrikker Stichting.

6.Voorlopige hechtenis

De officier van justitie heeft de gevangenneming van de verdachte gevorderd. Dit verzoek wijst de rechtbank af, nu aan de verdachte geen onvoorwaardelijke jeugddetentie zal worden opgelegd.

7.Wettelijke voorschriften

De oplegging van deze straf is gebaseerd op de artikelen 46, 46a, 47, 57, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg Sr en 289 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

8.Beslissingen

De rechtbank:
Bewezenverklaring
verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 1, 2 en 3, zoals in hoofdstuk 2 is omschreven, heeft begaan;
Kwalificatie en strafbaarheid
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de in hoofdstuk 4 vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
Straf: voorwaardelijke jeugddetentie
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 12 maanden;
bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders beslist;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich gedurende een door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde zich zal laten behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Bij verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de jeugdreclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling of
stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
3. indien tijdens het toezicht blijkt dat de veroordeelde gebaat is bij begeleid wonen in een instelling, de toezichthouder haar hiervoor kan aanmelden. De veroordeelde verblijft dan in een instelling voor begeleid of beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de jeugdreclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld.
geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden genoemd en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. Hierbij gelden als voorwaarden dat de veroordeelde:
  • meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Dit vonnis is gewezen door:
J.H. Janssen, voorzitter,
E. IJspeerd en A.L. Pöll, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 17 oktober 2025.

Voetnoten

1.De exacte vindplaatsen van de bewijsmiddelen zijn genoemd in de bijbehorende voetnoot.
2.Proces-verbaal van de zitting van 16 en 17 september 2025
3.[dossiernummer 1] , p. 1122 - 1240
4.Waargenomen op de zitting van 16 september 2025.
5.[dossiernummer 1] , p. 1122 - 1240
6.[dossiernummer 2] , p. 61 – 69.
7.[dossiernummer 3] , p. 223 - 234.
8.P. 300 – 316 van [dossiernummer 4] .
9.[dossiernummer 5] , p. 457 - 473.
10.[proces-verbaalnummer 2] , p. 1110.
11.[dossiernummer 6] , p.426.
12.[proces-verbaalnummer 3] , p. 781 - 783.
13.[medeverdachte 3] is veroordeeld tot een jeugddetentie van 174 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk.