ECLI:NL:RBROT:2025:11847

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
10-026016-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak waarbij verdachte zijn jongere zus seksueel heeft misbruikt gedurende een groot deel van haar jeugd

In deze zedenzaak heeft de rechtbank Rotterdam op 13 oktober 2025 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die zijn jongere zus gedurende een groot deel van haar jeugd seksueel heeft misbruikt. De jongere zus heeft aangifte gedaan van seksueel misbruik door haar broer, waarbij de verdachte de beschuldigingen deels heeft ontkend. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld en heeft vastgesteld dat er voldoende steunbewijs is voor de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten de verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend, omdat bij hem een psychische stoornis is vastgesteld die invloed had op zijn gedrag tijdens de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft geen tbs-maatregel opgelegd, maar heeft in plaats daarvan een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden opgelegd. De vordering van de benadeelde partij is voor een groot deel toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte heeft veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Zittingsplaats Rotterdam
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer: 10-026016-24
Datum uitspraak: 13 oktober 2025
Datum zitting: 7 juli, 24 september en 13 oktober 2025
Tegenspraak
Verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 2000 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
gedetineerd in de penitentiaire inrichting [naam P.I.] , [detentieadres] , [postcode 2] [detentieplaats] .
Advocaat van de verdachte: mr. S.A. Chedie
Officieren van justitie: mr. I. Barendregt en P. Wijnands (hierna: de officier van justitie)
Benadeelde partij: [slachtoffer]
Advocaat van de benadeelde partij: mr. P.R. Hogerbrugge
Kern van het vonnis
Het zusje van de verdachte, [slachtoffer] (hierna: de aangeefster) heeft aangifte tegen haar broer gedaan van seksueel misbruik gedurende een groot deel van haar jeugd. De verdachte heeft de beschuldigingen deels ontkend. De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten bewezen, omdat zij de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar acht en er voldoende steunbewijs is. De feiten kunnen de verdachte in verminderde mate worden toegerekend omdat er bij hem een psychische stoornis is vastgesteld die van invloed was op zijn gedrag tijdens de bewezenverklaarde feiten. Daarom wordt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd met bijzondere voorwaarden. Ten slotte wordt de vordering van de benadeelde partij voor een groot deel toegewezen.

1.Tenlastelegging

De volledige tenlastelegging (hierna beschuldiging) houdt in dat
1
primair
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 november 2022 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, (meermalen) (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (zijn zus), geboren op [geboortedatum 2] 2003, heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (meermalen)
- betasten van en/of wrijven over en/of knijpen in en/of likken/zuigen aan haar borsten en/of
- betasten van en/of wrijven over haar vagina en/of schaamstreek en/of
- brengen en/of (vervolgens) houden en/of bewegen van zijn vinger(s) in haar vagina, althans tussen haar schaamlippen en/of
- brengen en/of duwen van zijn penis tegen haar schaamlippen en/of schaamstreek en/of
- brengen en/of vervolgens houden en/of bewegen van zijn tong in haar vagina, althans tussen haar schaamlippen en/of
- door haar laten betasten van zijn penis en/of zich door haar laten aftrekken en/of
- masturberen en/of klaarkomen ten overstaan van haar, het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het (meermalen)
- zich (telkens) aangaande genoemde handelingen dwingend opstellen ten opzichte van haar, waartegen (/waardoor) zij zich, gelet op haar kwetsbaarheid, niet kon verzetten (/onmachtig voelde) en/of
- ( onverhoeds) omarmen van haar (boven)lichaam en/of
- voorbij gaan aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten en/of
- ( dwingend en/of herhaaldelijk) tegen haar zeggen/aan haar vragen dat/of
* het echt geheim was en dat zij het tegen niemand mocht zeggen en/of
* het lekker was en/of
* hij aan haar mocht zitten en/of
* hij met zijn penis in haar vagina en/of mond mocht en/of
* ze het volgende keer moesten doen en/of
* hij het ook bij haar had gedaan,
althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- plaatsen van zijn hand in/onder haar kleding en/of
- ontkleden van zichzelf in haar bijzijn en/of
- feit dat hij wist dat zij ook seksueel misbruikt werd door zijn/haar vader en/of broer en/of
- feit dat hij als oudere broer, een feitelijk overwicht op haar heeft gehad en/of aldus voor haar een bedreigende/intimiderende situatie heeft doen ontstaan;
1
subsidiair
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 oktober 2019 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, (meermalen) (telkens) met [slachtoffer] (zijn zus), geboren op [geboortedatum 2] 2003, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , namelijk het (meermalen)
- betasten van en/of wrijven over en/of knijpen in en/of likken/zuigen aan haar borsten en/of
- betasten van en/of wrijven over haar vagina en/of schaamstreek en/of
- brengen en/of (vervolgens) houden en/of bewegen van zijn vinger(s) in haar vagina, althans tussen haar schaamlippen en/of
- brengen en/of duwen van zijn penis tegen haar schaamlippen en/of schaamstreek en/of
- brengen en/of vervolgens houden en/of bewegen van zijn tong in haar vagina, althans tussen haar schaamlippen en/of
- door haar laten betasten van zijn penis en/of zich door haar laten aftrekken en/of
- masturberen en/of klaarkomen ten overstaan van haar;
2
primair
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 november 2022 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het (meermalen)
- zich (telkens) aangaande genoemde handelingen dwingend opstellen ten opzichte van haar, waartegen (/waardoor) zij zich, gelet op haar kwetsbaarheid, niet kon verzetten (/onmachtig voelde) en/of
- ( onverhoeds) omarmen van haar (boven)lichaam en/of
- voorbij gaan aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten en/of
- ( dwingend en/of herhaaldelijk) tegen haar zeggen/aan haar vragen dat/of
* het echt geheim was en dat zij het tegen niemand mocht zeggen en/of
* het lekker was en/of
* hij aan haar mocht zitten en/of
* hij met zijn penis in haar vagina en/of mond mocht en/of
* ze het volgende keer moesten doen en/of
* hij het ook bij haar had gedaan,
althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- plaatsen van zijn hand in/onder haar kleding en/of
- ontkleden van zichzelf in haar bijzijn en/of
- feit dat hij wist dat zij ook seksueel misbruikt werd door zijn/haar vader en/of broer en/of
- feit dat hij als oudere broer, een feitelijk overwicht op haar heeft gehad en/of aldus voor haar een bedreigende/intimiderende situatie heeft doen ontstaan, [slachtoffer] (zijn zus) (geboren op [geboortedatum 2] 2003) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het (meermalen)
- betasten van en/of wrijven over en/of knijpen in en/of likken/zuigen aan haar borsten en/of
- betasten van en/of wrijven over haar vagina en/of schaamstreek en/of
- brengen en/of duwen van zijn penis tegen haar schaamlippen en/of schaamstreek en/of
- door haar laten betasten van zijn penis en/of zich door haar laten aftrekken en/of
- masturberen en/of klaarkomen ten overstaan van haar;
2
subsidiair
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 oktober 2019 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, (meermalen) (telkens) met [slachtoffer] (zijn zus), geboren op [geboortedatum 2] 2003, die de die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (meermalen)
- betasten van en/of wrijven over en/of knijpen in en/of likken/zuigen aan haar borsten en/of
- betasten van en/of wrijven over haar vagina en/of schaamstreek en/of
- brengen en/of duwen van zijn penis tegen haar schaamlippen en/of schaamstreek en/of
- door haar laten betasten van zijn penis en/of zich door haar laten aftrekken en/of
- masturberen en/of klaarkomen ten overstaan van haar.

2.Bewijs

2.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld voor de feiten 1 primair en 2 primair.
2.2.
Oordeel van de rechtbank
2.2.1.
Bewezenverklaring en bewijsmiddelen
Bewezen is dat de verdachte zich jarenlang schuldig heeft gemaakt aan het verkrachten en aanranden van zijn zusje. De volledige bewezenverklaring is vermeld in paragraaf 2.2.2.
De bewezenverklaring van de feiten is gebaseerd op de hieronder opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen [1] en de onderstaande bewijsmotivering.
1.
Proces-verbaal van de politie, verklaring aangeefster [2]
Ik ben [slachtoffer] en ik ben geboren op [geboortedatum 2] 2003. Ik doe aangifte tegen mijn broers [medeverdachte] en [verdachte] . Zij waren 16 à 17 toen het misbruik begon. Zij hebben mij misbruikt vanaf dat ik 13 à 14 jaar oud was tot ik uit huis ging op mijn 19e. Van wat ik me kan herinneren zijn ze begonnen toen ze wisten dat mijn vader het ook deed bij mij. Zij wisten dat mijn vader het deed omdat hij al snel in het openbaar zijn excuses aanbood aan mij en daar waren mijn broers wel eens bij.
Het was vooral in de badkamer. Zij gingen achter mij staan en raakten me aan bij mijn borsten. De meeste keren was het zo dat de ene bij mij was geweest en dan kwam daarna de andere broer ook. Het was vooral gewoon knijpen. Op een gegeven moment ging het ook over met hun mond en hun tong. Dan gingen ze likken over mijn tepels.
Op een gegeven moment gingen ze ook als ik alleen in de badkamer was aan mijn vagina zitten. Het was eerst gewoon een beetje wrijven en met hun vinger erin.
Het gebeurde ook heel vaak boven op zolder in hun kamer. Daar was ook het washok en als ik daar dan bijvoorbeeld naar toe moest dan kwamen ze achter mij aan. Dan gingen ze slijmen, met hun armen om mij heen. En poeslief doen. Dan vroegen ze of ze aan mij mochten zitten. En dan probeerde ik wel nee te zeggen maar dan bleven ze
net zolang praten en zeggen dat het gewoon lekker was en dan gebeurde het toch. En
als ik boven was moest ik ze vaak ook aftrekken.
Meestal als ze aan mijn borsten zitten ging dat vaak over mijn kleding heen of met een hand onder mijn shirt. En als ze aan mijn onderkant wilden zitten gingen ze vaak met hun hand via de bovenkant in mijn legging. Ik droeg vaak een legging, en dan hoefde ik me ook niet helemaal uit te kleden. Hun deden de broek meestal helemaal uit.
Ik moest met 1 hand een beetje strelen en met de andere hand aftrekken. En meestal hadden ze in de kamer doekjes liggen en dan was het gewoon aftrekken tot ze waren klaar gekomen en dan was het klaar.
Meestal vroegen ze wel of het lekker was. En hadden ze het over volgende keer weer
doen.
Ze hebben vaker gevraagd om met hun penis erin te gaan. Meestal vroegen ze erom om dat te proberen. Ze hebben er alleen tegenaan gezeten.
Het gebeurde elke week. Het verschilde nog wel, maar 1 keer per week gebeurde het wel. Maar het werd minder toen zij gingen studeren. Toen waren ze alleen nog in het weekend thuis.
Eerst was het wrijven langs de binnenkant van mijn vagina en daarna gingen ze met
hun vinger erin. Meestal gingen ze dan met hun vinger heen en weer.
Soms als ik ze had afgetrokken vroegen ze of ik mijn mond eroverheen wilde doen. En
dat het lekker was. Maar ik had de ervaring met mijn vader dat het niet zo was en dat
ik het niet wilde doen.
2.
Proces-verbaal van de politie, aanvullende verklaring aangeefster [3]
Als ik me aan het wassen was, kwamen [medeverdachte] en [verdachte] van zolder naar beneden en dan vroegen ze; "mag ik je aanraken?". Soms had ik er geen zin in, maar dan zeiden ze, maar het is lekker. Ze dramden meestal toch door dat ze het toch wilden doen.
Dan gingen ze aan me zitten. Ook als ik nee zei gingen ze toch aan me zitten.
Ze deden allebei hetzelfde eigenlijk. Met hun vinger tussen mijn schaamlippen wrijven en ze wilden ook met hun vinger er in. Ik kon het moeilijk tegenhouden. Ze bleven doorgaan, dat het lekker was en dat het toch moest.
Het was vooral vingeren en aan de borsten zitten. Ze hebben ook met hun tong aan mijn vagina gelikt. Ze gingen met hun tong tussen mijn schaamlippen heen en weer. Allebei hebben ze dat zo ongeveer 2 of 3 keer bij me gedaan.
Meestal als zij wat bij mij hadden gedaan dan moest ik ook wat bij hun doen. Het had geen zin om dan te zeggen dat ik het niet wilde, want dan zeiden ze; "Ik heb het ook bij jou gedaan". Ik moest ze dan aftrekken of bij hun ballen pakken.
Ik moest ze net zolang aftrekken tot ze klaar waren gekomen. Meestal gebeurde dat wel en anders deden ze het bij hun zelf afmaken.
