ECLI:NL:RBROT:2025:1211

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
C/10/673650 / HA ZA 24-137
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van buitengerechtelijke kosten voor slachtoffers van schietincident Alphen aan den Rijn

In deze zaak vordert Corpocon, een juridisch adviesbureau, vergoeding van buitengerechtelijke kosten (BGK) die zij heeft gemaakt ten behoeve van een slachtoffer van het schietincident in Alphen aan den Rijn in 2011. Het slachtoffer ontving in 2020 een schadevergoeding van ongeveer € 87.000,00. Corpocon stelt dat zij op basis van no-cure no-pay afspraken recht heeft op een vergoeding van ongeveer € 70.000,00 aan BGK van VSSA, een stichting opgericht door de politie en haar verzekeraar voor de schadevergoeding aan slachtoffers. De rechtbank wijst de vordering van Corpocon af, omdat zij haar vordering onvoldoende heeft onderbouwd en van haar meer verwacht had mogen worden.

De procedure begon met een dagvaarding op 2 februari 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 22 oktober 2024. De rechtbank oordeelt dat Corpocon niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de redelijkheid van de gevorderde BGK. De rechtbank benadrukt dat de vordering de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaat, wat betekent dat de vordering tot vergoeding van BGK, naast de al betaalde vergoeding van € 16.000,00, wordt afgewezen. De nevenvorderingen worden eveneens afgewezen.

De rechtbank veroordeelt Corpocon in de proceskosten van VSSA, die worden begroot op € 5.495,00. Dit vonnis is gewezen door een enkelvoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam en is openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/673650 / HA ZA 24-137
Vonnis van 22 januari 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CORPOCON LEGAL/LETSEL EN SCHADECLAIM.NL,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
eiseres,
advocaat mr. J.J. Dijkman te Haarlem,
tegen
STICHTING VSSA,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. Chr.H. van Dijk te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Corpocon en VSSA genoemd worden.

1.Waar gaat dit geschil over?

In deze procedure vordert Corpocon vergoeding van buitengerechtelijke kosten die zij stelt te hebben gemaakt ten behoeve van een van de slachtoffers van het schietincident in winkelcentrum “De Ridderhof” in Alphen aan den Rijn in 2011. Aan het slachtoffer is in 2020 een schadevergoeding toegekend van ongeveer € 87.000,00. Corpocon vindt dat zij op grond van (no-cure no-pay) afspraken met het slachtoffer aanspraak kan maken op vergoeding van ongeveer € 70.000,00 aan buitengerechtelijke kosten van VSSA, een door de Politie en haar verzekeraar voor de slachtoffers van het incident in het leven geroepen stichting. De rechtbank wijst de vordering van Corpocon af omdat zij haar vordering onvoldoende heeft onderbouwd en van haar op dit punt meer verwacht had mogen worden.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 februari 2024, met producties 1 tot en met 12;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 10;
  • de brief van de rechtbank van 15 mei 2024 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van de rechtbank van 13 september 2024 met zittingsagenda;
  • aanvullende productie 13 van Corpocon;
  • de spreekaantekeningen van partijen;
  • de mondelinge behandeling op 22 oktober 2024.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

