ECLI:NL:RBROT:2025:11986

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
10/226503-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne en MDMA

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 september 2025 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne en MDMA. De verdachte, geboren in 1998 en ingeschreven op een adres in de Basisregistratie Personen, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. W.J.J. Lunsingh Tonckens. Tijdens de zitting op 16 september 2025 werd de tenlastelegging besproken, waarbij de officier van justitie, mr. N. den Uil, een gevangenisstraf van 30 maanden eiste, met een partiële vrijspraak voor medeplegen.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van het bewijs dat door de officier van justitie was aangedragen. De verdachte was de bestuurder van een auto waarin een reiskoffer met verdovende middelen was aangetroffen. Na een achtervolging door de politie probeerde de verdachte twee mobiele telefoons te vernietigen, waarop later afbeeldingen van harddrugs werden aangetroffen. De rechtbank moest vaststellen of de verdachte opzet had op de invoer van de verdovende middelen of dat hij deze opzettelijk aanwezig had.

De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte wetenschap had van de aangetroffen verdovende middelen, die in een dichte koffer waren opgeborgen. Er waren geen sporen van de verdachte op de koffer of de middelen aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het ten laste gelegde feit had begaan, en sprak hem vrij van de beschuldigingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/226503-24
Datum uitspraak: 30 september 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. W.J.J. Lunsingh Tonckens, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. den Uil heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde;
  • partiële vrijspraak voor medeplegen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verlengde invoer van 10,2 kilogram cocaïne en 876 gram MDMA wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte de bestuurder was van een auto waarin een reiskoffer met verdovende middelen is aangetroffen. Toen de verdachte na een achtervolging werd aangehouden, probeerde hij twee mobiele telefoons kapot te maken. Op één van die telefoons is later een aantal afbeeldingen vermoedelijk van harddrugs aangetroffen. Op basis van de GPS-locaties van de telefoon van de verdachte kan worden vastgesteld dat de verdachte een reisbeweging van Antwerpen naar Rotterdam heeft gemaakt. Gelet op de onderzoeksbevindingen in onderlinge samenhang bezien, had de verdachte op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet op de invoer van verdovende middelen. Gelet op de waarde van de in de auto aanwezige verdovende middelen is het bovendien zeer onwaarschijnlijk dat deze worden vervoerd door iemand die van niets weet. De verdachte dient partieel te worden vrijgesproken van medeplegen, omdat dit op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Op 12 juli 2024 is in de door de verdachte bestuurde auto, in een dichte reiskoffer een hoeveelheid verdovende middelen aangetroffen. De verdachte was niet de enige inzittende.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte opzet heeft gehad op de verlengde invoer dan wel of hij de verdovende middelen opzettelijk aanwezig heeft gehad. Daarvoor is in ieder geval vereist dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte wetenschap had van de aangetroffen verdovende middelen en daarover beschikkingsmacht had.
Dit is echter niet het geval. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat de verdachte wetenschap had van de aangetroffen verdovende middelen. De verdovende middelen lagen in een dichte koffer, dus niet in het zicht van de verdachte. Er zijn ook geen sporen van de verdachte op de koffer of de verdovende middelen aangetroffen waaruit die wetenschap zou kunnen worden afgeleid. Dat de verdachte op de vlucht is geslagen voor de politie is weliswaar bijzonder verdacht maar dat is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat de verdachte wist dat er een hoeveelheid cocaïne en MDMA in de auto lag. Dat geldt ook voor de stelling van de officier van justitie dat het onaannemelijk is dat verdovende middelen met een dergelijke waarde door een onwetend persoon worden vervoerd.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. N.M. Ketelaar en M. Hulshof, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter, oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 juli 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 10,2 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne, en/of ongeveer 876,0 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet.