ECLI:NL:RBROT:2025:12060

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
ROT 25/231
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag voor de jaren 2012 en 2016

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 17 oktober 2025, wordt de afwijzing van de Dienst Toeslagen voor de aanvraag om compensatie op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) voor de jaren 2012 en 2016 beoordeeld. Eiseres, die een aanvraag had ingediend, kreeg te horen dat er geen aanknopingspunten waren voor een aanvraag van kinderopvangtoeslag in die jaren. De rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen onvoldoende heeft onderbouwd waarom de aanvraag is afgewezen. De rechtbank stelt vast dat de Dienst Toeslagen niet voldoende heeft toegelicht in welke systemen is gezocht en welke resultaten zijn aangetroffen. Hierdoor is het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. De rechtbank geeft de Dienst Toeslagen de gelegenheid om de gebreken te herstellen en moet binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak de nodige informatie aanleveren. Eiseres heeft in het verleden meerdere keren geprobeerd om een aanvraag in te dienen, maar ontving geen reactie. De rechtbank benadrukt dat de bewijslast in principe bij de aanvrager ligt, maar dat de Dienst Toeslagen ook verantwoordelijk is voor een zorgvuldige behandeling van de aanvraag. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/231
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer als bedoeld in artikel 8:80a van de Algemene wet bestuursrecht van 17 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Nieuwstraten),
en

Dienst Toeslagen

(gemachtigden: [naam gemachtigde 1] , [naam gemachtigde 2] ).

Samenvatting

1. Eiseres heeft een aanvraag gedaan om compensatie op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De Dienst Toeslagen heeft de aanvraag afgewezen voor de toeslagjaren 2012 en 2016, omdat uit de systemen van de Dienst Toeslagen niet blijkt dat eiseres in die jaren een aanvraag voor kinderopvangtoeslag heeft ingediend. De rechtbank komt tot het oordeel dat de Dienst Toeslagen die vaststelling onvoldoende heeft onderbouwd en stelt de Dienst Toeslagen in de gelegenheid de gebreken te herstellen.

