ECLI:NL:RBROT:2025:1202

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
C/10/686030 / HA ZA 24-803
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie van overeenkomst als huurovereenkomst faalt; onrechtmatig handelen van Berkman jegens gedaagden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 27 januari 2025, stond de kwalificatie van een overeenkomst tussen Berkman Energie Service B.V. en de gedaagden centraal. Berkman vorderde dat de gedaagden toerekenbaar tekortschoten in hun verplichtingen en onrechtmatig handelden, wat leidde tot schade voor Berkman. De gedaagden, die eigenaar waren van percelen in Alblasserdam, hadden een koopovereenkomst gesloten met een projectontwikkelaar, waarbij zij beloofden dat een relocatie van een tankstation zou plaatsvinden. Berkman, die een groothandel in motorbrandstoffen exploiteert, stelde dat deze overeenkomst een derdenbeding ten behoeve van haar bevatte, wat door de rechtbank werd verworpen. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst niet als huurovereenkomst kon worden gekwalificeerd, omdat het essentiële element van het gebruik van een zaak ontbrak. De rechtbank concludeerde dat Berkman onrechtmatig had gehandeld door te pretenderen huurrechten te hebben en druk uit te oefenen op de gedaagden en de gemeente. De vorderingen van Berkman werden afgewezen, terwijl de gedaagden in reconventie werden erkend in hun vordering dat Berkman onrechtmatig had gehandeld. Berkman werd veroordeeld tot schadevergoeding en het betalen van proceskosten.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/686030 / HA ZA 24-803
Proces-verbaal van mondelinge behandeling, gehouden op 27 januari 2025, met vastgelegd het mondeling vonnis ex artikel 29a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BERKMAN ENERGIE SERVICE B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. B.D. Bos te Rotterdam,
tegen
1.
[gedaagde 1], voor zich en in hoedanigheid van onherroepelijk gevolmachtigde van wijlen [naam 1],
wonende te Alblasserdam,
2.
[gedaagde 2],
wonende te Alblasserdam,
3.
[gedaagde 3],
wonende te Rotterdam,
4.
[gedaagde 4],
wonende te Alblasserdam,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 5],
gevestigd te Alblasserdam,
6.
[gedaagde 6],
wonende te Alblasserdam,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 7],
gevestigd te Ridderkerk,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 8],
gevestigd te Alblasserdam,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. R.M. Mussaeus te Zeist.
Partijen worden hierna genoemd: Berkman, [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 3], [gedaagde 4], [gedaagde 5], [gedaagde 6]. [gedaagde 7] en [gedaagde 8]. Gezamenlijk worden gedaagden als zodanig aangeduid.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ingevolge de oproepingsbrief van 19 november 2024.
Tegenwoordig zijn mr. C. Bouwman, rechter, en mr. J.F. de Heer, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen
  • [naam 2], directeur netwerkontwikkeling van Berkman, gevolmachtigd door Berkman met het oog op de zitting;
  • mr. Bos voornoemd;
  • [naam 3], behorende tot [naam familie], gevolmachtigd door gedaagden met het oog op de zitting;
  • mr. Mussaeus voornoemd;
  • mr. I.M. Kroeze, advocaat van gedaagden.
De rechter gaat over tot de mondelinge behandeling.
Tot de processtukken behoren:
 de dagvaarding van 28 augustus 2024, met producties 1-50;
 de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie, met producties 1-12;
 de brief van 19 november 2024 van de rechtbank, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling;
 de e-mail van 24 december 2024 van de rechtbank, waarbij partijen nader zijn geïnformeerd over de mondelinge behandeling;
 de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte overleggen producties in conventie en in reconventie van 27 januari 2025, met producties 51-60.
Ter zitting zijn door mr. Bos en door mr. Mussaeus spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen.
Deze nadere stukken behoren tot het procesdossier.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank ter zitting mondeling uitspraak gedaan.