Partijen

3.1.
Corpocon is een juridisch adviesbureau op het gebied van letselschade. Zij verleent juridische bijstand aan slachtoffers van het schietincident in winkelcentrum “De Ridderhof” in Alphen aan den Rijn op 9 april 2011 (hierna: het schietincident).
3.2.
VSSA is op 9 april 2020 opgericht door de (nu genoemd) Nationale Politie, Regionale eenheid Den Haag (hierna: de Politie) en haar aansprakelijkheidsverzekeraar, met als doel de schade van de (nabestaanden van) slachtoffers van het schietincident te vergoeden. Niet in discussie is dat de slachtoffers als benadeelden (rechtstreeks) VSSA kunnen aanspreken voor de vergoeding van hun schade als gevolg van het schietincident.
De overeenkomst tussen Corpocon en [naam]
3.3.
Een van de slachtoffers die Corpocon heeft bijgestaan is de ten tijde van het schietincident minderjarige [naam] (hierna: [naam]). (De rechtsvoorganger van) Corpocon en de ouders/verzorgers van [naam] hebben hun afspraken op 1 december 2011 vastgelegd in een overeenkomst van opdracht (de overeenkomst). In de overeenkomst staat, voor zover van belang:
“OVERWEGENDE:
A dat Opdrachtgevers [ouders/verzorgers, opm. rechtbank] ten behoeve van het uitvoeren van werkzaamheden met betrekking tot het claimen van letselschade t.g.v. de schietpartij van 09-04-2011 (…) en alle daaruit voortvloeiende bijkomende schade Opdrachtnemer in dienst hebben genomen om tegen het regime van een no-cure no-pay vergoeding claims/schadevergoedingen te onderhandelen c.q. te bedingen vanwege voornoemd voorval (…)
B dat Opdrachtnemer [Corpocon, opm. rechtbank] beschikt over kennis en ervaring in de door Opdrachtgevers gewenste gebieden met betrekking tot het vorderen van een rechtelijke claim/schadevergoeding, waarbij opdrachtgevers en opdrachtnemer overeenstemming hebben bereikt dat bij een succesvolle vordering en de facto geldelijke uitkering/minnelijke schikking/verwijzing naar derden/advocaten aan opdrachtgevers/gedupeerden, de opdrachtnemer de volgende hieronder vermelde commissie zal worden toebedeeld: 15 % ex.btw van alle gegunde schadevergoedingen van alle gelaedeerden afzonderlijk, incl. voorschotten.
Over eventuele door assuradeur/tegenpartij te verstrekken voorschotten wordt het honorarium van Corpocon Legal direct in rekening gebracht.
Er zijn verder geen bijkomende kosten (voor en/of achteraf) voor de opdrachtgevers (…).
(…)
Artikel 4 Tarief van de diensten: no-cure no-pay basis
4.1
De vergoeding van de Opdrachtnemer is gebaseerd op een fee/commissie van alle eventuele toekomstige vergoedingen/tegemoetkomingen en/of claimtegoeden van 15 % ex btw die opdrachtgevers/slachtoffers krijgen uitgekeerd als mogelijke compensaties/schadeclaims vergoedingen voor toebedeeld leed door de tegenpartij.
(…)
Artikel 5 Facturering en betaling:
5.1.
Opeisbaarheid en verrekening van de overeengekomen 15 % ex. btw fee: zie onder B zal middels storting op het rekeningnummer van CCL plaatsvinden. Na verrekening van de 15% ex. btw percentage fee zal aan gelaedeerden binnen 10 werkdagen na ontvangst van de restschadegelden, deze aan hem gestort worden. Alle eventuele compensatiegelden zullen door schuldplichtig verzekeraar van de tegenpartij worden gestort op het rekeningnummer CCL aldus zal later een verrekening plaatsvinden, met uitzondering van de buitengerechtelijke kantoorkosten (BGK) die geheel toebehoren aan CCL. Deze BGK kosten zullen direct gestort worden op het rekeningnummer van CCL. Opdrachtgever stemt middels ondertekening van deze overeenkomst in met bovenstaande, zonder welk verder voorbehoud dan ook.
3.4.