Procesverloop

2. Met de besluiten van 8 oktober 2021 heeft de Dienst Toeslagen de aanvraag van eiseres om compensatie voor de toeslagjaren 2010, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016 en 2019 op grond van de Wht afgewezen.
2.1.
Met het besluit van 27 juli 2022 heeft de Dienst Toeslagen de aanvraag van eiseres om compensatie voor de toeslagjaren 2007, 2008, 2009, 2011, 2017 en 2018 toegewezen.
2.2.
Met het besluit van 28 november 2024 (het bestreden besluit) heeft de Dienst Toeslagen het bezwaar van eiseres tegen de besluiten van 8 oktober 2021 en het besluit van 27 juli 2022 gegrond verklaard.
2.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.4.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
2.5.
De rechtbank heeft het beroep op 18 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de Dienst Toeslagen.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres heeft vier kinderen, geboren op [geboortedatum 1] 2004, [geboortedatum 2] 2006,
[geboortedatum 3] 2013 en [geboortedatum 4] 2014. Zij heeft kinderopvangtoeslag aangevraagd voor de periode van 2007 tot en met 2011 en de periode van 2017 tot en met 2019. Op
23 oktober 2020 heeft eiseres een aanvraag gedaan om compensatie op grond van de Wht.
3.1.
Met de besluiten van 8 oktober 2021 heeft de Dienst Toeslagen vastgesteld dat niet gebleken is dat in de beoordeling van de kinderopvangtoeslag over de toeslagjaren 2010, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016 en 2019 fouten zijn gemaakt.
3.2.
Met het besluit van 27 juli 2022 heeft de Dienst Toeslagen voor de toeslagjaren 2007, 2008, 2009, 2011, 2017 en 2018 aan eiseres een compensatiebedrag toegekend van
€ 90.695,-.
3.3.
Met het bestreden besluit heeft de Dienst Toeslagen de besluiten van
8 oktober 2021 gehandhaafd. Het besluit van 27 juli 2022 is gegrond verklaard. Het compensatiebedrag van eiseres is daarbij verhoogd naar € 100.249,-.
Heeft de Dienst Toeslagen de aanvraag om compensatie voor de toeslagjaren 2012 en 2016 terecht afgewezen?
4. Eiseres betoogt dat haar aanvraag om compensatie voor de toeslagjaren 2012 en 2016 ten onrechte is afgewezen. Volgens haar heeft de Dienst Toeslagen vooringenomen gehandeld door aan haar over deze jaren geen kinderopvangtoeslag toe te kennen. De Dienst Toeslagen dient daarbij uit te gaan van de aannemelijkheid van het verhaal van de ouder. Eiseres stelt dat zij in 2016 meerdere keren geprobeerd heeft om een aanvraag voor kinderopvangtoeslag in te dienen, maar dat zij daar geen reactie op heeft ontvangen. Daarbij spreekt in haar voordeel dat de kinderopvanginstelling het aantal uren wel in de KOI-viewer heeft geregistreerd. Dat een aanvraag niet in de systemen van de Dienst Toeslagen terug te vinden is, wil volgens eiseres dan ook niet zeggen dat er geen aanvraag geweest is. Voor het jaar 2012 heeft eiseres kinderopvang afgenomen en heeft zij geprobeerd om één keer een aanvraag in te dienen. Eiseres is verder van mening dat de bewijslast niet bij haar, maar bij de Dienst Toeslagen dient te liggen. Zij beschikt niet meer over alle documenten met betrekking tot de kinderopvangtoeslag en verkeert daardoor in bewijsnood.
5. De Dienst Toeslagen heeft zich op het standpunt gesteld dat hij in de systemen geen aanknopingspunten heeft kunnen vinden voor een aanvraag van kinderopvangtoeslag voor de toeslagjaren 2012 en 2016. Voor deze toeslagjaren zijn wel stukken gevonden over andere toeslagen dan de kinderopvangtoeslag. Dit zijn volgens de Dienst Toeslagen geen op de zaak betrekking hebbende stukken, omdat zij niet gaan over de kinderopvangtoeslag.
6. Voor de beoordeling van het beroep is het volgende van belang.
6.1.
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. [1] Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering. [2]
6.2.
De Dienst Toeslagen kent op aanvraag compensatie toe aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag, die schade heeft geleden, doordat ten aanzien van hem voor 23 oktober 2019 bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van de Dienst Toeslagen, of de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang of de op die wetten berustende bepalingen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die voor 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem. [3]
6.3.
Uit wetsgeschiedenis van de Wht volgt dat de bewijslast voor het recht op compensatie formeel bij de aanvrager van de compensatie ligt, maar dat in de praktijk de persoonlijk zaakbehandelaar van de Dienst Toeslagen samen met de aanvrager de informatie verzamelt die nodig is om het recht op compensatie vast te stellen. De persoonlijk zaakbehandelaar zal hiervoor zoeken in de computersystemen van de Dienst Toeslagen, de stukken beoordelen die door de aanvrager zijn aangeleverd en luisteren naar het verhaal van de aanvrager. [4]
6.4.
De informatie op grond waarvan de Dienst Toeslagen heeft vastgesteld of een aanvrager in aanmerking komt voor compensatie, maakt onderdeel uit van de op de zaak betrekking hebbende stukken. De Dienst Toeslagen moet daarbij toelichten welke gegevensbronnen zijn geraadpleegd. Als de beoordeling van de Dienst Toeslagen (mede) rust op de vaststelling dat geen informatie beschikbaar is over de belanghebbende in een geraadpleegde gegevensbron, dan moet de Dienst Toeslagen die vaststelling onderbouwen door bijvoorbeeld met een schermafbeelding van de resultaten van een zoekopdracht, onder vermelding van de gebruikte zoektermen en -parameters. [5]
7. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld dat de Dienst Toeslagen de aanvraag om compensatie voor de toeslagjaren 2012 en 2016 terecht heeft afgewezen. De Dienst Toeslagen heeft onvoldoende toegelicht in welke systemen is gezocht en welke resultaten daarin zijn aangetroffen. Naar de rechtbank begrijpt hebben in deze zaak de zoekopdrachten in bepaalde systemen wel geleid tot resultaten, maar blijkt uit die resultaten volgens de Dienst Toeslagen niet dat eiseres in de toeslagjaren 2012 en 2016 een aanvraag voor kinderopvangtoeslag heeft gedaan. De Dienst Toeslagen moet de conclusies die zij op basis van de zoekopdrachten trekt, onderbouwen, bijvoorbeeld door de aangetroffen resultaten over te leggen. Nu deze stukken in het dossier ontbreken, kan niet worden vastgesteld dat de Dienst Toeslagen de benodigde kennis omtrent de relevante feiten heeft vergaard en berust het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering. In zoverre slaagt de beroepsgrond.

Conclusie en gevolgen

8. Het bestreden besluit is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. [6] De rechtbank ziet aanleiding de Dienst Toeslagen in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. [7] In het kader van de vaststelling dat eiseres geen recht zou hebben op compensatie voor de toeslagjaren 2012 en 2016, moet de Dienst Toeslagen toelichten welke gegevensbronnen zijn geraadpleegd en welke zoekopdrachten zijn uitgevoerd, onder vermelding van de zoektermen en -parameters. Voor zover de Dienst Toeslagen bepaalde conclusies trekt op grond van de resultaten van de zoekopdrachten, moet de Dienst Toeslagen die conclusies onderbouwen, bijvoorbeeld door de resultaten over te leggen.
9. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen de Dienst Toeslagen de gebreken kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak. De Dienst Toeslagen moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen. Als de Dienst Toeslagen gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van de Dienst Toeslagen. In beginsel, ook in de situatie dat de Dienst Toeslagen de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
10. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt de Dienst Toeslagen op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
  • stelt de Dienst Toeslagen in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.A. van der Velden, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 3:46 van de Awb.
3.Artikel 2.1, eerste lid, van de Wht.
5.Rb. Rotterdam 16 april 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:3342, r.o. 7.
6.Artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.
7.Artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb.