ECLI:NL:RBROT:2025:12166

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
11651988 CV EXPL 25-9636
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand van meer dan 14 maanden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en een gedaagde huurder. De huurder, die sinds 21 september 2021 een woning huurt van Woonstad, heeft een huurachterstand van meer dan 14 maanden opgebouwd, met een totaalbedrag van € 7.027,24. Ondanks dat de huurder heeft aangegeven bezig te zijn met schuldhulpverlening, heeft zij niet kunnen aantonen dat zij in staat is om de lopende huur te betalen of de achterstand af te lossen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst ontbonden moet worden, omdat de huurder zich niet aan haar betalingsverplichtingen heeft gehouden. De rechter heeft de huurder ook veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en rente, en heeft bepaald dat de huurder de woning binnen veertien dagen moet ontruimen. De proceskosten zijn voor rekening van de huurder, die in deze zaak ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de huurder in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11651988 CV EXPL 25-9636
datum uitspraak: 19 september 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonstad Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Woonstad’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 31 maart 2025, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de rolbeslissing van 23 mei 2025;
  • de brief van Woonstad van 4 augustus 2024, met één bijlage.
1.2.
Op 20 augustus 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was namens de gemachtigde van Woonstad [naam] aanwezig. [gedaagde] is in persoon verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt sinds 21 september 2021 de woning aan [adres] van Woonstad. De huur bedraagt op dit moment € 497,79 per maand. Woonstad stelt dat [gedaagde] een huurachterstand heeft laten ontstaan. Woonstad eist dat [gedaagde] die huurachterstand aan haar moet betalen en dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt. Omdat [gedaagde] de huur niet op tijd heeft betaald, eist Woonstad dat [gedaagde] ook de rente aan haar moet betalen.
2.2.
[gedaagde] is het niet eens met de eis van Woonstad. Zij erkent dat zij een huurachterstand heeft laten ontstaan. Volgens [gedaagde] is deze huurachterstand ontstaan doordat zij een periode werkloos is geweest. [gedaagde] stelt dat zij inmiddels weer werk heeft en bezig is met schuldhulp.
2.3.
De kantonrechter wijst de eis van Woonstad toe. Dit betekent dat de kantonrechter de huurovereenkomst tussen partijen ontbindt en dat [gedaagde] de woning moet verlaten. [gedaagde] moet ook een huurachterstand van € 7.027,24 en de rente aan Woonstad betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Er zijn geen oneerlijke bepalingen
2.4.
De kantonrechter heeft onderzocht of er oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor de beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
[gedaagde] moet een huurachterstand van € 7.027,24 betalen
2.5.
Woonstad stelt dat de huurachterstand, berekend tot en met augustus 2025, € 7.027,24 bedraagt. [gedaagde] erkent dat zij een huurachterstand heeft laten ontstaan. Zij heeft de hoogte van de huurachterstand niet betwist. De kantonrechter veroordeelt daarom [gedaagde] om € 7.027,24 aan Woonstad te betalen.
[gedaagde] moet rente betalen
2.6.
De rente wordt toegewezen, omdat Woonstad genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. Berekend tot 31 maart 2025 bedraagt de rente € 4,57.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.7.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagde] zich niet heeft gehouden aan haar verplichting om de huur op tijd te betalen (artikel 6:265 BW). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. [1] De kantonrechter heeft er in dit geval rekening mee gehouden dat [gedaagde] al ruim anderhalf jaar de huur niet meer volledig en op tijd heeft betaald, waardoor de huurachterstand inmiddels is opgelopen tot meer dan 14 maanden. De kantonrechter begrijpt dat de huurachterstand het gevolg is van verschillende – vervelende – persoonlijke omstandigheden aan de zijde van [gedaagde] , maar die omstandigheden kunnen niet aan Woonstad worden tegengeworpen. Die omstandigheden bevrijden [gedaagde] namelijk niet van haar verplichting om de huur volledig en op tijd aan Woonstad te betalen. Daarbij heeft [gedaagde] niet inzichtelijk gemaakt of zij in staat is de lopende huur te betalen en of zij daarnaast een begin kan maken met het aflossen van de huurachterstand. Hoewel [gedaagde] bij antwoord heeft aangegeven dat zij bezig was met het opstarten van schuldhulpverlening, is tijdens de zitting niet gebleken dat dit traject inmiddels daadwerkelijk is opgestart. Enige waarborg voor een behoorlijke nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst in de toekomst, is door [gedaagde] (op dit moment) dan ook niet gegeven. De kantonrechter is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet van Woonstad kan worden verlangd dat zij de huurovereenkomst met [gedaagde] blijft voortzetten.
[gedaagde] moet de woning ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.8.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moet [gedaagde] de woning met al haar spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis. Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] een gebruiksvergoeding van € 497,79 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Woonstad heeft niet uitgelegd waarom [gedaagde] een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand. Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Woonstad moet betalen op € 145,45 aan dagvaardingskosten, € 514,00 aan griffierecht, € 542,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 271,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.336,45. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Woonstad dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonstad te betalen € 7.027,24 aan huurachterstand tot en met augustus 2025 en € 4,57 aan rente tot 31 maart 2025, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag dat aan huurachterstand, na iedere wijziging, heeft opengestaan vanaf 31 maart 2025 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis de woning aan [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonstad te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf september 2025 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Woonstad te betalen € 497,79 per maand met de verhoging die is toegestaan;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Woonstad worden begroot op € 1.336,45;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Laurijssens en in het openbaar uitgesproken.
62828

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.