Op 1 december 2011 hebben (de rechtsvoorganger van) Corpocon en de ouders/verzorgers van [naam] ook een lastgevingsovereenkomst gesloten. Die overeenkomst luidt, voor zover van belang:
“IN AANMERKING NEMENDE:
2. Tussen partijen bestaat een overeenkomst van opdracht, waarbij partij 2 [Corpocon, opm. rechtbank] zich als opdrachtnemer jegens partij 1 [ouders/verzorgers, opm. rechtbank] heeft verbonden om buiten dienstbetrekking werkzaamheden te verrichten die betrekking hebben op belangenbehartiging bij het vaststellen en verhalen van schade ten gevolge van de schietpartij van 09/04/2011 (…) en direct en indirect opgelopen door partij 1. (…) Met verhaal van alle opgelopen schade van partij 1 ( heden bekend en nog onbekende toekomstige schade) op alle aansprakelijke derden.
3. In verband met de werkzaamheden die partij 2 in het kader van de overeenkomst van opdracht zal verrichten, verbindt partij 2 zich als lasthebber jegens partij 1 als lastgever, om voor rekening van de lastgever rechtshandelingen te verrichten. Lastgever en zijn wettelijk voogd stemmen in met de reeds in het contract overeengekomen voorwaarden. Zonder enig voorbehoud.
KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:
4. Partij 2 zal met uitsluiting van de lastgever het recht op het innen van alle schadepenningen en alle voorschotbetalingen op alle schadebedragen uitoefenen. Partij 1 verzoek Lasthebber voornoemde schadegelden op lasthebber zijn zakelijke/derdenrekening te storten. Partij 2 zal de schadeplichtige op zijn verzoek inlichten over deze uitsluiting. Zonder verdere voorbehouden.
(…..)
7. Indien partij 1 de met partij 2 bestaande overeenkomst van opdracht, zoals omschreven in art. 3 van deze overeenkomst, opzegt, dan is daarmee tevens deze lastgevingsovereenkomst opgezegd. In een dergelijk geval zal partij 2 de schadeplichtige berichten”
3.5.
Corpocon heeft de Politie namens diverse slachtoffers van het schietincident, waaronder [naam], aansprakelijk gesteld voor hun schade. In zijn arrest van 20 september 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1409) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de Politie aansprakelijk is voor de (materiële en immateriële) schade die het gevolg is van het vuurwapengebruik door de schutter in het schietincident, welke schade nog in een schadestaat moet worden opgemaakt en te vereffenen volgens de wet.
3.6.
Corpocon heeft voor [naam] de afwikkeling van haar schade geregeld met VSSA. VSSA heeft op 30 september 2020 beslist dat [naam] recht heeft op een totale schadevergoeding van € 87.824,76. Hierop heeft VSSA de aan adviesbureau Engberink en Kluijt (dat Corpocon heeft bijgestaan) betaalde € 1.724,76 en de uitgekeerde voorschotten van in totaal € 15.000,00, in mindering gebracht. Het restant is als slotuitkering van € 71.100,00 aan [naam] betaald.
Buitengerechtelijke kosten
3.7.
Bij een separaat bestuursbesluit van eveneens 30 september 2020 heeft VSSA de vergoeding voor Corpocon aan buitengerechtelijke kosten vastgesteld op € 16.000,00 incl. BTW en ook betaald aan Corpocon.
3.8.
Corpocon heeft op 15 juni 2023 een factuur gestuurd naar VSSA voor € 70.698,31 in verband met werkzaamheden die Corpocon in de periode 1 mei 2011 tot en met 31 december 2021 voor [naam] zou hebben verricht. Het factuurbedrag bestaat uit 45,7 uren voor ‘Backoffice werkzaamheden’ tegen een uurtarief van € 85,00 en 330 uren met de omschrijving ‘urendeclaratie’ tegen een uurtarief van € 200,00. Corpocon heeft verder urenspecificaties met algemene omschrijvingen van de werkzaamheden overgelegd.
3.9.
VSSA heeft de hiervoor bedoelde factuur niet betaald omdat zij meent dat daarvoor geen grond bestaat.