Na mijn 16e vingerden ze bij mij en moest ik ze heel af en toe nog aftrekken. Ik heb net voordat ik uit huis ging voor het laatst seksueel contact met ze gehad.
Dat er seksueel contact was kwam omdat mijn vader dat ook bij mij deed. Ik kon er wel tegen in gaan, ze bleven toch doordrammen. Toen ze thuis woonden gebeurde het nog elke week. Toen ze niet meer thuis kwamen om het weekend ofzo.
Ik was te zwak om er zelf tegen in te gaan. Ze zeiden dat het echt geheim was en dat ik het tegen niemand mocht zeggen.
3.
Verklaring van de verdachte [4]
Ik heb de borsten van [roepnaam verdachte] over haar kleding aangeraakt. Dat gebeurde in de badkamer.
2.2.2.
Bewijsmotivering
2.2.2.1. Standpunt verdediging
De verklaringen van het slachtoffer zijn niet betrouwbaar vanwege discrepanties en tegenstrijdigheden en ze zijn niet consistent. Daarnaast is er geen steunbewijs voor vergaande seksuele handelingen en voor dwang. De verdachte moet daarom integraal van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
2.2.2.2. Beoordeling rechtbank
-
Toetsingskader
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank het volgende voorop. Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de (gestelde) seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Getuigen van de gebeurtenissen zijn er vaak niet. Veelal is het ook zo dat de (belastende) verklaring van het vermeende slachtoffer lijnrecht tegenover de (ontkennende) verklaring van de verdachte staat. Ook in deze zaak is dit voor een groot deel van de beschuldigingen het geval.
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op grond van één verklaring. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige verklaarde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring ‘niet op zichzelf staat’, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Dat steunbewijs hoeft, zo volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad, bij zedenzaken niet per definitie te zien op de ontuchtige handelingen zelf. Het is afdoende wanneer de verklaring van de aangever op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
De rechtbank zal eerst toetsen of de verklaringen van de aangeefster op zichzelf beschouwd betrouwbaar kunnen worden geacht. Als dat het geval is, zal de rechtbank vervolgens beoordelen of de verklaringen van de aangeefster in voldoende mate wordt gesteund door ander bewijs.
-
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van de aangeefster. Haar verklaringen over het seksueel misbruik door haar broers (zijnde: de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] ), zijn om te beginnen gedetailleerd. Zo verklaart de aangeefster specifiek over de seksuele handelingen die zij moest ondergaan en verrichten, de plekken in huis waar het misbruik plaatsvond en de dingen die haar broers dan tegen haar zeiden. Daarnaast zijn de verklaringen van de aangeefster consistent. Zo verklaart zij steeds dat het misbruik door haar broers is begonnen nadat haar vader in het bijzijn van haar broers zijn verontschuldigingen aanbood voor het feit dat hij aan haar had gezeten. Uit haar verklaringen komt steeds de situatie naar voren van seksueel misbruik dat plaatsvindt nadat de broers (ieder voor zich) het slachtoffer daar om (blijven) vragen of op haar blijven inpraten. In de woorden van de aangeefster: “zij bleven drammen”.
Dat de aangeefster niet kan zeggen hoe oud ze precies was op het moment dat bepaalde handelingen plaatsvonden (en dat zij daarom meer refereert aan gebeurtenissen dan aan leeftijd), is gelet op het lange tijdsverloop en de jonge leeftijd waarop het seksueel misbruik begon, begrijpelijk. Bovendien zegt zij het ook als zij iets niet zeker meer weet en houdt zij soms een slag om de arm, wat de indruk van de rechtbank versterkt dat zij feiten en omstandigheden niet heeft verzonnen of aangedikt. Dit alles maakt de verklaringen van de aangeefster authentiek en geloofwaardig, en dus in hun geheel betrouwbaar.
-
Steunbewijs
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de door haar betrouwbaar geachte verklaringen van de aangeefster in voldoende mate steun vinden in overige bewijsmiddelen. Die vraag wordt bevestigend beantwoordt.
De verklaringen van de aangeefster, waaruit volgt dat het seksueel misbruik door haar broer gedurende meerdere jaren plaatsvond en dat daarbij sprake is geweest van dwang en van seksueel binnendringen, vinden steun in de ter zitting door de verdachte afgelegde verklaring dat het klopt dat hij in de badkamer de borsten van zijn zusje over haar kleding heeft aangeraakt. Deze verklaring biedt niet alleen steun voor een deel van de seksuele handelingen waarover de aangeefster heeft verklaard, ook de door de verdachte genoemde locatie past naadloos bij wat de aangeefster hierover heeft verklaard: veel van het misbruik vond plaats in de badkamer. Dit maakt dat gezegd kan worden dat de verklaring van de aangeefster is ingebed in een concrete context, die steun vindt in een andere bron.
