ECLI:NL:RBROT:2025:11989

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
10/296949-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van bedreiging met verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid, opzetaanranding voorafgegaan door dwang en mishandeling van een ambtenaar in functie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 september 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met verkrachting, feitelijke aanranding van de eerbaarheid, opzetaanranding voorafgegaan door dwang, en mishandeling van een ambtenaar in functie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in de nacht van 15 september 2024 schuldig heeft gemaakt aan de opzetaanranding van aangeefster [aangeefster 1] en bedreiging van aangeefster [aangeefster 2]. De verdachte heeft de aangeefsters op een seksuele manier benaderd en hen ernstige vrees aangejaagd. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als geloofwaardig beoordeeld, ondersteund door DNA-bewijs en andere getuigenissen. De verdachte heeft de feiten bekend, maar heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor vrijspraak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 395 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder opname in een forensische psychiatrische instelling. Tevens zijn de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte schadevergoedingen moet betalen voor de geleden schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/296949-24
Datum uitspraak: 30 september 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
[detentieadres],
raadsman mr. A.A. Nunnikhoven, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2025 en 16 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. Ter Laak heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 395 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 15 september 2025, met dien verstande dat het meewerken aan schuldhulpverlening moet worden gewijzigd naar het geven van inzicht in zijn financiën en het meewerken aan ondersteuning hierin,
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht;
  • oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
  • opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het moment dat de verdachte op de Forensisch Psychiatrische Afdeling (hierna: FPA) van Fivoor te Den Haag is geplaatst.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 3)
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering (feiten 1 en 2)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat zijn cliënt moet worden vrijgesproken omdat zijn cliënt van mening is dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is in het dossier.
4.2.2.
Beoordeling door de rechtbank
Artikel 241 van het Wetboek van Strafrecht is op 1 juli 2024 in werking getreden als onderdeel van de Wet seksuele misdrijven. Volgens de Memorie van Toelichting is bij opzetaanranding het strafrechtelijk verwijt jegens degene die deze delicten begaat dat diegene het seksuele contact initieert, terwijl diegene ten tijde van dat contact wetenschap heeft van een ontbrekende wil bij de ander. Daarvan is sprake indien diegene daadwerkelijk weet dat de wil hiertoe bij de ander ontbreekt (‘vol’ opzet), maar ook indien diegene zich bewust is van de mogelijk ontbrekende wil van de ander en die mogelijkheid negeert of, in andere woorden, voor lief of op de koop toe neemt (voorwaardelijk opzet). Opzetaanranding kan ook de gevallen omvatten waarin sprake is van onverhoeds handelen. Het totaal onverwachts iemand op seksuele wijze betasten getuigt van opzettelijk handelen; de dader is zich bewust van de aantasting van de seksuele integriteit en wil de ander niet de ruimte geven om daarover zijn of haar wil te uiten. De opzetvariant doet zich eveneens voor in situaties waarin de initiator de wilsonvrijheid bij de ander zelf heeft veroorzaakt met gebruikmaking van dwang, geweld of bedreiging. Bij gebruikmaking van dwang, geweld of bedreiging is sprake van een gekwalificeerde delictsvorm (gekwalificeerde opzetaanranding) (Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 36 222, nr. 3, p. 17-18).
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte zich in de nacht van 15 september 2024 schuldig gemaakt aan de opzetaanranding van aangeefster [aangeefster 1]. De verklaring van [aangeefster 1] dat een man haar achtervolgde, een arm om haar nek deed en haar met kracht naar achteren trok en haar – toen zij zich uit angst op de grond liet vallen – met kracht bij haar beklede vagina greep, wordt ondersteund door het NFI-rapport waaruit volgt dat het DNA van de verdachte is aangetroffen op de buitenzijde van de legging van [aangeefster 1], ter hoogte van de vagina. Bovendien wordt de aangifte van [aangeefster 1] ondersteund door de verklaring van [aangeefster 2] tijdens het met haar gehouden ‘informatief gesprek zeden’. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [aangeefster 1] en [aangeefster 2] op verschillende onderdelen sterke overeenkomsten vertonen. Er is sprake van eenzelfde modus operandi, namelijk dat de verdachte de aangeefsters midden in de nacht van 15 september 2024, terwijl zij in hetzelfde gebied alleen over straat liepen, achtervolgde en op een seksuele manier benaderde. Het door de aangeefsters geschetste signalement van de dader komt bovendien overeen. De verklaringen van de slachtoffers ondersteunen elkaar over en weer voor wat betreft de aard van de aan de verdachte verweten en door hem gepleegde handeling(en) en de wijze waarop deze hebben plaatsgevonden en kunnen daardoor over en weer gebruikt worden als steunbewijs. De verklaringen zijn ingebed in een concrete context die wordt bevestigd door een andere bron, namelijk de andere verklaring (vgl. HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1216).
Het door de verdachte geschetste alternatieve scenario dat hij en [aangeefster 1] een woordenwisseling kregen, dat zij hem toen een schop heeft gegeven waarna er sprake was van duw- en trekwerk, is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de bewijsmiddelen, ongeloofwaardig en wordt terzijde geschoven. De rechtbank neemt daarbij tevens in overweging dat de verdachte wisselend heeft verklaard. Zo verklaarde hij in eerste instantie dat zij elkaar met wederzijdse instemming hebben betast.
De rechtbank gaat uit van de handelingen zoals deze door de aangeefster [aangeefster 1] zijn beschreven. Wat betreft het onderdeel van de tenlastelegging waarin de verdachte wordt verweten dat hij bij de opzetaanranding kortgezegd dwang heeft gebruikt, overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat onverhoeds handelen op zichzelf onvoldoende is om ‘dwang’ aan te tonen. De verdachte heeft de aangeefster echter niet alleen onverhoeds bij de vagina betast, maar hij heeft ook een arm om haar nek gedaan, haar met harde kracht naar achteren getrokken en daarbij een dwingende seksueel getinte uitlating gedaan te weten “come and fuck”. De aangeefster verklaarde dat de man haar weg wilde trekken van de plek waar zij stonden en dat zij zich uit angst op de grond liet vallen. Gelet op deze omstandigheden in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van dwang. Daarmee is gekwalificeerde opzetaanranding wettig en overtuigend bewezen.
Nu de rechtbank ervan uitgaat dat de verdachte de handelingen jegens [aangeefster 1] heeft gepleegd, acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [aangeefster 2] heeft bedreigd. Zoals reeds eerder overwogen, vindt de verklaring van [aangeefster 2], die zij heeft afgelegd tijdens het informatief gesprek zeden, voldoende steun in de verklaring van [aangeefster 1].
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij
op
of omstreeks15 september 2024 te Rotterdam,
[aangeefster 2] heeft bedreigd met verkrachting en
/offeitelijke aanranding van de
eerbaarheid
en/of enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen voornoemde
[aangeefster 2] gezegd:
- dat hij seks met haar ging hebben en dat hij alles ging doen wat hij
wilde en
/of
- dat hij haar ging neuken en dat zij niks kon doen
,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij
op
of omstreeks15 september 2024 te Rotterdam,
met een persoon, te weten [aangeefster 1]
een
of meerseksuele handeling
enheeft verricht, te weten
-
hetbetasten van
en/of wrijven over en/of voelen aan en/of aanraken vande
(beklede
)vagina van die [aangeefster 1]
terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [aangeefster 1] daartoe wil ontbrak
en welke opzetaanranding werd voorafgegaan door,
vergezeld van en/of gevolgd
doordwang,
geweld en/of bedreiging door
- het onverhoeds (stevig) van achteren vastpakken/vasthouden en
/of
(vervolgens) naar zich toe trekken en
/of(vervolgens) tegen zich
aandrukken van die [aangeefster 1] en
/of
- het trekken aan de kleding van die [aangeefster 1] en
/of
- die [aangeefster 1] de woorden toe te voegen: “Come and fuck”,
althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekkingen
/of
- het onverhoeds
/onverwachtsplegen van die ontuchtige handelingen bij die
[aangeefster 1];
3.
hij
op
of omstreeks17 september 2024 te Rotterdam,
een (opsporings
)ambtenaar
, althans een persoon,[slachtoffer],
medewerker van Team Arrestantentaken bij politie eenheid Rotterdam, gedurende
en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld
door meermalen (met kracht)
in/op/tegen het gezicht,
althans op/tegen het hoofd,
van voornoemde [slachtoffer]
te slaan en/ofte stompen.
Hetgeen meer of anders ten laste is gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd
(cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

2.opzetaanranding voorafgegaan door dwang;

3.
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft in de nacht van 15 september 2024 twee keer een vrouw lastiggevallen die op dat moment alleen over straat liep.
De verdachte heeft [aangeefster 2] op een respectloze en seksueel geladen manier aangesproken en vervolgens bedreigd. Daarmee heeft hij haar ernstige vrees aangejaagd.
Later die nacht heeft hij [aangeefster 1] op eenzelfde manier benaderd, maar haar bovendien ongevraagd aangeraakt door haar tussen haar benen op haar broek ter hoogte van haar vagina te betasten. De verdachte heeft geen enkel respect getoond voor haar zelfbeschikkingsrecht en inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en seksuele integriteit. Dat de handelingen van de verdachte grote negatieve gevolgen voor het welzijn van [aangeefster 1] hebben gehad blijkt onder meer uit de slachtofferverklaring die namens haar ter terechtzitting is voorgelezen.
Bovendien heeft de verdachte zich twee dagen later schuldig gemaakt aan het mishandelen van een medewerker van Team Arrestantentaken in het cellencomplex van het politiebureau Zuidplein. Ook hier heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een ander terwijl het slachtoffer – een ambtenaar in functie –zijn werk uitvoerde. Door het handelen van de verdachte heeft het slachtoffer nadeel ondervonden, hetgeen blijkt uit de toelichting op de vordering benadeelde partij.
Het handelen van de verdachte getuigt bovendien van een gebrek aan respect voor personen die belast zijn met openbaar gezag.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
4 juni 2025 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
15 september 2025. Dit rapport houdt – kort en zakelijk weergegeven – het volgende in.
De verdachte stelt zich momenteel (na medicatie) in het PPC Haaglanden opnieuw meewerkend op ten aanzien van behandeling en begeleiding. Gezien zijn hulpverleningsgeschiedenis en het feit dat hij eerder dit jaar niet meewerkte binnen de FPA, is het echter onzeker of hij ook voor de lange termijn gemotiveerd blijft. De verdachte heeft aangegeven dat hij zich momenteel goed voelt bij het gebruik van antipsychotica middels een medicatiedepot van eenmaal per twee weken.
De reclassering heeft onderzocht of de verdachte in een FPK opgenomen kan worden op basis van een zorgmachtiging (in de vorm van verplichte medicatie) in combinatie met een klinische opname in een forensische kliniek als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke gevangenisstraf. Meerdere klinieken hebben de verdachte afgewezen. Ter terechtzitting heeft [naam 1], reclasseringswerker, toegelicht dat de verdachte in ieder geval per 2 oktober 2025 binnen de FPA van Fivoor in Den Haag kan worden geplaatst.
De reclassering adviseert, mits de verdachte in het kader van een zorgmachtiging verplicht wordt om de geïndiceerde psychofarmaca te nemen, een veroordeling met een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod, meewerken aan schuldhulpverlening en een alcohol- en drugsverbod. Tevens wordt de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht geadviseerd. Bovendien wordt oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht geadviseerd.
Psychiater [naam 2]heeft meerdere rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 november 2024 en 3 september 2025. Deze rapporten houden – kort en zakelijk weergegeven – het volgende in.
De verdachte lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van schizofrenie bij een licht verstandelijke beperking. Voorafgaand aan en ten tijde van de ten laste gelegde feiten leed onderzochte aan een psychotische episode van schizofrenie. Het eventuele verband tussen de hierboven gestelde diagnosen en de ten laste gelegde feiten kon niet goed worden onderzocht daar de verdachte het ten laste gelegde ontkent. Bij bewezenverklaring kan echter wel rekening worden gehouden met de lichte verstandelijke beperking van de verdachte en met zijn psychotische ziekteverschijnselen ten tijde van het ten laste gelegde, waardoor hij toen waarschijnlijk in aanzienlijke mate beperkt was in zijn gedragskeuzen en gedragingen. Geadviseerd wordt daarom de verdachte het ten laste gelegde bij bewezenverklaring in een verminderde mate toe te rekenen.
