ECLI:NL:RBROT:2025:12108

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 september 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/704399 / JE RK 25-1601
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling voor een kortere duur dan verzocht vanwege ontbreken relevante en actuele informatie

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 22 september 2025, wordt de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengd voor een kortere duur dan verzocht. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor een jaar, maar de kinderrechter oordeelt dat er onvoldoende relevante en actuele informatie beschikbaar is om dit verzoek in te willigen. De ouders van de minderjarige, de moeder en de vader, hebben verschillende opvattingen over de situatie van de minderjarige, wat leidt tot zorgen over haar welzijn. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige ondertoezichtstelling tot 27 september 2025 loopt en dat er geen ruimte is om het verzoek voor die datum opnieuw te behandelen. Daarom is besloten om de ondertoezichtstelling voor een kortere periode van drie maanden te verlengen, tot 27 december 2025. De kinderrechter heeft ook verzocht om aanvullende informatie van de GI en om een tolk voor de vader aan te vragen voor de volgende zitting, die gepland staat op 15 december 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/704399 / JE RK 25-1601
Datum uitspraak: 22 september 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Krol, kantoorhoudende in Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, ingeschreven in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 31 juli 2025, ontvangen op 1 augustus 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [naam 1] .
Aangezien de vader de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Portugese taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam 2] , tolk in de Portugese taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
Bij beschikking van 27 september 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 27 september 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI handhaaft het verzoek. De GI erkent dat de inhoud van het verzoekschrift onvoldoende omvattend is. Zij licht ter zitting het volgende toe. De zorgen over [minderjarige] zijn gelegen in de dynamiek tussen zowel de ouders als de vader en ex-partner van de moeder. De relatie tussen de ouders is wisselend en zij maken elkaar over en weer verwijten. De zorgen overstijgen de mogelijkheden van het vrijwillige kader. In het kader van de ondertoezichtstelling is geprobeerd om hulp in te zetten, zoals SPAM (specialistische ambulante hulpverlening), maar dit is nog niet van de grond gekomen.

4.Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd tegen het verzoek. Het verzoek is onvoldoende gemotiveerd. De doelen van de ondertoezichtstelling zijn niet geëvalueerd en het plan voor het komende jaar is niet omschreven. Daar komt bij dat er in het kader van de ondertoezichtstelling het afgelopen jaar nauwelijks tot niets is gebeurd. De moeder had hulp vanuit het wijkteam, maar dit moest stoppen. De GI heeft daarna geen andere hulp ingezet, terwijl dat haar taak is. De moeder is in staat om zelfstandig hulp te zoeken en zij staat daarvoor open, indien dat nodig is. Het gaat goed met [minderjarige] . [minderjarige] is een vrolijk meisje en vanuit het consultatiebureau en de kinderopvang worden geen zorgen geuit. De moeder heeft de relatie met de vader verbroken om rust in de thuissituatie van [minderjarige] te brengen. De ouders zijn in staat om in het belang van [minderjarige] te communiceren en afspraken te maken. [minderjarige] heeft contact met de vader en de moeder staat daar achter. De moeder is bereid om via het wijkteam structureel omgang van [minderjarige] met de vader te organiseren op een veilige plek. Een ondertoezichtstelling is niet noodzakelijk. De moeder verzoekt de verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen dan wel een verlenging voor een kortere duur toe te wijzen dan is verzocht.

5.Het standpunt van de vader

De vader stemt in met het verzoek. De thuissituatie van [minderjarige] bij de moeder is onrustig. De moeder organiseert barbecues en daar wordt veel gedronken. De moeder laat bovendien haar ex-partner, de vader van de andere kinderen van de moeder, in haar huis verblijven. De vader vertrouwt deze ex-partner niet bij [minderjarige] . Deze ex-partner beledigt de vader en heeft hem bedreigd met een mes. Daarnaast dreigt de moeder het contact van de vader met [minderjarige] te ontzeggen. Het is belangrijk dat er een jeugdbeschermer betrokken is die ervoor zorgt dat de vader contact kan houden met [minderjarige] .

6.De beoordeling

6.1.
In de beschikking van 27 september 2024 is overwogen dat [minderjarige] een onrustige en onveilige opvoedsituatie kent. [minderjarige] is belast met de relatieproblematiek van de ouders en de spanningen tussen de vader en de ex-partner van de moeder. Het is daarom noodzakelijk (geweest) dat een jeugdbeschermer betrokken raakt om de benodigde hulpverlening voor de ouders en [minderjarige] in te zetten. [minderjarige] is daarom onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar.
6.2.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen door de GI ter zitting naar voren is gebracht blijkt onvoldoende wat er het afgelopen jaar in het kader van de ondertoezichtstelling is bewerkstelligd, maar ook ontbreekt informatie over hoe het nu gaat met [minderjarige] in de thuissituatie bij de moeder en wat de doelen zouden zijn bij een verlenging van de ondertoezichtstelling. Daarnaast stelt de moeder dat het goed gaat met [minderjarige] en dat zij afspraken kan maken met de vader, terwijl de vader zich op dit moment grote zorgen maakt over [minderjarige] , haar thuissituatie en zijn contact met de moeder. Daaruit blijkt voldoende dat de ouders van mening verschillen over de feitelijke situatie.
6.3.
Op grond van het vorenstaande stelt de kinderrechter vast dat enerzijds veel relevante en actuele informatie ontbreekt, maar dat anderzijds ook ter zitting is gebleken dat de ouders niet op een lijn lijken te zitten. De kinderrechter wenst nader geïnformeerd te worden over de (thuis)situatie van en zorgen over zowel [minderjarige] als de beide ouders en de (behaalde) doelen van de ondertoezichtstelling om te kunnen beoordelen of een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van jaar noodzakelijk is. De huidige ondertoezichtstelling loopt tot 27 september 2025. De kinderrechter ziet in haar zittingsrooster geen ruimte om het verzoek vóór het einde van de ondertoezichtstelling opnieuw te behandelen. De kinderrechter is gelet daarop en gelet op de zorgen van de GI in combinatie met de uiteenlopende stellingen van de ouders van oordeel dat een korte verlenging van de ondertoezichtstelling, te weten voor de duur van drie maanden, voor nu noodzakelijk is. Op basis van de beschikbare informatie concludeert de kinderrechter dat vooralsnog aan de gronden voor een verlenging van deze maatregel lijkt te zijn voldaan. Het resterende deel van het verzoek wordt aangehouden tot de hierna vermelde zittingsdatum en tijdstip. De kinderrechter verzoekt de GI al de ontbrekende informatie aan de kinderrechter, de belanghebbenden en mr. Krol te doen toekomen. De kinderrechter verzoekt de GI eveneens om een tolk voor de vader aan te vragen voor de hierna vermelde zitting.
6.4.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 27 december 2025;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
7.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en roept de GI, de moeder en haar advocaat en de vader op te verschijnen tijdens de zitting van mr. A. Verweij, van de rechtbank Rotterdam,
op 15 december 2025 om 14:45 uur, in het gerechtsgebouw aanhet Wilhelminaplein 100/125 te Rotterdamteneinde nader op het verzoek te worden gehoord;
7.4.
bepaalt dat deze beschikking geldt als oproep voor de zitting;
verzoekt de GI
uiterlijk twee wekenvoor de genoemde datum de kinderrechter, met afschrift aan de belanghebbenden en de advocaat van de moeder, de verzochte informatie te doen toekomen en voor voornoemde zitting een tolk voor de vader aan te vragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Verweij, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2025, in aanwezigheid van mr. V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 3 oktober 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.