Daarbij geldt dat het leeftijdsverschil tussen de verdachte en de aangeefster onder de door de aangeefster geschetste omstandigheden dat zij het moeilijk kon tegenhouden en dat zij niet tegen de verdachte in kon gaan omdat het toch gebeurde, maakt dat de verdachte als oudere broer feitelijk overwicht op de aangeefster heeft gehad.
Anders dan door de verdediging is betoogd, levert het gebruik voor het bewijs van de verklaring die de verdachte ter zitting heeft afgelegd, geen schending op van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Aan de verdachte was immers voorafgaand aan het afleggen van deze verklaring de cautie medegedeeld. Dat de officier van justitie in de door de verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring aanleiding heeft gezien te vorderen dat de tenlastelegging zou worden gewijzigd, welke wijziging vervolgens door de rechtbank is toegelaten, maakt dit niet anders.
-
Conclusie
De verweren worden verworpen.
2.2.3
Volledige bewezenverklaring
Bewezen is dat:
Feit 1
primair
hij in de periode van
19 oktober 2016tot en met 30 november 2022 te Rotterdam, meermalen door andere feitelijkheden [slachtoffer] (zijn zus), geboren op [geboortedatum 2] 2003, heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het
- betasten van en/of wrijven over en/of knijpen in en/of likken aan haar borsten en/of
- betasten van en/of wrijven over haar vagina en/of schaamstreek en/of
- brengen en/of (vervolgens) houden en/of bewegen van zijn vinger(s) in haar vagina, en/of
- brengen en/of duwen van zijn penis tegen haar schaamlippen en/of schaamstreek en/of
- brengen en/of vervolgens houden en/of bewegen van zijn tong in haar vagina, en/of
- door haar laten betasten van zijn penis en/of zich door haar laten aftrekken en/of
- masturberen en/of klaarkomen ten overstaan van haar,
waarbij defeitelijkheden hebben bestaan uit het (meermalen)
- zich aangaande genoemde handelingen dwingend opstellen ten opzichte van haar, waartegen /waardoor zij zich, gelet op haar kwetsbaarheid, niet kon verzetten en/of
- ( onverhoeds) omarmen van haar (boven)lichaam en/of
- voorbij gaan aan haar verbale en/of non-verbale protesten en/of
- ( dwingend en/of herhaaldelijk) tegen haar zeggen/aan haar vragen dat/of
* het echt geheim was en dat zij het tegen niemand mocht zeggen en/of
* het lekker was en/of
* hij aan haar mocht zitten en/of
* hij met zijn penis in haar vagina en/of mond mocht en/of
* ze het volgende keer moesten doen en/of
* hij het ook bij haar had gedaan,
en/of
- plaatsen van zijn hand in/onder haar kleding en/of
- ontkleden van zichzelf in haar bijzijn en/of
- feit dat hij wist dat zij ook seksueel misbruikt werd door zijn/haar vader en/of broer en/of
- feit dat hij als oudere broer, een feitelijk overwicht op haar heeft gehad;
Feit 2
primair
hij in de periode van
19 oktober 2016tot en met 30 november 2022 te Rotterdam, door andere feitelijkhed
ente weten het meermalen
- zich aangaande
ondergenoemde handelingen dwingend opstellen ten opzichte van haar, waartegen /waardoor zij zich, gelet op haar kwetsbaarheid, niet kon verzetten en/of
- ( onverhoeds) omarmen van haar (boven)lichaam en/of
- voorbij gaan aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten en/of
- ( dwingend en/of herhaaldelijk) tegen haar zeggen/aan haar vragen dat/of
* het echt geheim was en dat zij het tegen niemand mocht zeggen en/of
* het lekker was en/of
* hij aan haar mocht zitten en/of
* hij met zijn penis in haar vagina en/of mond mocht en/of
* ze het volgende keer moesten doen en/of
* hij het ook bij haar had gedaan,
en/of
- plaatsen van zijn hand in/onder haar kleding en/of
- ontkleden van zichzelf in haar bijzijn en/of
- feit dat hij wist dat zij ook seksueel misbruikt werd door zijn/haar vader en/of broer en/of
- feit dat hij als oudere broer, een feitelijk overwicht op haar heeft gehad, [slachtoffer] (zijn zus) (geboren op [geboortedatum 2] 2003) heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, te weten het meermalen
- betasten van en/of wrijven over en/of knijpen in en/of likken aan haar borsten en/of
- betasten van en/of wrijven over haar vagina en/of schaamstreek en/of
- brengen en/of duwen van zijn penis tegen haar schaamlippen en/of schaamstreek en/of
- door haar laten betasten van zijn penis en/of zich door haar laten aftrekken en/of
- masturberen en/of klaarkomen ten overstaan van haar.

