In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 september 2025 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne en MDMA. De verdachte, geboren in 1998 en ingeschreven op een adres in de Basisregistratie Personen, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. W.J.J. Lunsingh Tonckens. Tijdens de zitting op 16 september 2025 werd de tenlastelegging besproken, waarbij de officier van justitie, mr. N. den Uil, een gevangenisstraf van 30 maanden eiste, met een partiële vrijspraak voor medeplegen.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van het bewijs dat door de officier van justitie was aangedragen. De verdachte was de bestuurder van een auto waarin een reiskoffer met verdovende middelen was aangetroffen. Na een achtervolging door de politie probeerde de verdachte twee mobiele telefoons te vernietigen, waarop later afbeeldingen van harddrugs werden aangetroffen. De rechtbank moest vaststellen of de verdachte opzet had op de invoer van de verdovende middelen of dat hij deze opzettelijk aanwezig had.
De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte wetenschap had van de aangetroffen verdovende middelen, die in een dichte koffer waren opgeborgen. Er waren geen sporen van de verdachte op de koffer of de middelen aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het ten laste gelegde feit had begaan, en sprak hem vrij van de beschuldigingen.