ECLI:NL:RBROT:2025:12099

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
10-181659-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere vernielingen en oplegging ISD maatregel

Op 30 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1985 en zonder vaste woon- of verblijfplaats. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De officier van justitie, mr. J.T. Lindhout, eiste bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en veroordeling tot een ISD-maatregel van twee jaar. De verdachte ontkende de feiten te hebben gepleegd en stelde dat het bewijs onvoldoende was. De rechtbank oordeelde echter op basis van camerabeelden en aangiftes dat de verdachte verantwoordelijk was voor de vernielingen van een scooter en een ruit. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk deze goederen had vernield. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten en dat hij strafbaar was. Gezien de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een strafblad en psychiatrische problematiek, werd de ISD-maatregel opgelegd. De rechtbank achtte deze maatregel noodzakelijk om de recidive te voorkomen en de verdachte te stabiliseren en te behandelen. De beslissing werd genomen op basis van de artikelen 38m, 38n, 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-181659-25
Datum uitspraak: 30 september 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
[penitentiaire inrichting] ,
raadsvrouw mr. S.C. Peeters, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.T. Lindhout heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna ook: ISD) voor de duur van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent dat hij de feiten heeft gepleegd. Het bewijs in het dossier is te mager om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te kunnen komen. Er zijn geen getuigen en ook op de camerabeelden is niet te zien dat de verdachte de feiten pleegt. Een alternatief scenario kan niet worden uitgesloten. De verdachte dient van beide feiten te worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank komt op basis van de aangiftes van de vader van de verdachte en de uitgekeken camerabeelden tot bewezenverklaring van beide feiten.
Feit 1 – Vernieling van de scooter
Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte naar de scooter van zijn ouders loopt, erachter gaat staan en schichtig om zich heen kijkt. Op dat moment haperen de beelden wegens een storing in het camerasysteem. Vervolgens is te zien dat de verdachte vier seconden later wegloopt en dat de scooter dan op de grond ligt. De daadwerkelijke vernieling van de scooter is op de camerabeelden dus niet te zien, maar gelet op de korte tijdspanne van de storing en het feit dat op de beelden geen andere personen te zien zijn, concludeert de rechtbank dat het niet anders kan dan dat de verdachte die vernieling heeft gepleegd.
Feit 2 – Vernieling van de ruit
Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte enkele minuten voor de vernieling van de ruit het appartementencomplex waar zijn ouders wonen betreedt, en minder dan twee minuten na de genoemde vernieling dat appartementencomplex weer verlaat. De verdachte, die een contact- en locatieverbod opgelegd heeft gekregen vanwege eerdere bedreigingen en vernielingen aan het adres van zijn ouders, heeft geen verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid daar. Ook ten aanzien van dit feit concludeert de rechtbank dat het niet anders kan dan dat het de verdachte is die deze vernieling heeft gepleegd.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen zijn de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op
of omstreeks27 mei 2025 te Schiedam,
althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een scooter (merk/type Peugeot Kisbee [kenteken] ),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan een ander, te weten aan [persoon A] toebehoorde, heeft vernield
, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2
hij op
of omstreeks2 juni 2025 te Schiedam,
althans in Nederland,opzettelijk en wederrechtelijk een ruit,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan een ander, te weten aan [persoon A] toebehoorde, heeft vernield
, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft de ruit van de woning van zijn ouders vernield door er een fles tegenaan te gooien. Achter de ruit bevond zich de slaapkamer van zijn zusje, dat op dat moment gelukkig niet aanwezig was.
Ook heeft de verdachte de scooter van zijn ouders vernield.
Dit zijn nare en vervelende feiten, die ook financieel nadeel veroorzaken.
De verdachte is boos op zijn ouders en zij gaan al langere tijd gebukt onder een reeks van bedreigingen en vernielingen gepleegd door de verdachte. Zowel fysiek als mentaal is dit heel zwaar voor hen. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclasseringheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 september 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte staat bekend als stelselmatige dader, is dakloos en zonder dagbesteding en inkomen. Daarnaast is er sprake van ernstige psychiatrische- en middelenproblematiek en het mijden van zorg. De afgelopen jaren kreeg de reclassering geen contact met hem, reden waarom het risico op recidive en onttrekking aan voorwaarden als hoog wordt inschat.
Gezien het voorgaande acht de reclassering oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel geïndiceerd. De verdachte kan in detentie (in het PPC en/of de ISD-afdeling) worden gestabiliseerd en gediagnosticeerd en op basis van de diagnose toegeleid worden naar een passende klinische behandeling.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Aan de wettelijke eisen voor oplegging van de ISD-maatregel is voldaan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is, zoals blijkt uit het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 september 2025, in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Gelet op het door de reclassering geschatte hoge recidiverisico moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd.
De verdediging heeft aangevoerd dat oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel niet passend is. De verdachte is niet bereid om eraan mee te werken en het is een langdurige maatregel die niet in verhouding staat tot de ernst van de tenlastegelegde feiten. De dreiging van het opleggen van deze maatregel maakt dat de verdachte sterk gemotiveerd is weer structuur in zijn leven te brengen, aldus de verdediging.
De rechtbank onderschrijft echter de conclusie van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel aangewezen is. Gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank niet dat de verdachte op eigen kracht zijn leven weer op de rit kan krijgen, zoals hij op de zitting heeft gezegd. Ook worden er geen mogelijkheden gezien om met voorwaarden en/of toezicht het hoge recidiverisico te beperken. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen.
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de maatregel er mede toe strekt de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen. De veiligheid van personen en goederen vereist dat aan de verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd. Nu het plegen van strafbare feiten bij de verdachte samenhangt met zijn persoonlijkheids- en middelenproblematiek, strekt de maatregel er mede toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van deze problematiek.
Gelet op het huidige gebrek aan inzicht in de problematiek van de verdachte en het gegeven dat eerdere interventies niet zijn geslaagd, kan alleen het gedwongen kader van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voldoende druk op de verdachte uitoefenen om mee te werken aan een diagnostisch onderzoek naar zijn persoonlijkheid en middelengebruik en de eventuele mogelijkheden voor behandeling en begeleiding.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n, 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en L. den Teuling, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 27 mei 2025 te Schiedam, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een scooter (merk/type Peugeot Kisbee [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [persoon A] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 2 juni 2025 te Schiedam, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [persoon A] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)