3.Kwalificatie en strafbaarheid

3.1.
Kwalificatie
De bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
de eendaadse samenloop van:
feit 1 primair
verkrachting, meermalen gepleegd
en
feit 2 primair
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd
3.2.
Strafbaarheid van de feiten en van de verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

4.Straf en maatregel

4.1.
Eis van de officier van justitie
De verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, met aftrek van voorarrest en daarnaast moet een maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met voorwaarden opgelegd worden. Ook de maatregelen als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende een contactverbod met het slachtoffer en de medeverdachten, en artikel 38z Sr moeten worden opgelegd. De maatregelen moeten dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
4.2.
Oordeel van de rechtbank
4.2.1.
Ernst, omstandigheden en gevolgen van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verkrachten en aanranden van zijn (minderjarige) jongere zus gedurende een periode van 6 jaren. De verdachte heeft zich onder meer laten aftrekken door zijn zus en is met zijn tong en zijn vingers in haar vagina gegaan. Het misbruik vond op regelmatige basis plaats, in de eerste jaren was dit zelfs wekelijks.
De verdachte heeft daarmee grove inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als psychische integriteit van zijn zus en hij heeft zijn eigen seksuele behoeftes boven het haar welzijn gesteld. De zus van de verdachte werd al seksueel misbruikt door haar vader. Het is schokkend dat de verdachte dit als vrijbrief heeft gebruikt om ook tot seksueel misbruik van haar over te gaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedendelicten vaak nog lang ernstige psychische gevolgen ondervinden van hetgeen hen is overkomen.
Uit de verklaring die het slachtoffer ter terechtzitting heeft voorgelezen blijkt duidelijk de enorme impact die het handelen van de verdachte op het leven van het slachtoffer heeft gehad en nog steeds heeft. De rechtbank neemt de verdachte dit alles zeer kwalijk.
4.2.2.
Persoon en persoonlijke omstandigheden
Strafblad
Uit het strafblad van 6 september 2024 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Het strafblad van de verdachte leidt dus niet tot een hogere straf.
Rapporten van deskundigen en de reclassering
In het rapport van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) van 3 april 2025 staat het volgende. De verdachte heeft ter observatie een periode in het PBC verbleven en heeft daar gesprekken gevoerd met een milieurapporteur, een psychiater en een psycholoog. Door de onderzoekers werd een hoogleraar klinische godsdienstpsychologie geraadpleegd. Hoewel de verdachte geen toestemming gaf om informatie bij de huisarts en instanties als de Raad voor de Kinderbescherming op te vragen en de moeder van de verdachte niet volledig heeft meegewerkt bij het verstrekken van informatie over de verdachte, hebben de onderzoekers toch een voldoende beeld van de verdachte kunnen krijgen om diagnostische conclusies te trekken.
Zij stellen vast dat er bij de verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis. Een persoonlijkheidsstoornis kan niet worden vastgesteld, maar wel valt op dat de verdachte een beperkte sociaal emotionele ontwikkeling heeft gekend en niet of nauwelijks eigen identiteit heeft weten te ontwikkelen als gevolg van een zeer strakke dogmatische opvoedingsstructuur met nauwelijks enige bewegingsruimte en sterke isolatie van de buitenwereld. De autismespectrumstoornis is aangeboren en was daarom ook aanwezig ten tijde van het plegen van de feiten. Daarnaast heeft de stoornis het handelen van de verdachte beïnvloed. Vanwege een onderontwikkelde affectieve empathie is hij minder goed in staat geweest om zichzelf te remmen in zijn behoeften en seksuele opwinding. Bovendien is hij niet in staat geweest tot een gezonde socialisatie in zijn leefomgeving buiten het gezin en heeft daardoor zijn seksualiteit niet op adequate wijze kunnen vormgeven, mede gelet op de geslotenheid van het gezinssysteem en de religieuze subcultuur waarin hij is opgegroeid. Het is aannemelijk dat de verdachte geen mogelijkheid heeft gezien om zijn seksuele gevoelens buiten het gezin te uiten. Op grond hiervan adviseren de deskundigen de feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Het risico op recidive wordt door de onderzoekers als hoog ingeschat. Niet enkel vanwege de stoornis, maar ook vanwege de gevolgen van een zeer geïsoleerde opvoeding en het ontbreken van (toetsende) contacten in de buitenwereld. Gezien de levensfase waarin de verdachte zich bevindt, is het aannemelijk dat hij zich in de toekomst zal richten op het vinden van een romantische en/of seksuele partner. Het feit dat hij geen adequate vaardigheden in huis heeft om met zijn behoeften en driften om te gaan en daarbij (de grenzen van) de ander goed aan te voelen, draagt bij aan het risico op seksueel delictgedrag. Om dit gevaar in te perken is behandeling nodig. De onderzoekers adviseren een klinische behandeling, waarna gewerkt kan worden aan een resocialisatietraject en de verdachte begeleid kan worden bij het vinden van passende huisvesting. Dit kan worden opgelegd in het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met voorwaarden. De verdachte heeft zich aan het eind van het onderzoek gemotiveerd getoond voor het geadviseerde kader.
De reclassering adviseert in haar rapport van 20 juni 2025 positief over een tbs-maatregel met voorwaarden. De reclassering ziet voldoende mogelijkheden om invulling te geven aan een toezicht in dat kader.
De reclassering heeft de volgende voorwaarden geadviseerd (waaraan de verdachte heeft verklaard mee te zullen werken):
- geen strafbaar feit plegen
- meewerken aan reclasseringstoezicht
- meewerken aan time-out
- niet naar het buitenland
- opname in een zorginstelling
- ambulante behandeling
- contactverbod met het slachtoffer
De reclassering adviseert verder deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Toerekenbaarheid
