Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- mevrouw [persoon A] , werkzaam bij IJsselgemeenten (hierna te noemen schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot een gedwongen schuldregeling van verzoekster, die in financiële problemen verkeert. Verzoekster heeft een verzoek ingediend op basis van artikel 287a lid 1 van de Faillissementswet, waarin zij een schuldregeling heeft aangeboden aan haar schuldeisers, waaronder Defam B.V. Defam heeft echter geweigerd in te stemmen met de aangeboden regeling, wat heeft geleid tot deze procedure.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster niet voldoende heeft onderbouwd waarom haar aanbod aan de schuldeisers acceptabel zou zijn. Tijdens de zitting is gebleken dat verzoekster een erfenis heeft ontvangen van naar schatting € 20.000 tot € 40.000, maar deze heeft zij niet aangewend om haar schulden te voldoen. In plaats daarvan heeft zij verklaard dat zij het geld grotendeels heeft vergokt en een deel heeft besteed aan een nieuw interieur. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verzoekster niet aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan, aangezien zij niet actief heeft gesolliciteerd naar een fulltime baan of aanvullende uren.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van Defam, die een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast vertegenwoordigt, zwaarder wegen dan die van verzoekster. Het verzoek om Defam te bevelen in te stemmen met de schuldregeling is dan ook afgewezen. De rechtbank zal in een aparte beslissing oordelen over het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.