4.Het geschil

4.1.
Corpocon vordert, zakelijk weergegeven, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, VSSA veroordeelt tot betaling binnen zeven dagen na de datum van het vonnis van:
I. € 70.698,31, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 30 juni 2023 tot de dag van volledige betaling;
II. € 1.481,98 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
VSSA voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Corpocon, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na het vonnis.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

5.De beoordeling

Uitleg van de overeenkomst

5.1.
Corpocon vordert betaling van VSSA van een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten (BGK) in de zin van artikel 6:96 lid 2 BW die zij ten behoeve van [naam] heeft gemaakt in verband met haar bijstand in de letselschadezaak van [naam]. Corpocon stelt dat die vergoeding aan haar toekomt omdat zij dat bij het aangaan van de overeenkomst met [naam] heeft afgesproken. Om aan die afspraak uitvoering te geven stelt Corpocon primair dat [naam] de BGK-vordering aan haar heeft gecedeerd zodat zij rechthebbende is en de vordering tegen VSSA kan instellen. Subsidiair meent Corpocon dat zij op grond van de met [naam] gesloten lastgevingsovereenkomst als lasthebber bevoegd is om de BGK voor [naam] te innen en het geïnde op grond van de onderlinge afspraken aan (en voor) zichzelf uit te laten betalen.
5.2.
VSSA betwist niet dat Corpocon (buitengerechtelijke) werkzaamheden voor [naam] heeft verricht, maar wel dat uit de overeenkomst tussen Corpocon en [naam] volgt dat Corpocon gerechtigd is om die vordering (voor zichzelf) te innen. Zij voert daartoe aan dat uit artikel 4.1 van de overeenkomst in verbinding met overweging B volgt dat een vergoeding voor BGK in de no-cure no-pay afspraak is begrepen. Daardoor was er voor [naam] niets te cederen, aldus VSSA. Corpocon heeft daartegen ingebracht dat de no-cure no-pay afspraak alleen ziet op de proceskosten en niet op de in artikel 6:96 lid 2 BW bedoelde BGK. Hiermee is de uitleg van de overeenkomst tussen Corpocon en [naam] een belangrijk twistpunt in het geschil tussen partijen.
5.3.
Bij de uitleg van een overeenkomst gaat het niet alleen om de taalkundige uitleg van de gebruikte bewoordingen. Bij de uitleg komt het aan op hetgeen de contractspartijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen als betekenis mochten toekennen en wat zij op basis daarvan redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de Haviltex-maatstaf). In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die de gebruikte bewoordingen, gelezen in de context van de overeenkomst als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg vaak van groot belang (de objectieve Haviltex-maatstaf).
5.4.
De rechtbank stelt voorop dat VSSA geen partij is bij de uit te leggen overeenkomst (evenmin bij de lastgevingsovereenkomst) en dat VSSA in 2011, toen de overeenkomst tussen Corpocon en [naam] werd gesloten, daarbij ook geen andere rol speelde. VSSA heeft niets bijzonders gesteld over wat de bedoeling van Corpocon en [naam] was bij het aangaan van de overeenkomst. VSSA heeft haar stellingen enkel gebaseerd op de tekst van de schriftelijke overeenkomst. Corpocon heeft die tekst wel in het licht geplaatst van de partijbedoeling. Corpocon heeft toegelicht dat zowel haar bedoeling als die van [naam] was om te regelen dat (i) [naam] juridisch werd bijgestaan in haar letselschadezaak, (ii) zij voor die bijstand niet vooraf hoefde te betalen, (iii) de vooraf op een percentage van de geïncasseerde schadevergoeding vastgestelde vergoeding voor Corpocon pas en alleen zou worden betaald vanuit die vergoeding en (iv) een vergoeding voor BGK zou toekomen aan Corpocon, naast de 15% no-cure no-pay fee.
5.5.