Op basis van de rapporten, stelt de rechtbank vast dat bij de verdachte een psychische stoornis bestond en dat deze het gedrag van de verdachte tijdens het begaan van de strafbare feiten beïnvloedde. De feiten worden daarom in verminderde mate aan de verdachte toegerekend.
Geen toepassing adolescentenstrafrechtDe verdachte was deels minderjarig (16 en 17 jaar oud) toen hij de strafbare feiten pleegde. De raadsman heeft het verzoek gedaan dat de rechtbank nader advies van de reclassering inwint over het al dan niet toepassen van het adolescentenstrafrecht (hierna: ASR). Hij meent dat aanvullend advies nodig is, omdat de beschuldiging jegens de verdachte door de wijziging van de tenlastelegging eerst ter terechtzitting is uitgebreid naar zijn minderjarige periode.
De rechtbank wijst dit verzoek af. In het PBC-rapport is geadviseerd het volwassenstrafrecht toe te passen. Dit advies is door de onderzoekers niet uitgebracht op basis van de oorspronkelijke tenlastelegging, maar op basis van het dossier in zijn geheel (waaruit een verdenking blijkt die mede ziet op een periode waarin de verdachte minderjarig was). De enkele wijziging van de tenlastelegging maakt daarom niet dat nader onderzoek naar het passende sanctiestelsel noodzakelijk is. De rechtbank is op dit punt voldoende ingelicht.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat indien de bewezenverklaring ziet op feiten die deels zijn gepleegd als minderjarige, het sanctiestelsel voor volwassenen wordt gebruikt. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken, gelet op het door het PBC uitgebrachte gemotiveerde advies op dit punt.
4.2.3.
Oplegging straf en maatregel
Straf
Gelet op de ernst van de strafbare feiten is, vanuit het oogpunt van vergelding, oplegging van een forse gevangenisstraf passend en geboden. Bij het bepalen van die strafsoort en de duur daarvan houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met hetgeen uit het rapport van het PBC naar voren is gekomen. Naast het bestaan van een psychische stoornis werd het handelen van de verdachte deels ingegeven door de thuissituatie en strenge opvoeding die de verdachte heeft gekend. Zoals eerder omschreven heeft de verdachte door die situatie nauwelijks een eigen identiteit kunnen ontwikkelen en zijn seksualiteit niet op een gezonde manier kunnen ontdekken. Verder houdt de rechtbank rekening met de relatief jonge leeftijd van de verdachte, zowel nu als ten tijde van het plegen van de feiten.
De rechtbank is het met de deskundigen eens dat een (stevige) behandeling vereist is om het recidiverisico te beperken. Het is de rechtbank echter niet duidelijk geworden waarom deze behandeling en begeleiding (enkel) in het kader van een tbs-maatregel plaats zou moeten vinden. Een dergelijke maatregel – ook met voorwaarden – is zeer ingrijpend. Aangezien niet is gebleken dat een hoog beveiligingsniveau vereist is, kunnen de voorgestelde behandeling en begeleiding ook als bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. In een langdurig en intensief toezicht kan worden voorzien door het opleggen van een extra lange proeftijd. Daarmee is een minder ingrijpend alternatief voorhanden waarmee dezelfde doelen kunnen worden bereikt als met een tbs-maatregel met voorwaarden.
Alles afwegend zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 32 maanden. Van deze gevangenisstraf worden 8 maanden voorwaardelijk opgelegd. De rechtbank verbindt hieraan een extra lange proeftijd voor de duur van 5 jaar. Naast het feit dat een lange proeftijd recht doet aan de ernst van de feiten, kan deze tijd benut worden voor langdurige behandeling en toezicht. De voorwaardelijke straf heeft ook als doel te voorkomen dat de verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten pleegt.
De rechtbank verbindt aan de voorwaardelijke straf een groot deel van de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. Deze bijzondere voorwaarden zijn noodzakelijk om de kans op herhaling van het plegen van nieuwe strafbare feiten te verkleinen. Daarnaast ziet de rechtbank in het advies van het PBC aanleiding om naast de door de reclassering geadviseerde voorwaarden extra voorwaarden op te leggen in de vorm van begeleid wonen (of maatschappelijke opvang), dagbesteding en het geven van openheid aangaande (partner)relaties. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard ook hieraan mee te zullen werken.
De bijzondere voorwaarden zijn:
- meewerken aan reclasseringstoezicht
- meewerken aan time-out
- opname in een zorginstelling
- ambulante behandeling
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang
- contactverbod met het slachtoffer
- dagbesteding
- geven van openheid aangaande (partner)relaties.
Gelet op de rapporten moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom is het belangrijk dat de bijzondere voorwaarden meteen gelden, ook als de verdachte in hoger beroep gaat. De rechtbank verklaart de bijzondere voorwaarden om die reden dadelijk uitvoerbaar.
Vrijheidsbeperkende maatregel (38v Wetboek van Strafrecht)
Om strafbare feiten te voorkomen, wordt aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd voor de duur van 5 jaar. Deze maatregel houdt in een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] 2003).
Voor iedere keer dat de verdachte niet aan de maatregel voldoet, kan vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van 1 week, met een totale duur van maximaal zes maanden. De hechtenis heft de verplichtingen op grond van de maatregel niet op.
De rechtbank verklaart de maatregel dadelijk uitvoerbaar, omdat er gelet op de aard en duur van de feiten ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt. Dit betekent dat de maatregel ook geldt als de verdachte in hoger beroep gaat.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (38z Wetboek van Strafrecht)
Met het oog op de verwachte duur van de behandeling en de extra lange proeftijd, gecombineerd met de eveneens voor een langere periode aan de verdachte op te leggen vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr, ziet de rechtbank geen aanleiding om een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen.

