2.2.Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat voor eiser, omdat hij in een instelling verblijft, op grond van artikel 23 van de Pw een lagere bijstandsnorm geldt. Deze norm is gebaseerd op de aanname dat de basislevensbehoeften zoals huisvesting en voeding worden verzorgd door de instelling. Verder is in die situatie slechts een derde van de desbetreffende bijstandsnorm beschermd en dus niet vatbaar voor beslag. Het college stelt zich op het standpunt dat hij bij de inhouding van € 138,10 per maand binnen de wettelijke kaders is gebleven en de beslagvrije voet correct heeft toegepast.
3. Eiser betoogt dat een te hoog bedrag wordt ingehouden op zijn uitkering, waardoor zijn inkomen lager dan de beslagvrije voet is. Eiser stelt dat het normbedrag van zijn bijstandsuitkering € 296,35 is. De omstandigheid dat hij geen woonlasten of andere lasten heeft, heeft niet te betekenen dat hij slechts van € 158,25 moet rondkomen. Tot slot doet eiser een beroep op het evenredigheidsbeginsel nu het college deze grond zonder deugdelijke motvering van de hand heeft gewezen.
Het oordeel van de rechtbank
4. Eisers stelling dat het normbedrag van zijn bijstandsuitkering € 296,35 is, klopt niet. Eiser woont in een instelling. In artikel 23, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pw is bepaald dat bij een verblijf in een inrichting de norm per kalendermaand bij een alleenstaande of een alleenstaande ouder € 414,31 is. Eiser ontving op grond van artikel 23, tweede lid, aanhef en onder a, van de Pw, maandelijks ook een toeslag van € 42,- in de periode in geding.
5. Anders dan eisers meent, geldt hier niet dat slechts 5% van de van de bijstandsnorm mag worden ingehouden ten behoeve van de vordering. Voor personen in een inrichting, zoals eiser, geldt een afzonderlijke norm voor bepaling van de beslagvrije voet. Deze is neergelegd in artikel 475e, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) juncto artikel 23, eerste en tweede lid, van de Pw. Dit leidt ertoe dat slechts een derde van de bijstandsnorm wordt beschermd en dus niet vatbaar is voor beslag. Het college heeft overwogen dat een derde deel van eisers bijstandsuitkering beschikbaar voor hem moet blijven. Een derde deel van het normbedrag van € 414,31 is € 138,10. Niet kan worden geoordeeld dat bij de inhouding van het bedrag van € 138,10 op eisers bijstandsuitkering de voor eiser geldende beslagvrije voet niet is gerespecteerd en dat het college bij het nemen van zijn betalingsbeslissing niet binnen het kader van het beslag is gebleven. Het college heeft ook kunnen besluiten de vakantietoeslag maandelijks aan eiser uit te keren.
6. Eisers betoog dat het college zijn beroep op het evenredigheidsbeginsel bij het bestreden besluit zonder deugdelijk motivering van de hand heeft gewezen, faalt. Bij het bestreden besluit is het college daar genoegzaam op ingegaan en de rechtbank kan die overwegingen volgen.