ECLI:NL:RBROT:2025:12100

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
10-306641-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor drugsfeiten en veroordeling voor witwassen van 21.055 euro

Op 16 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die in december 2020 in Gouda werd aangehouden. De verdachte werd beschuldigd van het bezit van grote hoeveelheden verdovende middelen en witwassen van een geldbedrag van € 21.055,-. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 1 en 2, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. Echter, de rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De verdachte werd aangetroffen in een pand waar verdovende middelen aanwezig waren en had een aanzienlijk geldbedrag bij zich, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. De rechtbank oordeelde dat het geldbedrag vermoedelijk afkomstig was uit een misdrijf, wat leidde tot de veroordeling voor witwassen. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 16 dagen, gelijk aan de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werd het in beslag genomen geldbedrag verbeurd verklaard. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, maar ook met het tijdsverloop sinds de aanhouding van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-306641-20
Datum uitspraak: 16 september 2025
Verstek
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet gemachtigd raadsman mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 23 dagen met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feiten 1 en 2
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 3
De verdachte is op 1 december 2020 door de politie aangehouden in een pand in Gouda waar grote hoeveelheden verdovende middelen werden aangetroffen en een kamer was ingericht als versnijdingsruimte.
De verdachte bevond zich op het moment van aanhouden in de woonkamer en had een bedrag van € 21.055,- aan contant geld bij zich. Dit geldbedrag zat in zijn jas in twee met krimpfolie omwikkelde pakketten.
Het feit dat de verdachte een dergelijk (ongebruikelijk groot) contant geldbedrag bij zich droeg, dat de pakketten geheel in folie waren gehuld en in het bijzonder het feit dat de verdachte, een Fransman, met een groep mensen in een drugspand is aangetroffen, maakt dat ten aanzien van het aangetroffen geldbedrag sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Dit betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van het geld.
De verdachte heeft verklaard dat het geld van ene [naam] is en dat hij het even in bewaring had gekregen toen [naam] in de stad eten ging halen.
Deze verklaring van de verdachte wordt niet ondersteund door andere verklaringen of bevindingen in het dossier, is weinig concreet en ook niet verifieerbaar. Dat betekent dat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat het ten laste gelegde geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 21.055,-.
4.3.
Bewezenverklaring feit 3
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks1 december 2020, te Gouda,
althans in Nederland,
van een voorwerp, te weteneen geldbedrag van 21.055 euro,
althans een hoeveelheid geld,
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dit voorwerp was, en/of
- dit voorwerp heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,terwijl hij wist
dan wel redelijkerwijs moest vermoedendat dit voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit 3 levert op:
Witwassen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is strafbaar.

7.Motivering straf

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen door het voorhanden hebben van een groot geldbedrag (€ 21.055,-), waarvan hij wist dat het afkomstig was uit een misdrijf. De verdachte heeft met het witwassen inbreuk gemaakt op de integriteit van het financiële en economische verkeer. Witwassen betreft een misdrijf dat onlosmakelijk is verbonden met zeer ernstige vormen van (georganiseerde) criminaliteit, zoals drugshandel. De verdachte heeft zich hierbij enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin en zich niet bekommerd om de kwalijke gevolgen van zijn handelen voor de samenleving. De rechtbank neemt de verdachte dit kwalijk.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De verdachte is woonachtig in Frankrijk en was niet op de zitting aanwezig. Over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is niet meer bekend dan hetgeen hij na zijn aanhouding in december 2020 heeft verklaard, zodat de rechtbank daar bij de oplegging van de straf geen rekening mee kan houden.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op richtlijnen voor strafoplegging en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Daarnaast is rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak. De verdachte is in december 2020 aangehouden en na twee weken weer in vrijheid gesteld.
Nu de zaak pas in september 2025 inhoudelijk wordt behandeld, zal de rechtbank, zoals ook door de officier van justitie is gevorderd, geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft gezeten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hierna te bespreken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag (€ 21.055,-) verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
Het bij de verdachte in beslag genomen geldbedrag zal worden verbeurd verklaard omdat het bewezen verklaarde feit met betrekking tot dit voorwerp is begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 3: een geldbedrag van € 21.055,-.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. A. Boer en L. den Teuling, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 1 december 2020 te Gouda in de woning [adres]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 5603 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 50 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 1 december 2020 te Gouda in de woning [adres]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen een (grote) hoeveelheid paracetamol en/of boorzuur, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 1 december 2020, te Gouda, althans in Nederland,
van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 21.055 euro, althans een hoeveelheid geld,
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dit voorwerp was, en/of
- dit voorwerp heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat dit voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
(art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)