5.Voorlopige hechtenis

De verdediging heeft verzocht de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen. De rechtbank wijst dat verzoek af gelet op de op te leggen straf.

6.Vordering van de benadeelde partij

6.1.
Vordering [slachtoffer]
heeft als benadeelde partij voor alle feiten € 1.964,39 als vergoeding van materiële schade en € 20.000,- als vergoeding van immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering tot vergoeding van materiële schade bestaat uit de kosten voor het eigen risico, reiskosten (voor het reizen van en naar therapie) en nader te onderbouwen (toekomstige) schade.
6.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie vindt dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toegewezen kan worden, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdediging heeft een deel van de vordering betwist. De rechtbank zal hier, indien nodig, bij de beoordeling van de vordering op ingaan.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
6.3.1.
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde toekomstige schade wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, nu deze schade niet is gespecificeerd. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank stelt voor wat betreft de overige materiële schade vast dat deze een rechtstreeks gevolg is van de gepleegde strafbare feiten. Deze schade is voldoende onderbouwd en wordt daarom toegewezen. Dit betekent dat de verdachte € 464,39 als vergoeding van materiële schade aan de benadeelde partij moet betalen.
6.3.2.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft als gevolg van de strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade geleden. Voldoende onderbouwd is dat zij grote gevolgen ondervindt van het langdurige seksueel misbruik. Bij het slachtoffer is PTSS gediagnosticeerd, zij had last van stressgerelateerde ondervoeding en heeft ondersteuning nodig op verschillende leefgebieden.
Voor de begroting van de schade die hieruit voortvloeit heeft de rechtbank de Rotterdamse schaal als hulpmiddel gebruikt. In deze schaal is een categorisering gemaakt per normschending. Er is in dit geval sprake van meerdere normschendingen. Het gaat er bij het begroten van schade in zo’n geval om dat het totaalbedrag passend is.
De immateriële schade wordt naar billijkheid begroot op € 10.000,-. Hierbij is in het bijzonder rekening gehouden met de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt, de aard en ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting over het herstel, de leeftijd van de benadeelde partij en – in enigszins matigende zin – het feit dat niet alleen de verdachte, maar ook zijn vader en tweelingbroer verantwoordelijk zijn voor het veroorzaakte leed. Verder is bij de begroting rekening gehouden met bedragen die door rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend. De vordering wordt tot dit bedrag toegewezen. De benadeelde partij wordt in het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat de verdachte een bedrag van € 10.000,- als vergoeding van immateriële schade aan de benadeelde partij moet betalen.
6.3.3.
Wettelijke rente, proceskosten en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft gevorderd de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank wijst de wettelijke rente toe vanaf 19 oktober 2016.
De rechtbank veroordeelt de verdachte in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en die zij bij de tenuitvoerlegging nog zal maken, omdat de vordering van de benadeelde partij deels wordt toegewezen. Deze kosten worden tot vandaag begroot op
€ 0,-.
De rechtbank legt de schadevergoedingsmaatregel op. Dit betekent dat de verdachte de schadevergoeding aan de staat moet betalen en de staat het bedrag uitkeert aan de benadeelde partij. Als dwangmiddel kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 87 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

