ECLI:NL:RBROT:2025:12012

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
ROT 24/6006
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag kinderbijslag met terugwerkende kracht en wijziging aanvrager

Op 15 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (SVB) betreffende een aanvraag om met terugwerkende kracht kinderbijslag te ontvangen en om hoofdaanvrager te worden. Eiser had een aanvraag ingediend om kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) te ontvangen, maar de SVB had in een besluit van 30 januari 2024 bepaald dat hij slechts de helft van de kinderbijslag zou ontvangen, terwijl zijn ex-partner de aanvrager bleef. Na bezwaar van eiser heeft de SVB het besluit herroepen, maar de wijziging van de aanvrager werd niet doorgevoerd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 18 september 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat de SVB op juiste gronden had geweigerd om de aanvrager van de kinderbijslag te wijzigen. De rechtbank legde uit dat de aanvrager van de kinderbijslag als rechthebbende van het kindgebonden budget wordt gezien en dat de SVB alleen van aanvrager kan wisselen met toestemming van de huidige aanvrager, in dit geval de ex-partner van eiser. Aangezien deze toestemming niet was gegeven en er geen uitzonderingssituaties waren die een wijziging rechtvaardigden, werd het verzoek van eiser afgewezen.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, wat betekende dat eiser geen gelijk kreeg en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 15 oktober 2025 en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/6006

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. B.B.A. Willering),
en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, de SVB

(gemachtigde: mr. G.E. Eind).

Procesverloop

1. Eiser heeft een aanvraag ingediend om met terugwerkende kracht kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) te ontvangen en om eveneens met terugwerkende kracht hoofdaanvrager te worden. Met het besluit van 30 januari 2024 (het primaire besluit) heeft de SVB bepaald dat hij vanaf het eerste kwartaal van 2024 de helft van de kinderbijslag krijgt en dat zijn ex-partner aanvrager van de kinderbijslag blijft. Met het bestreden besluit van 11 juni 2024 op het bezwaar van eiser heeft de SVB het primaire besluit in zoverre herroepen dat eiser vanaf het vierde kwartaal van 2023 de helft van de kinderbijslag krijgt.
1.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 18 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de weigering van de SVB om de aanvrager van de kinderbijslag te wijzigen en om de ingangsdatum van de betaling van de helft van de kinderbijslag aan eiser te wijzigen.
3. De SVB heeft op de juiste gronden geweigerd om de aanvrager van de kinderbijslag aan te passen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Belang bij aanpassing aanvrager kinderbijslag
4. In artikel 2, eerste lid, van de Wet op het kindgebonden budget is bepaald dat de ouder aan wie op grond van artikel 18 van de AKW kinderbijslag wordt betaald aanspraak heeft op kindgebonden budget. In het tiende lid is bepaald dat indien aan twee ouders kinderbijslag wordt uitbetaald op basis van het recht op kinderbijslag van één van die ouders, alleen de ouder wiens recht op kinderbijslag wordt uitbetaald, aanspraak heeft op een kindgebonden budget. Hieruit volgt dat het recht op kindgebonden budget is gekoppeld aan het recht op uitbetaling van de kinderbijslag. De aanvrager van de kinderbijslag wordt gezien als rechthebbende van het kindgebonden budget.
Beleid van de SVB
5. In de beleidsregel Kinderbijslagbetaling bij gescheiden huishoudens; echtscheiding en co-ouderschap (SB1096) (de beleidsregel) is bepaald dat, als in een overeenkomst of rechterlijke uitspraak geen verdeling van de kinderbijslag is overeengekomen, de SVB de kinderbijslag waarop één van beide ouders recht heeft in gelijke mate uitbetaalt aan beide ouders. De kinderbijslag waarop de andere ouder recht heeft, betaalt de SVB in dat geval niet uit. De co-ouder wiens recht op kinderbijslag gesplitst wordt uitbetaald, wordt de aanvrager genoemd. De andere co-ouder kan aan de SVB vragen om van aanvrager te wisselen. Hiervoor is toestemming van de huidige aanvrager nodig. Als deze geen toestemming geeft, wisselt de SVB alleen van aanvrager als zich één van de volgende uitzonderingssituaties voordoet:
- Uit een schriftelijke overeenkomst van de co-ouders, een beslissing van de familierechter of de berekening van de kinderalimentatie blijkt dat het de bedoeling is dat de andere co-ouder het kindgebonden budget ontvangt.
- De andere co-ouder heeft aannemelijk gemaakt een financieel voordeel te hebben bij de wisseling van aanvrager, terwijl nergens uit blijkt dat de huidige aanvrager belang heeft bij het zijn van aanvrager. Het financieel voordeel betreft het ontvangen van kindgebonden budget of het extra bedrag aan kinderbijslag voor thuiswonende kinderen die zijn aangewezen op intensieve zorg.
Toepassing beleidsregel op deze situatie
6. Om van aanvrager te wisselen is in principe toestemming van de huidige aanvrager, in dit geval de ex-partner, nodig. Zoals eiser in het beroepschrift heeft bevestigd, geeft zijn ex-partner hiervoor geen toestemming. Ook is niet in geschil dat van de in de beleidsregel genoemde uitzonderingen geen sprake is. Eiser vindt het oneerlijk dat hij geen aanvrager kan worden en hij vindt het onredelijk dat de stem van zijn ex-partner hierin bepalend is. De rechtbank begrijpt waarom en dat eiser dit zo voelt, toch ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om te oordelen dat het beleid van de SVB om die reden buiten toepassing moet worden gelaten. De SVB heeft het verzoek van eiser om aanvrager van de kinderbijslag te worden daarom op goede gronden afgewezen.
De ingangsdatum
7. De beroepsgrond van eiser dat hij met terugwerkende kracht vanaf de geboorte van zijn zoon de helft van de kinderbijslag zou moeten ontvangen, slaagt niet. In de beschikking van 3 juli 2023 van deze rechtbank, team familie, is een zorgregeling vastgesteld. Deze regeling komt erop neer dat eiser en zijn ex-partner hun zoon overwegend in gelijke mate verzorgen en onderhouden. Tussen eiser en zijn ex-partner is niets geregeld over de verdeling van de kinderbijslag. Dit is door eiser niet betwist. In dat geval wordt de kinderbijslag gelijk verdeeld over beide ouders als beide ouders recht hebben op kinderbijslag en ongeveer evenveel bijdragen aan de verzorging. [1]
7.1.
Het recht op kinderbijslag wordt door de SVB vastgesteld op aanvraag. Eiser heeft op 4 september 2023 en 19 september 2023 een aanvraag tot toekenning van (zijn aandeel in de) kinderbijslag gedaan. De SVB heeft de kinderbijslag vanaf het vierde kwartaal van 2023 gesplitst uitbetaald. Nu niet is gesteld of gebleken dat eiser zijn zoon in de periode voorafgaand aan het vierde kwartaal van 2023 alleen of in overwegende mate heeft onderhouden, krijgt eiser over deze periode geen kinderbijslag. Eiser heeft zijn standpunt dat de gedeelde kinderbijslag eerder in zou moeten gaan ook niet nader onderbouwd.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van J.G. Mierop, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 18, zevende lid van de AKW en artikel 10, eerste lid van het Besluit uitvoering kinderbijslag.