ECLI:NL:RBROT:2025:12007

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/705965 / JE RK 25-1810
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 3 oktober 2025, wordt een ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2019, besproken. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, die verzoekt om de minderjarige onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden. De kinderrechter heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij de ouders van de minderjarige, de moeder en de vader, aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van de minderjarige, mede door huiselijk geweld en de problematiek tussen de ouders. De ouders zijn niet in staat om zelfstandig de nodige hulp te bieden, wat leidt tot de noodzaak van een jeugdbeschermer. De moeder steunt de ondertoezichtstelling, maar pleit voor een kortere duur van zes maanden, terwijl de vader zich verzet tegen de ondertoezichtstelling en twijfels heeft over de juistheid van het rapport van de Raad.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling te beperken tot zes maanden, met de mogelijkheid om de zaak later opnieuw te beoordelen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de betrokken partijen verzocht om op een later moment rapportages aan te leveren over de voortgang.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/705965 / JE RK 25-1810
Datum uitspraak: 3 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A. Apistola, kantoorhoudende te Zwijndrecht,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van de Raad met bijlagen van 1 september 2025, door de rechtbank ontvangen op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader;
  • de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1];
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, locatie Dordrecht, hierna te noemen: de GI, [naam 2].

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht dit als volgt toe. [minderjarige] ervaart al langere tijd onrust en onvoorspelbaarheid in zijn leven en er zijn zorgen over zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Het is belangrijk dat er hulp geboden wordt aan [minderjarige]. De speltherapeut heeft aangegeven dat de hulp gericht moet zijn op zijn persoonlijke ontwikkeling. Daarnaast is het in het belang van [minderjarige] dat hij onbelast contact met de beide ouders kan hebben. Het is daarvoor belangrijk dat de ouders leren samenwerken. De Raad is van mening dat het de ouders op dit moment onvoldoende lukt om er samen uit te komen. De inzet van een jeugdbeschermer is de komende periode noodzakelijk om de benodigde hulp in te kunnen zetten.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund. Een ondertoezichtstelling is nodig voor [minderjarige] om de nodige hulp voor hem op starten. Dit lukt tot op heden niet in het vrijwillig kader. Momenteel is er niet direct een vaste jeugdbeschermer beschikbaar, dus verschillende jeugdbeschermers zullen zolang betrokken zijn bij het gezin.
4.2.
Door en namens de moeder is ter zitting het volgende naar voren gebracht. De moeder staat achter een ondertoezichtstelling. Zij is echter van mening dat het verzoek voor een kortere duur, te weten voor zes maanden, moet worden toegewezen. [minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd, maar het is belangrijk dat er tussentijds gekeken kan worden naar de huidige stand van zaken. Voor [minderjarige] moet psychodiagnostisch onderzoek gestart worden, zodat de juiste hulpverlening ingezet kan worden. De moeder initieert zelf veel hulpverlening. Het is belangrijk dat de vader gaat deelnemen aan diverse vormen van hulpverlening. Daarnaast is het belangrijk dat de vader zijn toestemming geeft, zodat hulpverlening daadwerkelijk opgestart kan worden. De moeder ziet het liefst dat de communicatie tussen de ouders via de GI plaatsvindt, zodat [minderjarige] hier niet mee belast wordt. Tot slot is het van belang dat de GI duidelijk maakt wat de doelen zijn, zodat kostbare tijd niet verloren gaat.
4.3.
De vader heeft ter zitting het volgende aangegeven. De vader kan zich niet vinden in het beeld dat geschetst is het rapport van de Raad. Omdat het rapport onjuistheden bevat, geeft de vader geen toestemming aan andere instanties om het rapport in te zien. De vader erkent dat [minderjarige] hulp nodig heeft. Hij is echter van mening dat de juiste hulp niet geboden kan worden als de hulp gebaseerd is op onjuiste informatie uit het raadsrapport. De vader staat niet open voor individuele hulpverlening. Door de verstoorde communicatie tussen de ouders krijgt de vader niet de mogelijkheid om aanwezig te zijn bij belangrijke momenten in het leven van [minderjarige]. Ook wordt de vader onvoldoende betrokken bij beslissingen over [minderjarige].

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ernstige zorgen bestaan over de ontwikkeling van [minderjarige]. Als gevolg van huiselijk geweld, ouderproblematiek en strijd tussen de ouders wordt [minderjarige] belemmerd in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Daarnaast zijn er zorgen over de cognitieve ontwikkeling van [minderjarige]. De communicatie tussen de ouders is al langere tijd ernstig verstoord en [minderjarige] heeft daar last van. De ouders hanteren tegenstrijdige opvoedstrategieën wat voor [minderjarige] onvoorspelbaar en verwarrend kan zijn. De ouders zijn deels bereid, maar onvoldoende in staat om onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen. Omdat de ouders onvoldoende in staat zijn om met hulpverlening in het vrijwillig kader de zorgen weg te nemen, is het van belang dat er een jeugdbeschermer bij [minderjarige] betrokken wordt. De komende tijd dient er voor [minderjarige] psychodiagnostisch onderzoek ingezet te worden. Ook is er systemische hulpverlening nodig voor beide ouders. Hiervoor is het cruciaal dat de ouders het belang van [minderjarige] voorop stellen. Het is van belang dat vader inziet ook baat te hebben bij de hulpverlening. Er dient gewerkt te worden aan de verstoorde communicatie tussen de ouders, zodat zij beslissingen kunnen nemen in het belang van [minderjarige]. Het is belangrijk dat de ouders zich hiertoe zullen inzetten en rekening houden met elkaar.
5.2.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. [1] Wel ziet de kinderrechter aanleiding om de ondertoezichtstelling te beperken tot zes maanden en het verzoek voor het overige aan te houden om te bezien wat te zijner tijd de stand van zaken is. De kinderrechter verzoekt de GI alsdan te rapporteren over de laatste stand van zaken. De Raad wordt verzocht aan te geven of het resterende deel van het verzoek al dan niet gehandhaafd wordt.
5.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, locatie Dordrecht, met ingang van 3 oktober 2025 tot 3 april 2026;
en alvorens te beslissen:
6.2.
houdt de behandeling van het verzoek van de Raad voor het overige aan en bepaalt dat het verzoek wordt aangehouden tot
1 maart 2026 pro forma;
6.3.
bepaalt dat de Raad, de GI, de vader, de moeder en mr. A. Apistola op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.4.
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de Raad, de vader, de moeder en mr. A. Apistola) de verzochte rapportage te doen toekomen;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2025 door mr. F. Aukema-Hartog, kinderrechter, in aanwezigheid van A.L.I. Janssens en mr. M. Henschen als griffiers, en op schrift gesteld op 14 oktober 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 BW.