ECLI:NL:RBROT:2025:12008

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/707613 / JE RK 25-2017
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking over spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 oktober 2025 een beschikking gegeven over een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2013. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, locatie Dordrecht, gemachtigd om de minderjarige uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Dit besluit is genomen vanwege ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de minderjarige ernstig belemmeren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige suïcidale uitspraken doet, zich terugtrekt en automutilatie vertoont. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de vader lijkt een negatieve invloed te hebben op de minderjarige, wat haar ontwikkeling verder onder druk zet. De kinderrechter heeft de noodzaak van gesloten jeugdhulp onderbouwd door te verwijzen naar de onveiligheid en het gebrek aan begeleiding in de huidige open setting waar de minderjarige verblijft. De kinderrechter heeft de machtiging verleend tot 1 januari 2026, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te beoordelen op een pro forma datum van 1 december 2025. De bijzondere curatoren zijn ontslagen uit hun functie, omdat hun betrokkenheid niet langer nodig werd geacht. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de minderjarige tot rust komt en dat er een serieuze overweging moet zijn voor een eventuele plaatsing bij een andere instelling, zoals Youz, om haar te helpen bij haar ontwikkeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/707613 / JE RK 25-2017
Datum uitspraak: 3 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over een (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, locatie Dordrecht,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2013, hierna te noemen: [minderjarige],
advocaat: mr. J. Oversluizen, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1],
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2],
[naam stiefvader],
hierna te noemen: de stiefvader, wonende in [woonplaats 1],
[curator 1],
hierna te noemen: de bijzondere curator, kantoorhoudende te Rotterdam,
[curator 2],
hierna te noemen: de bijzondere curator, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift van de GI met bijlagen van 30 september 2025, door de rechtbank ontvangen op 30 september 2025;
  • het verweerschrift van de vader met bijlagen van 30 september 2025, door de rechtbank ontvangen op 1 oktober 2025;
  • het bericht met bijlagen van de GI van 2 oktober 2025;
  • het e-mailbericht van de moeder met bijlage van 2 oktober 2025;
  • het bericht van [curator 1], inhoudende het rapport van de bijzondere curatoren van 2 oktober 2025, door de rechtbank ontvangen op diezelfde datum;
  • de e-mailberichten van de vader met bijlagen van 2 oktober 2025 16:37 uur en 20:16 uur.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • namens [minderjarige], haar advocaat;
  • de vader;
  • de moeder;
  • de stiefvader;
  • de bijzondere curator, [curator 2];
- drie vertegenwoordigers van de GI, [naam 1], [naam 2], [naam 3].
1.3.
De bijzondere curator [curator 1] is – hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen – niet verschenen. De bijzondere curator, [curator 2], heeft ter zitting aangegeven dat zij het standpunt namens beide bijzondere curatoren naar voren brengt.
1.4.
[minderjarige] is voorafgaand aan de behandeling, met haar advocaat, gehoord door de kinderrechter. [minderjarige] heeft tijdens dit gesprek aangegeven niet aanwezig te willen zijn bij de mondelinge behandeling. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] verblijft bij [naam instelling].
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 april 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 14 april 2026. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter twee bijzondere curatoren benoemd tot 14 oktober 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 augustus 2025 een trajectmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend, gevolgd door een machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinsgerichte voorziening, met ingang van 8 augustus 2025 tot 20 november 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een spoedmachtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier weken. De GI verzoekt aansluitend een machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 14 april 2026. Op 30 september 2025 heeft de kinderrechter bepaald dat onderhavig verzoek met spoed op zitting dient te worden behandeld..