Dat er buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt voorafgaand aan de procedure en na de uitspraak van de Hoge Raad in de zaak van (onder meer) [naam] als slachtoffer (zie 3.5) is aannemelijk en op zich ook niet door VSSA betwist. Die kosten kwalificeren in beginsel als schade van [naam]. Over die kosten (BGK) heeft [naam] afspraken gemaakt met Corpocon die in de overeenkomst zijn vastgelegd. Die vastlegging is mede in het licht van andere bepalingen in de overeenkomst niet zonder meer duidelijk en heeft ertoe geleid dat Corpocon en VSSA in deze procedure twisten over de uitleg ervan.
5.6.
De partijbedoeling met betrekking tot de BGK blijkt naar het oordeel van de rechtbank met name uit artikel 5.1 van de overeenkomst waarin expliciet wordt vermeld dat de BGK “
geheel toebehoren aan CCL.” Dit artikel geeft steun aan de stelling van Corpocon dat het de bedoeling van Corpocon en [naam] was om de BGK buiten de no-cure no-pay afspraak en 15% vergoeding te houden. De rechtbank acht het aannemelijk dat Corpocon en [naam] het destijds zo hebben afgesproken. VSSA heeft dat onvoldoende gemotiveerd weersproken.
5.7.
Corpocon en [naam] hebben tegelijkertijd een lastgevingsovereenkomst gesloten die verwijst naar de overeenkomst van opdracht. Beide overeenkomsten moeten in onderling verband worden gelezen nu zij allebei zien op de dienstverlening van Corpocon aan [naam] in verband met de juridische nasleep van het schietincident. In dat kader moet de vordering die Corpocon jegens VSSA heeft ingesteld, worden beschouwd als een door Corpocon op eigen naam ten behoeve van [naam] ingestelde vordering. Met de hiervoor onder 5.6 gegeven uitleg van de overeenkomst was het kennelijk de bedoeling van Corpocon en [naam] dat de vergoeding van de BGK ten goede zou komen aan Corpocon. Dit betekent dat Corpocon gerechtigd is om op eigen naam deze vergoeding ten behoeve van [naam] te incasseren en op grond van de onderlinge afspraken tussen Corpocon en [naam] aan zichzelf uit te laten betalen om die vergoeding vervolgens te behouden. Daar is geen cessie voor nodig. Of een cessie tot stand is gekomen kan dan ook in het midden blijven.
Dubbele redelijkheidstoets
5.8.
Corpocon vordert € 70.698,31 aan BGK. Op grond van artikel 6:96 lid 2 BW komen de BGK voor vergoeding in aanmerking als ze in redelijkheid zijn gemaakt en de omvang daarvan ook redelijk is (dubbele redelijkheidstoets).
5.9.
In de overeenkomst is een onderscheid gemaakt tussen BGK en de 15% no-cure nopay afspraak (zie hiervoor onder 5.6). Van een dubbel vangen van BGK door Corpocon, zoals door VSSA betoogd, is dan geen sprake. Dit laat onverlet dat het op de weg van Corpocon ligt om het bestaan en de omvang van de gevorderde buitengerechtelijke kosten te stellen en toe te lichten, alsmede dat is voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets.
5.10.
Omdat VSSA de verschuldigdheid en omvang van de gevorderde buitengerechtelijke kosten gemotiveerd heeft betwist, is het aan Corpocon om hierop in te gaan en nader toe te lichten en te onderbouwen dat is voldaan aan beide componenten van de dubbele redelijkheidstoets. Naarmate sprake is van een disbalans tussen de hoofdvordering van benadeelde en het daarop vergoede schadebedrag enerzijds en het bedrag van de gevorderde BGK anderzijds, moet meer gesteld en onderbouwd worden om te kunnen concluderen dat het bedrag van de gevorderde BGK redelijk is.
5.11.
In dit geval vordert Corpocon € 70.698,31 aan vergoeding van BGK, terwijl aan [naam] € 87.824,76 is toegekend op haar ingediende claim van (volgens Corpocon) circa € 204.000,00. Die verhouding maakt dat van Corpocon meer mag worden verwacht in het kader van haar stelplicht en de onderbouwing ten aanzien van de redelijkheid. Zeker omdat uit het urenoverzicht van Corpocon volgt dat een groot deel van de werkzaamheden zijn verricht in de periode dat de aansprakelijkheidsprocedure al liep en de proceskosten volgens Corpocon zelf in de 15% (no-cure no-pay) regeling zijn begrepen. Als er volgens Corpocon buiten de kosten voor werkzaamheden ten behoeve van de procedure en de voorbereiding daarvan, ook andere kosten zijn gemaakt, vergt dat van Corpocon een gedegen, verifieerbare toelichting, waarbij het op haar weg ligt om die stelling met de zich volledig in haar domein bevindende informatie en bewijsstukken concreet te maken. Die toelichting moet ten minste duidelijk onderscheid maken tussen BGK en proceskosten en ook duidelijk maken waarom de gevorderde kosten in die periode niet op grond van artikel 241 Rv ‘van kleur zijn verschoten’ naar de wettelijk geregelde proceskosten. Corpocon heeft in dat verband, en in het licht van de gemotiveerde betwisting van de redelijkheid door VSSA, te weinig aangevoerd.