Het risico op recidive kan, bij een bewezenverklaring, als matig verhoogd tot hoog worden ingeschat. In beperkte mate kan enige bescherming uitgaan van de bereidheid van de verdachte mee te werken aan behandeling, begeleiding en toezicht. Daarbij kunnen de weinig gunstige maatschappelijke en sociale omstandigheden van de verdachte met gebrek aan vaste bezigheden en problematische familierelaties alsmede zijn onzelfstandigheid in ogenschouw worden genomen. Gezien deze factoren en condities is klinische psychiatrische behandeling met aansluitende ambulante nazorg en toeleiding naar beschermd of begeleid wonen onder toezicht aangewezen.
Geadviseerd wordt bij bewezenverklaring het recidiverisico te beperken door klinische psychiatrische behandeling van de verdachte in een Forensisch Psychiatrische Kliniek of een Forensisch Psychiatrische Afdeling, met ambulante nazorg door een forensische polikliniek of forensisch FACT en toewerken naar begeleid of beschermd wonen onder toezicht van de reclassering, in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel.
Gezien het beperkte ziekte-inzicht van de verdachte en zijn daaruit voortkomende gebrek aan intrinsieke motivatie voor medicatiegebruik, (ook) blijkens zijn eerdere verzet tegen medicatiegebruik, wordt na aanvullend onderzoek daarnaast geadviseerd de mogelijkheden te laten onderzoeken voor een zorgmachtiging WFZ 2:3 voor alleen medicatie ter ondersteuning van de geadviseerde klinische opname op een forensische titel. Daarnaast kan worden overwogen de verdachte bij bewezenverklaring de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen om ook op lange termijn toezicht op voorwaarden mogelijk te kunnen maken.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De feiten worden dus in verminderde mate aan de verdachte toegerekend.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Nu begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk worden geacht zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd.
De verdachte zit reeds een lange periode in voorarrest. Gelet op de verminderde toerekenbaarheid komt de op te leggen straf op het eerste oog stevig over. De rechtbank acht deze straf in dit specifieke geval passend en geboden gegeven de feiten en omstandigheden van het geval alsmede de ontwikkelingen rondom de persoon van de verdachte sinds het moment dat hij vastzit en met het oog op het verlagen van het recidiverisico op de door de officier van justitie en geneesheer-directeur voorgestelde wijze. Het is de bedoeling van de rechtbank dat de verdachte direct vanuit PPC Haaglanden zal worden geplaatst op de FPA van Fivoor in Den Haag.
Daarnaast is een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid Sr (hierna: maatregel langdurig toezicht) noodzakelijk. Gelet op hetgeen is vermeld in het over de verdachte opgemaakte reclasseringsadvies is het opleggen van de maatregel nodig ter bescherming van de algemene veiligheid van personen. De kans is aanwezig dat het recidiverisico na ommekomst van de proeftijd van drie jaren nog niet tot een aanvaardbaar niveau is teruggedrongen. Dat is mede afhankelijk van het medicatiegebruik van de verdachte. De rechtbank legt de maatregel op zodat, indien dat te zijner tijd noodzakelijk wordt geacht, toezicht kan worden gehouden op de context waarin de verdachte zich dan beweegt.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1], ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.706,27 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2], ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen integraal moeten worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de [benadeelde partij 1] op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard voor wat betreft de gevorderde materiële schade, voor zover deze ziet op loonderving. Dit omdat het causaal verband niet is op te maken uit de stukken. Ten aanzien van de immateriële schade wordt verzocht deze te matigen en aan te sluiten bij de bedragen die genoemd zijn in de Rotterdamse schaal. Datzelfde geldt voor de immateriële schade die is gevorderd door de [benadeelde partij 2]. De verdediging verzoekt uitdrukkelijk om geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen omdat de verdachte dan eventueel vervangende hechtenis zou moeten uitzitten, wat zijn behandeling zou doorkruisen.
8.3.
Beoordeling
Vordering [benadeelde partij 1]
Nu is komen vast te staan dat aan de [benadeelde partij 1] rechtstreeks materiële schade is toegebracht door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit en het gevorderde bedrag dat ziet op het eigen risico de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en door de verdachte niet is weersproken, zal dat gedeelte van de vordering worden toegewezen.