3.2.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe. [minderjarige] verkeert in een ernstig ontwrichte situatie, waarin haar veiligheid en ontwikkeling dagelijks in het geding zijn. Zij doet suïcidale uitspraken en trekt zich volledig terug. Er is sprake van forse automutilatie en [minderjarige] gaat achteruit op fysiek en sociaal-emotioneel gebied. Bij de open setting van [naam instelling] is er op dit moment onvoldoende begeleiding en ontbreekt structureel toezicht. Er is geen mogelijkheid om haar destructieve patroon te doorbreken. Zij onttrekt zich aan elke vorm van hulp. Het contact tussen [minderjarige] en de vader lijkt een negatieve invloed te hebben op haar gedrag. De vader manifesteert en positioneert zich als haar enige veilige persoon. Dit vergroot de afhankelijkheid en ondermijnt haar autonomie. De vader positioneert zich nadrukkelijk tussen de GI en [minderjarige], waardoor de hulpverlening het handelen onmogelijk gemaakt wordt. De GI merkt op dat vader zich zeer betrokken toont en wil dat het goed gaat met [minderjarige]. De moeder van [minderjarige] wil dit ook, maar is buitenspel gezet en moet toezien hoe [minderjarige] achteruit gaat. [minderjarige] weigert contact met de moeder. Vanuit de vader wordt er geen enkele poging gedaan om een positief beeld van de moeder bij [minderjarige] te stimuleren. De GI heeft de indruk dat [minderjarige] zich in een identiteitsconflict bevindt en dat ze overgegaan is naar een coping strategie, waarbij het zelfbepalende gedrag domineert. Haar wereld wordt kleiner en haar gedrag steeds gevaarlijker. De ouders hebben reeds een intake gehad voor gezinstherapie in Beilen. De verwachting is dat de klinische opname in het voorjaar van 2026 gaat plaatsvinden. In de tussenliggende periode is het noodzakelijk om de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen. Een gesloten setting is op dit moment daartoe het enige alternatief. De komende periode is het van belang om de destructieve relatie met de vader te doorbreken, zodat [minderjarige] tot rust kan komen. Daarnaast is een gesloten setting noodzakelijk om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de benodigde hulp of daaraan onttrokken wordt.

4.De standpunten

4.1.
De vader heeft ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Een gesloten plaatsing gaat [minderjarige] niet helpen. Door de GI worden aannames gepresenteerd als feiten, terwijl dit niet zo is. Sinds de uithuisplaatsing gaat het alleen maar slechter met [minderjarige]. Uit het gehele traject blijkt dat de vader de beschermende factor is. De vader is de enige die kan zorgen voor rust bij [minderjarige]. [minderjarige] heeft nog steeds geen passende hulp. Zij staat open voor hulp en wijst hulp niet af. De tot nu toe ingezette hulp is niet geschikt voor haar. Daarentegen gaat het juist goed met [minderjarige] wanneer zij bij de vader verblijft of met de vader spreekt. De vader geeft aan dat [minderjarige] tot aan de start van de gezinstherapie bij hem kan verblijven.
4.2.
De moeder heeft ter zitting ingestemd met het verzoek van de GI. [minderjarige] heeft rust nodig, zodat zij hulp kan accepteren. Een gesloten plaatsing is daartoe nog de enige mogelijkheid. In de afgelopen jaren heeft de moeder [minderjarige] steeds verder achteruit zien gaan. Het valt de moeder zwaar dat [minderjarige] geen contact met haar wil. Met behulp van de gesloten plaatsing hoopt de moeder dat hier verandering in komt.
4.3.
Namens [minderjarige] wordt tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. [minderjarige] wil bij de vader wonen. Als dit niet mogelijk is, wil [minderjarige] bij Youz geplaatst worden. Youz is een open setting waar gewerkt kan worden aan systeemproblematiek. Beide ouders staan positief tegenover Youz ter overbrugging tot aan de gezinsopname. Het is van belang dat [minderjarige] een dagprogramma krijgt en weer naar school gaat. Een gesloten plaatsing is een verstrekkende maatregel en er zijn minder ingrijpende maatregelen. Namens [minderjarige] wordt dan ook verzocht om het verzoek van de GI af te wijzen.
4.4.