5.12.
Onduidelijk is gebleven of in het geclaimde factuurbedrag, gezien het voorgaande, niet ook proceskosten zijn begrepen (die al via de 15% regeling zijn vergoed), terwijl Corpocon na de conclusie van antwoord voldoende gelegenheid heeft gehad om hierop in te gaan. Zij was overigens al geruime tijd bekend met de belangrijkste bezwaren van VSSA op dit punt, namelijk het gebrek aan inzicht in het voorgaande. Weliswaar heeft Corpocon enkele urenoverzichten overgelegd, maar slechts met algemene omschrijvingen, waartegen VSSA bovendien gemotiveerd verweer gevoerd. Volgens VSSA is er een overlap met een aan [naam] gerichte factuur en beschikt Corpocon naar eigen zeggen niet (meer) over urenspecificaties, wat Corpocon niet heeft bestreden. Verder is onbetwist dat VSSA al € 16.000,00 aan Corpocon heeft betaald voor BGK en is niet duidelijk welke noodzakelijke werkzaamheden Corpocon verder heeft verricht die geen betrekking hadden op de procedure, terwijl een groot aantal van de gevorderde uren juist de periode van de procedure betreft. Voor de noodzaak van 55 in rekening gebrachte uren na de regeling van de schade van [naam] in oktober 2020, heeft Corpocon geen overtuigende verklaring gegeven. Verder betwist VSSA de redelijkheid van het gehanteerde uurtarief van € 200,00 van de dossierbehandelaar en betwist zij zowel de redelijkheid van het uurtarief van € 85,00 voor kantoorkosten als de mogelijkheid om deze naast de uren van de dossierbehandelaar te vorderen. Corpocon heeft er vervolgens geen werk van gemaakt om deze verweren te weerleggen door met een nadere onderbouwing te komen, niet met stukken en ook niet met een concrete toelichting tijdens de mondelinge behandeling. Het bewijsaanbod van Corpocon op dit punt is (ook in het licht van de geboden en niet genomen gelegenheid om ter zitting concreet en gemotiveerd te reageren op de stellingen van VSSA) daarom te algemeen, onvoldoende ter zake dienend en voor zover het betreft het aanbod om nadere urenspecificaties in het geding te brengen, te laat gedaan. Van Corpocon had op dit punt eerder en meer concretisering verwacht mogen worden. Nadere bewijsvoering is daarom niet aan de orde.
5.13.
De conclusie is dat, hoewel Corpocon op zichzelf recht heeft op een redelijke vergoeding voor BGK, haar vordering de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaat. Dit betekent dat de vordering tot vergoeding van BGK, in aanvulling op de al toegekende en betaalde vergoeding van € 16.000,00, wordt afgewezen. De nevenvorderingen delen dat lot.
Proceskosten
5.14.
Corpocon wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van VSSA worden begroot op:
  • Griffierecht € 2.889,00
  • Advocaatkosten € 2.428,00 (2 punten × tarief IV van € 1.214,00)
  • Nakosten
Totaal € 5.495,00
5.15.
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard en vermeerderd met de gevorderde rente, omdat de daartoe strekkende vorderingen op de wet zijn gegrond en er geen verweer tegen is gevoerd.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt Corpocon in de proceskosten van VSSA, tot op heden begroot op
€ 5.495,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente en met € 92,00 plus de kosten van betekening als Corpocon niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts, mr. R.J.A.M. Cooijmans en mr. E.J. van der Poel en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.
3268/169/1694/3455