ECLI:NL:RBROT:2025:12080

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
FT RK 25/751 en FT RK 25/752
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling met meerdere schuldeisers

Op 24 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoeker die een schuldregeling heeft aangeboden aan zijn schuldeisers. De verzoeker, die onder beschermingsbewind staat, heeft op 9 mei 2025 een verzoek ingediend om een viertal schuldeisers te dwingen in te stemmen met zijn aangeboden regeling. De schuldeisers, waaronder Rhein Ruhr, Dierentehuis Nieuwe Waterweg, Woonplus en Oxxio, hebben in verschillende fases gereageerd op het aanbod. Negen van de tien schuldeisers stemden in met de regeling, maar Woonplus weigerde. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de aangeboden regeling het uiterste is wat de verzoeker kan bieden, gezien zijn financiële situatie en het feit dat hij momenteel een Ziektewetuitkering ontvangt. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de verzoeker en de andere schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wegen dan die van Woonplus. Daarom heeft de rechtbank Woonplus bevolen in te stemmen met de schuldregeling en de kosten van de procedure aan Woonplus opgelegd. De rechtbank heeft ook bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en heeft het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp) afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] – [nummer 2]
uitspraakdatum: 24 september 2025
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 9 mei 2025, tezamen met een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp), een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een viertal schuldeisers, te weten:
  • Rhein Ruhr, in behandeling bij ACCS (hierna: Rhein Ruhr);
  • Stichting Dierentehuis Nieuwe Waterweg (hierna: Dierentehuis Nieuwe Waterweg);
  • Woonplus, in behandeling bij Agin Timmermans (hierna: Woonplus);
  • Oxxio Nederland B.V., in behandeling bij EDR Incasso (hierna: Oxxio),
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Rhein Ruhr heeft op voorafgaand aan de zitting bij e-mailbericht van op 11 augustus 2025 aan de rechtbank laten weten dat zij schuldhulpverlening reeds op 14 april 2025 hebben meegedeeld alsnog in te stemmen met de aangeboden regeling;
Dierentehuis Nieuwe Waterweg heeft voorafgaand aan de zitting bij e-mailbericht van
18 augustus 2025 aan schuldhulpverlening laten weten alsnog in te stemmen met de aangeboden regeling.
Oxxio heeft voorafgaand aan de zitting bij e-mailbericht van 5 september 2025 aan schuldhulpverlening laten weten alsnog in te stemmen met de aangeboden regeling.
Woonplus heeft voorafgaand aan de zitting op 29 augustus 2025 een verweerschrift aan de rechtbank toegezonden. In dit verweerschrift is meegedeeld dat Woonplus er voor kiest om schriftelijk te reageren in plaats van persoonlijk te verschijnen.
Ter zitting van 16 september 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer [persoon A] , werkzaam bij Stroomopwaarts (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw L. Ortela, werkzaam bij Restart Financieel Beheer en Beschermingsbewind (hierna: beschermingsbewindvoerder).
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift drie preferente schuldeisers en acht concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 29.568,69 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 17 februari 2025 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 17,28% aan de preferente schuldeisers en 8,64% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn WIA-uitkering. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat verzoeker inmiddels door het UWV in staat wordt geacht om 65% van zijn verdiencapaciteit te generen. Verzoeker is het niet eens met de beslissing van het UWV en heeft bezwaar aangetekend tegen de beëindiging van de WIA-uitkering. De behandeling van het bezwaar is nog niet afgerond. Verzoeker heeft na de beschikking van het UWV enige tijd een WW-uitkering ontvangen. Verzoeker ontvangt op dit moment een Ziektewetuitkering. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat de verschillende inkomstenbronnen van verzoeker geen invloed hebben gehad op de afloscapaciteit. De afloscapaciteit op basis van alle berekeningen van het vrij te laten bedrag (vtlb) is nihil. Verzoeker staat sinds 30 maart 2023 onder beschermingsbewind. Het aanbod dat is gedaan aan de schuldeisers bestaat volledig uit het tijdens het beschermingsbewind voor aanvang van de minnelijke regeling gespaarde bedrag. De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat het beschermingsbewind goed loopt. De financiële situatie van verzoeker is stabiel.
Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan.
Negen schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Woonplus stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 1.726,97 op verzoeker, welke 5,84% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In haar verweerschrift heeft Woonplus zich op het standpunt gesteld dat zij zich in alle redelijkheid tot weigering van het aanbod is gekomen en dat om die reden het verzoek moet worden afgewezen. Woonplus stelt dat het verzoekschrift slechts een standaarddocument is en niets om het lijf heeft en geen enkele motivatie omvat. Woonplus heeft een betalingsregeling met verzoeker getroffen en wenst deze te continueren totdat de vordering in zijn geheel is voldaan.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Woonplus bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Woonplus in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Woonplus een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 5,84%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk negen van de tien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Stroomopwaarts. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd, met onder meer geactualiseerde vtlb-berekeningen (conform de richtlijnen van Bureau Wsnp) en stukken over toekenning van de Ziektewetuitkering.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker niet beschikt over betaald werk. Hij ontvangt op dit moment een Ziektewetuitkering. Verzoeker heeft bezwaar aangetekend tegen de beslissing van het UWV tegen beëindiging van de WIA-uitkering. Voldoende aannemelijk is geworden dat verzoeker niet volledig inzetbaar is voor arbeid en daardoor de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat leidt tot afloscapaciteit boven het vtlb. De verwachting is daarom ook niet dat de afloscapaciteit van verzoeker tijdens de looptijd van het minnelijk traject of een eventuele Wsnp-regeling zou kunnen toenemen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat een Wsnp-regeling zou moeten ingaan per november 2024, omdat sindsdien aan de relevante verplichtingen is voldaan.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de Wsnp op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke Wsnp zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de Wsnp. Dat betekent dat toepassing van de Wsnp de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de Wsnp wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Woonplus, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Woonplus te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Woonplus zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de Wsnp zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Woonplus om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Woonplus in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de Wsnp af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 24 september 2025. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.