De bijzondere curator heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. Gezien wordt dat de vader en [minderjarige] een hechte band hebben met elkaar en dat [minderjarige] tot rust komt bij de vader. Het zou waardevol zijn als de vader zijn invloed gebruikt om [minderjarige] te helpen met dingen die zij lastig vindt, zoals het contact met de moeder. De vader onderkent de noodzaak hiervoor echter niet. [minderjarige] krijgt hierdoor niet de kans om een ander beeld over de moeder te creëren. Vanuit de geplande gezinsopname in Beilen wordt aangegeven dat er contact tussen [minderjarige] en de moeder moet zijn om een opname te laten slagen. Een gesloten setting kan bijdragen aan een vorm van contactherstel en kan ervoor zorgen dat [minderjarige] afstand neemt van haar vaste narratief en zich een ander beeld vormt.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1] De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen op zitting is besproken is gebleken dat gesloten jeugdhulp noodzakelijk is, omdat [minderjarige] ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen heeft die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. Er is bij [minderjarige] sprake van een gespleten loyaliteit richting de ouders en de vader schermt [minderjarige] af van ieder contact met de buitenwereld. [minderjarige] vertoont ernstig zelfdestructief gedrag. Op de huidige groep bij [naam instelling] lukt het onvoldoende om [minderjarige] de juiste hulp te laten aanvaarden. Daarnaast is gebleken dat [naam instelling] niet de nodige veiligheid kan bieden aan [minderjarige]. Er is onvoldoende toezicht binnen de open setting en bij [minderjarige] is sprake van forse automutilatie. Gelet op alle aanwezige zorgen is de kinderrechter van oordeel dat, hoe triest deze constatering ook is voor een meisje van pas twaalf jaar oud, op dit moment alleen in een gesloten setting deze veiligheid geboden kan worden. De kinderrechter acht de verlening van de gesloten machtiging dan ook noodzakelijk in het belang van [minderjarige].
Het is belangrijk dat [minderjarige] tot rust komt en zich niet onttrekt aan de hulp die zij nodig heeft. Vanuit de gesloten plaatsing moet bezien worden wat [minderjarige] precies nodig heeft. De kinderrechter benadrukt dat het tevens van belang is dat een eventuele plaatsing bij Youz serieus onderzocht moet worden, waarbij dan met de vader afspraken gemaakt zouden moeten worden over het beperken van het online contact tussen hem en [minderjarige] bij een plaatsing bij Youz. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat door een korte gesloten plaatsing [minderjarige] loskomt van de invloeden vanuit de vader, zoals dit ook bij de eerdere gezinshuisplaatsing gebeurde, waardoor zij weer naar school kan gaan en omgang kan hebben met haar leeftijdsgenoten. De kinderrechter benadrukt dat het voor een geslaagde gezinsopname cruciaal is dat [minderjarige] de vrijheid gaat voelen om met de beide ouders onbelast contact te kunnen hebben. De kinderrechter ziet twee ouders die het beste willen voor [minderjarige]. Om de gezinsopname te laten slagen, is het van belang dat de ouders stoppen met het diskwalificeren van de andere ouder en [minderjarige] niet belasten met hun onderlinge conflicten.
5.3.
De kinderrechter ziet gelet op het voorgaande aanleiding om de gesloten machtiging te verlenen voor een kortere periode dan is verzocht. De kinderrechter zal de GI daarom machtigen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 1 januari 2026 en zal de beslissing voor het overige aanhouden tot de hierna te noemen pro forma datum. De kinderrechter verzoekt de GI alsdan te rapporteren over de laatste stand van zaken en daarbij aan te geven of het resterende deel van het verzoek al dan niet gehandhaafd wordt. Indien het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd, wordt de GI tevens verzocht om hierbij een nieuwe instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper te overleggen.
5.4. De GI wordt verzocht
uiterlijk een week vóór de hierna te noemen pro forma datumde rechtbank (met afschrift aan de belanghebbenden, [minderjarige] en haar advocaat mr. J. Oversluizen) een briefrapportage te overleggen over de op dat moment aanwezige stand van zaken en aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.
5.5.
De kinderrechter overweegt dat naar aanleiding van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is besproken de betrokkenheid van de bijzondere curatoren niet langer nodig is, reden waarom de rechtbank de beide bijzondere curatoren onder dankzegging voor de verrichte werkzaamheden, zal ontslaan uit hun benoeming

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 3 oktober 2025 tot 1 januari 2026;
6.2.
ontslaat de beide bijzondere curatoren, [curator 1] en [curator 2], van hun functie als bijzondere curatoren;
en alvorens te beslissen:
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek van de GI voor het overige aan en bepaalt dat het verzoek wordt aangehouden tot
1 december 2025 pro forma;
6.4.
bepaalt dat de GI, , de belanghebbenden, [minderjarige] en haar advocaat mr. J. Oversluizen op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.5.
verzoekt de GI
uiterlijk één weekvoor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden, [minderjarige] en mr. J. Oversluizen) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2025 door mr. F. Aukema-Hartog, kinderrechter, in aanwezigheid van A.L.I. Janssens en mr. M. Henschen als griffiers, en op schrift gesteld op 10 oktober 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).