7.Wettelijke voorschriften

De oplegging van deze straf en maatregel is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 55, 242 (oud) en 246 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissingen

De rechtbank:
Bewezenverklaring
verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 1 primair en 2 primair, zoals in hoofdstuk 2 is omschreven, heeft gepleegd;
Kwalificatie en strafbaarheid
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de in hoofdstuk 3 vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
Straf en maatregel
Gevangenisstraf
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf van 32 (tweeëndertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de gevangenisstraf, voor zover deze tijd niet al op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat
van deze gevangenisstraf een gedeelte, te weten 8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders beslist;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
5 (vijf) jaar, waarbij tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke gedeelte van de straf kan worden beslist als de verdachte een van de onderstaande voorwaarden niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
o De veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
o De veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van de veroordeelde vast te stellen.
o De veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
o De veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
o De veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken.
o De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
o De veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
o De veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.
  • indien er sprake is van een zodanige verslechtering van de psychische toestand van de veroordeelde dat een kortdurende klinische opname voor detoxificatie / stabilisatie / observatie / diagnostiek / crisisbehandeling noodzakelijk is, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een dergelijke kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken (time-out). Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit op dat moment door de rechter is bevolen, de veroordeelde zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
  • de veroordeelde laat zich opnemen op de FPK afdeling van de Van der Hoevenkliniek of een soortgelijke instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend op detentie en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling, leefregels van de verblijfsinstelling en plaatsing;
  • de veroordeelde laat zich ambulant behandelen door een zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • de veroordeelde zal aansluitend aan zijn klinische opname verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf duurt zolang de reclassering en zorginstelling dat nodig vinden. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • de veroordeelde spant zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde structurele dagbesteding;
  • de veroordeelde geeft de reclassering openheid over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten uit zijn (sociale) netwerk te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn (sociale) netwerk.
geeft aan de reclassering opdracht de verdachte bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
Vrijheidsbeperkende maatregel (art. 38v Sr)
legt de verdachte voor de feiten 1 primair en 2 primair op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 (vijf) jaar, inhoudende dat de verdachte:
op geen enkele wijze direct of indirect contact zoekt of heeft met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2003, gedurende
5 (vijf) jarenna de datum van dit vonnis,
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 (een) week, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Vordering benadeelde partij
veroordeelt de verdachte aan de benadeelde partij [slachtoffer] (feit 1 en 2), te betalen een bedrag van €
10.464,39, bestaande uit € 464,39 als vergoeding van materiële schade en € 10.000,- als vergoeding van immateriële schade, en de wettelijke rente hierover vanaf 19 oktober 2016 tot de dag van volledige betaling;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de materiële en immateriële schadevordering; bepaalt dat dit deel van de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op vandaag begroot op € 0,- en in de nog te maken kosten voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis;
legt aan de verdachte voor de feiten 1 en 2
de maatregel tot schadevergoedingop, wat inhoudt dat de verdachte de verplichting heeft om ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] aan de staat
€ 10.464,39te betalen, en de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2016 tot aan de dag van de gehele betaling. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
87 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij de schade aan de benadeelde partij of aan de staat heeft vergoed.

9.Samenstelling rechtbank en ondertekening

Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. IJspeerd, voorzitter,
en mrs. W.J. de Veld en L. den Teuling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Hoebe, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 13 oktober 2025.
Mrs. W.J. de Veld en S. Hoebe zijn niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.De exacte vindplaatsen van de bewijsmiddelen zijn genoemd in de bijbehorende voetnoot. Als wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het zaaksdossier [naam dossier] met nummer [dossiernummer] .
2.Aangifte [slachtoffer] d.d. 12 december 2023, pagina 11-19.
3.Aanvullende aangifte [slachtoffer] d.d. 17 januari 2024, pagina 32-38.
4.Verklaard tijdens de zitting van 7 juli 2025.