1.Het geschil

in conventie

1.1.
Berkman vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • i) te verklaren voor recht dat gedaagden jegens Berkman toerekenbaar tekort zijn geschoten en jegens Berkman onrechtmatig hebben gehandeld en;
  • ii) gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn gekweten, althans ieder voor het deel dat hen aangaat, te veroordelen tot betaling van de door Berkman als gevolg van hun toerekenbare tekortkoming en hun onrechtmatige daad geleden schade nader op te maken bij staat;
met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding.
1.2.
Berkman legt hieraan –samengevat – het volgende ten grondslag.
Gedaagden zijn rechthebbende ten aanzien van een aantal percelen in Alblasserdam aan de Polderstraat. Op die percelen bevindt zich een tankstation. Berkman exploiteert een groothandel in motorbrandstoffen en een aantal tankstations. In een overeenkomst met [gedaagde 7] en [gedaagde 8] van 18 februari 2020 heeft Berkman afspraken gemaakt over onder meer de relocatie van bovengenoemd tankstation. In een koopovereenkomst van 7 december 2021 hebben [gedaagden], met welke naam de gedaagden 1-6 worden aangeduid, hun percelen aan de Polderstraat verkocht aan een projectontwikkelaar, Polderstraat Alblasserdam B.V. (hierna: PA). PA wil woningen (laten) bouwen op de percelen. In deze koopovereenkomst is vastgelegd dat [gedaagden] verklaren en garanderen dat van de gemeente Alblasserdam (hierna: de gemeente) een concrete en bindende toezegging tot relocatie van het tankstation zal worden verkregen, die naar genoegen is van Berkman. Nadat [gedaagden] in conflict waren geraakt met PA, de koper van de percelen, hebben zij ten behoeve van hun eigen belang, de nakoming van de met Berkman gemaakte afspraken en het verkrijgen van een recht van relocatie van het tankstation moedwillig tegengewerkt. Hierdoor heeft Berkman schade geleden.
1.3.
Gedaagden voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van Berkman dan wel tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vorderingen en verzoeken van Berkman dan wel tot ontzegging daarvan aan Berkman, met veroordeling van Berkman bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na het in te dezen te wijzen vonnis tot de dag van de volledige betaling.
in reconventie
1.4.
Gedaagden vorderen in reconventie om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat Berkman onrechtmatig jegens gedaagden heeft gehandeld;
II. Berkman te veroordelen tot betaling van de door gedaagden als gevolg van haar onrechtmatig handelen geleden schade nader op te maken bij staat;
III. Berkman te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, executiekosten daarin begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de dag van de uitspraak.
1.5.
Gedaagden stellen zich op het standpunt dat – kort samengevat en zakelijk weergegeven – Berkman onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld. Berkman maakt bovendien, aldus gedaagden, misbruik van procesrecht door deze procedure in te stellen en beslag te leggen. Berkman is dan ook aansprakelijk voor de schade die gedaagden hierdoor hebben geleden.
1.6.
Berkman voert verweer.
De mondelinge uitspraak:

2.De beoordeling

2.1.
De overeenkomst van 18 februari 2020 met de titel “VASTLEGGING AFSPRAKEN” is gesloten tussen [gedaagde 8], [gedaagde 7] en Berkman (productie 5 bij dagvaarding). De overeenkomst kwalificeert, anders dan Berkman van mening is, niet als huurovereenkomst. Door de vermeende verhuurder wordt immers niet het gebruik van een zaak verschaft. Daarmee ontbreekt een essentieel element van een huurovereenkomst.
2.2.
Uit de stukken is op te maken dat partijen bij de overeenkomst daarmee beoogden om Berkman in contacten met de gemeente een betere (onderhandelings)positie te bieden. Berkman wenste te bewerkstelligen dat zij, althans een aan haar gelieerde rechtspersoon, een voorrangspositie zou verkrijgen met betrekking tot door de gemeente te verlenen medewerking aan de vestiging van onder meer een (modern) nieuw tankstation op een locatie binnen de gemeente.
2.3.
Het is nooit de bedoeling van partijen bij de overeenkomst geweest dat Berkman het zogenaamd door haar gehuurde voormalige bemande tankstation werkelijk zou gaan gebruiken. Het ging erom dat Berkman zich in gesprekken met de gemeente kon profileren alsof zij huurrechten had. Dat was voor haar aantrekkelijk omdat zij wist dat de gemeente woningbouw wenste te laten realiseren op de locatie van het oude bemande tankstation. Omdat het tankstation daar weg moest, zou Berkman
leveragehebben in gesprekken met de gemeente.
2.4.
Berkman wist dat haar contractspartners en de overige gedaagden er groot belang bij hadden dat de woningbouwplannen op en in de buurt van de locatie doorgang zouden kunnen vinden. Niettemin heeft Berkman in een brief van 7 december 2023 aan PA medegedeeld dat zij had besloten om vanaf 1 januari 2024 het tankstation te voorzien van een betaalautomaat, de daarbij passende milieumelding te doen en de pompen te voorzien van haar “Berkman”-
brand. Kennelijk beoogde Berkman om – via PA – gedaagden en de gemeente onder grote druk te zetten in de hoop alsnog de door haar gewenste medewerking van de gemeente aan haar plannen (alsnog) te kunnen afdwingen. Berkman wist op het moment dat zij de brief van 7 december 2023 verzond dat [gedaagde 8] en [gedaagde 7] met het aangaan van de overeenkomst met haar nooit hadden beoogd om haar die bevoegdheid te verlenen. [gedaagde 8] en [gedaagde 7] en de overige gedaagden hadden er immers juist groot belang bij dat de woningplannen doorgang zouden vinden (zie ook productie 26 bij conclusie van antwoord; op 4 december 2023 tussen [gedaagde 2] en Berkman uitgewisselde berichten). Berkman handelde door op 7 december 2023 te pretenderen dat zij het voormalige bemande tankstation als huurster in gebruik zou gaan nemen en door op die onbehoorlijke wijze te trachten de gemeente en gedaagden onder druk te zetten in strijd met de ten opzichte van haar contractpartners in acht te nemen redelijkheid en billijkheid en in strijd met de ten opzichte van gedaagden in acht te nemen maatschappelijke zorgvuldigheid.
2.5.
Naar aanleiding van het tekortschieten van Berkman hebben [gedaagde 8] en [gedaagde 7] de overeenkomst met Berkman buitengerechtelijk ontbonden. De visie van Berkman dat die ontbinding geen rechtsgevolg had omdat een huurovereenkomst (met betrekking tot een gebouwde onroerende zaak) – behoudens in de wet genoemde uitzonderingsgevallen – niet buitengerechtelijke kan worden ontbonden (art. 7:231 lid 1 BW), is onjuist. Tussen enerzijds [gedaagde 8] en [gedaagde 7] en anderzijds Berkman bestond immers geen huurovereenkomst.
2.6.
De visie van Berkman dat zij niet in verzuim verkeerde omdat zij niet in gebreke is gesteld, is evenzeer onjuist. Nakoming was blijvend onmogelijk. De ernstige tekortkoming van Berkman kon niet meer ongedaan worden gemaakt.
2.7.
De visie van Berkman dat zij (ook) rechten zou kunnen ontlenen aan de overeenkomst tussen gedaagden en PA is onjuist. Berkman was geen partij bij die overeenkomst. Evident is dat partijen bij die overeenkomst ook nooit hebben beoogd om daarin een derdenbeding ten gunste van Berkman op te nemen. De strekking van de in die overeenkomst opgenomen bepalingen met betrekking tot het buiten gebruik gestelde bemande tankstation was om voor PA duidelijk te maken dat eventuele rechten en vergunningen in verband met de aanwezigheid van dat tankstation niet aan haar werden overgedragen, alsmede dat PA geen nadeel zou ondervinden van die aanwezigheid omdat gedaagden en Berkman voor relocatie zouden zorgdragen.
2.8.
Berkman is ook nadien druk blijven uitoefenen op gedaagden en op de gemeente, zoals het indienen van een zienswijze die de planologische procedure kon vertragen en het leggen van conservatoir derdenbeslag ten laste van gedaagden. Bij dat alles pretendeerde Berkman ten onrechte huurrechten te hebben ten aanzien van het voormalige bemande tankstation.
2.9.
Ook dat handelen van Berkman is ten opzichte van gedaagden in strijd met wat in het maatschappelijk verkeer betaamt. Berkman heeft ten opzichte van gedaagden een onrechtmatige daad gepleegd. Zij is gehouden de als gevolg daarvan door gedaagden geleden schade te vergoeden. Berkman zal worden veroordeeld tot vergoeding van schade op te maken bij staat. Voldoende aannemelijk is dat gedaagden door het onrechtmatig handelen van Berkman schade hebben geleden. De precieze omvang daarvan kan nu nog niet worden vastgesteld.
2.10.
Hoewel Berkman onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van gedaagden rechtvaardigt dat niet Berkman te veroordelen in de door gedaagden gemaakte werkelijke proceskosten. Voor een dergelijke veroordeling geldt op grond van rechtspraak van de Hoge Raad een hoge drempel. Die is niet overschreden.
2.11.
Berkman zal als de in het ongelijk gestelde partij wel worden veroordeeld in de proceskosten in conventie en in reconventie conform het liquidatietarief, inclusief nakosten en vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de dag waarop het vonnis wordt uitgesproken.
Dat betreft de volgende kosten:
Conventie:
Griffierecht € 688,00
Salaris advocaat 2 punten x tarief II (€ 614,00) € 1.228,00
Reconventie:
Salaris advocaat 2 punten x tarief II (€ 614,00) € 1.228,00
Conventie en reconventie:
Nasalaris € 278,00,
te verhogen met € 92,00 in geval van betekening en de kosten van betekening. Kosten van betekening zijn slechts verschuldigd nadat de veroordeelde partij 14 dagen na aanschrijving de tijd heeft gehad om alsnog in der minne aan de uitspraak te voldoen.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt Berkman in de proceskosten, ten bedrage van € 1.916,00, te betalen binnen veertien dagen na de dag waarop dit vonnis wordt uitgesproken, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de dag waarop dit vonnis wordt uitgesproken tot de dag van de volledige betaling;
in reconventie
3.3.
verklaart voor recht dat Berkman onrechtmatig jegens gedaagden heeft gehandeld;
3.4.
veroordeelt Berkman tot betaling van de door gedaagden als gevolg van haar onrechtmatig handelen geleden schade nader op te maken bij staat;
3.5.
veroordeelt Berkman in de proceskosten, ten bedrage van € 1.228,00, te betalen binnen veertien dagen na de dag waarop dit vonnis wordt uitgesproken, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de dag waarop dit vonnis wordt uitgesproken tot de dag van de volledige betaling;
in conventie en in reconventie
3.6.
veroordeelt Berkman in de nakosten, ten bedrage van € 278,00, te betalen binnen veertien dagen na de dag waarop dit vonnis wordt uitgesproken. Als Berkman niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Berkman € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de dag waarop dit vonnis wordt uitgesproken tot de dag van de volledige betaling;
3.7.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
De mondelinge behandeling wordt gesloten.
Dit vonnis is op 27 januari 2025 gewezen en in het openbaar uitgesproken door mr. C. Bouwman, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.F. de Heer, griffier.
Waarvan proces-verbaal.