De [benadeelde partij 1] zal niet-ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van de gevorderde materiële schade die ziet op loonderving. Het is onvoldoende vast komen te staan dat de gevorderde schade rechtstreeks verband houdt met het onder 2 bewezen verklaarde feit. Nader onderzoek naar de gegrondheid van dit deel van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de [benadeelde partij 1] door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,-. De gevorderde immateriële schade zal dan ook worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 september 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Vordering [benadeelde partij 2]
Vast is komen te staan dat aan de [benadeelde partij 2] door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,-. De gevorderde hoofdsom zal tot dit bedrag worden toegewezen met afwijzing van het meerdere.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 17 september 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de [benadeelde partij 1] een schadevergoeding betalen van
€ 1.385,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de [benadeelde partij 2] een schadevergoeding betalen van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Ten aanzien van de gijzeling merkt de rechtbank op dat zij thans geen reden ziet om de duur hiervan te beperken. Indien de verdachte – op het moment dat het Openbaar Ministerie in de toekomst een vordering zou indienen tot het toepassen van dit dwangmiddel – niet kan voldoen aan zijn verplichting tot betaling en hij dit aannemelijk kan maken, kan hij een beroep doen op artikel 6:6:25, zesde lid om de toewijzing van de vordering tegen te gaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38z, 57, 241, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 395 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 28 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
2. de veroordeelde laat zich opnemen in een FPK of een FPA, of een soortgelijke
zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start op 2 oktober 2025. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. de veroordeelde laat zich behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op een nader te specificeren moment. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt;
4. de veroordeelde verblijft in een nader te indiceren instelling, of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start op een nader startmoment. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
5. de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [aangeefster 2], geboren op [geboortedatum 2] 2007 te [geboorteplaats 2], [aangeefster 1], geboren op [geboortedatum 3] 1976 te [geboorteplaats 3] en [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 4] 1995 te [geboorteplaats 4], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
6. de veroordeelde geeft inzicht in zijn financiën en eventuele schulden en werkt mee aan ondersteuning op dit gebied;
7. de veroordeelde gebruikt geen alcohol en/of drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek en/of ademonderzoek (blaastest). De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf (2 oktober 2025: datum opname in FPK, FPA of soortgelijke instelling);
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij 1] te betalen een bedrag van
€ 1.385,- (zegge: duizend driehonderdvijfentachtig euro), bestaande uit € 385,- aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de [benadeelde partij 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 1.385,- (zegge: duizend driehonderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.385,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
23 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de [benadeelde partij 1], tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij 2] te betalen een bedrag van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de [benadeelde partij 2] meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de [benadeelde partij 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen
€ 1.000,-(
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de [benadeelde partij 2], tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. N.M. Ketelaar en M. Hulshof, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 15 september 2024 te Rotterdam,
[aangeefster 2] heeft bedreigd met verkrachting en/of feitelijke aanranding van de
eerbaarheid en/of enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen voornoemde
[aangeefster 2] gezegd:
- dat hij seks met haar ging hebben en dat hij alles ging doen wat hij
wilde en/of
- dat hij haar ging neuken en dat zij niks kon doen,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij
op of omstreeks 15 september 2024 te Rotterdam,
met een persoon, te weten [aangeefster 1]
een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten
- betasten van en/of wrijven over en/of voelen aan en/of aanraken van de
(beklede) vagina van die [aangeefster 1]
terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [aangeefster 1] daartoe wil ontbrak
en welke opzetaanranding werd voorafgegaan door, vergezeld van en/of gevolgd
door dwang, geweld en/of bedreiging door
- het onverhoeds (stevig) van achteren vastpakken/vasthouden en/of
(vervolgens) naar zich toe trekken en/of (vervolgens) tegen zich
aandrukken van die [aangeefster 1] en/of
- het trekken aan de kleding van die [aangeefster 1] en/of
- die [aangeefster 1] de woorden toe te voegen: “Come and fuck”, althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking en/of
- het onverhoeds/onverwachts plegen van die ontuchtige handelingen bij die
[aangeefster 1];
3.
hij
op of omstreeks 17 september 2024 te Rotterdam,
een (opsporings)ambtenaar, althans een persoon, [slachtoffer],
medewerker van Team Arrestantentaken bij politie eenheid Rotterdam, gedurende
en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld
door meermalen (met kracht) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd,
van voornoemde [slachtoffer] te slaan en/of te stompen;