ECLI:NL:RBROT:2025:11625

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/693238 / HA ZA 25-102
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht en terugbetaling van onterecht overgemaakt bedrag tussen ex-echtgenoten

In deze zaak vordert de vrouw, een ex-echtgenote, een verklaring voor recht dat de man onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door een bedrag van € 27.637,75 zonder haar toestemming naar zijn bankrekening over te maken. De man betwist dit en stelt dat de vrouw het bedrag zelf heeft overgemaakt als een schenking. De rechtbank overweegt dat de bewijslast bij de vrouw ligt op basis van artikel 150 Rv. De vrouw heeft onvoldoende bewijs geleverd om haar stelling te onderbouwen dat de man het bedrag zonder haar medeweten heeft overgemaakt. De rechtbank wijst de vorderingen van de vrouw af, omdat zij niet heeft aangetoond dat de man onrechtmatig heeft gehandeld of zich ongerechtvaardigd heeft verrijkt. De rechtbank concludeert dat er sprake is geweest van een schenking en dat de vrouw niet heeft voldaan aan de stelplicht die vereist is voor een beroep op vernietigbaarheid van de schenking op basis van misbruik van omstandigheden. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/693238 / HA ZA 25-102
Vonnis van 1 oktober 2025
in de zaak van
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. S. Süzen te Rotterdam,
tegen
[naam man],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. P.A. van Hecke te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De zaak in het kort

Partijen zijn ex-echtgenoten. De vrouw stelt dat de man een bedrag van € 27.637,75 zonder haar toestemming en medeweten van haar naar zijn bankrekening heeft overgemaakt. Volgens de man heeft de vrouw dit bedrag zelf overgemaakt en was sprake van een schenking. De rechtbank wijst de vorderingen van de vrouw af.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties 1 tot en met 6;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • een beter leesbare versie van productie 4 bij dagvaarding;
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 8 juli 2025.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn op 20 juli 2015 in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Op 3 maart 2016 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2.
Tot de inmiddels ontbonden gemeenschap van goederen behoorde een woning. Vóór het huwelijk van de man en de vrouw was deze woning gezamenlijk eigendom van de man en zijn vorige echtgenote. Door het huwelijk van de man en de vrouw viel deze woning in de gemeenschap van goederen.
3.3.
De woning is op 20 juni 2023 verkocht en geleverd aan een derde. De gerealiseerde overwaarde is verdeeld tussen de vorige echtgenote (50%), de man en de vrouw (ieder 25%). De man en de vrouw hebben ieder van de notaris € 27.637,75 ontvangen. De vrouw heeft dit bedrag op 22 juni 2023 ontvangen op haar bankrekening.
3.4.
Het bedrag van € 27.637,75 is diezelfde dag overgemaakt van de bankrekening van de vrouw naar de bankrekening van de man onder vermelding van “ont[e]rechte boeking”.
3.5.
De vrouw heeft op 21 oktober 2024 de man schriftelijk verzocht dit bedrag aan haar terug te betalen. Zij heeft op 15 november 2024 aangifte van diefstal gedaan bij de politie.

4.Het geschil

4.1.
De vrouw vordert in deze procedure – samengevat – een verklaring voor recht dat de man onrechtmatig heeft gehandeld door € 27.637,75 van haar bankrekening naar zijn rekening over te maken, en de man te veroordelen dit bedrag aan haar te voldoen, vermeerderd met rente en kosten. Subsidiair stelt de vrouw dat de man dit bedrag aan haar moet betalen omdat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking.
4.2.
De vrouw legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de man het bedrag zonder haar toestemming en medeweten heeft overgeboekt, met gebruikmaking van haar mobiele telefoon. Zij stelt dat zij op de bewuste dag van de overboeking haar telefoon aan de man heeft gegeven, omdat hij zei dat hij voor haar met haar telefoon vliegtickets voor haar zou boeken. Maar zij wist niet dat hij met die telefoon het bedrag van de rekening van de vrouw naar zijn eigen bankrekening ging overmaken. De man regelde voor de vrouw allerlei administratieve en financiële zaken, hij kende haar wachtwoorden, e-mailadressen en was op de hoogte van haar bankzaken omdat hij voor haar een bankrekening had geopend. Kennelijk beschikte de man ook over de inloggegevens van haar bankrekening. De vrouw is pas lange tijd daarna er achter gekomen dat het bedrag niet meer op haar bankrekening stond en toen heeft zij de man gevraagd het bedrag terug te storten. De man heeft onrechtmatig gehandeld jegens de vrouw dan wel zich zonder enige grond verrijkt.
4.3.
De man voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. De man betwist dat hij het bedrag heeft overgemaakt, de vrouw heeft dit zelf gedaan. De vrouw heeft destijds tegen de man gezegd dat zij vond dat zij geen recht had op dit bedrag omdat zij maar kort samen met de man was geweest en hij zoveel voor haar – ook in financiële zin – had gedaan. Zij heeft dit bedrag aan hem overgemaakt en aan hem geschonken. De man was er niet bij toen zij dit bedrag aan hem overboekte en hij beschikte ook niet over haar inloggegevens. Ook zat er vermoedelijk een betaallimiet (daglimiet) op de rekening, die had moeten worden gewijzigd om een bedrag als dit over te maken. De man kon dit niet doen. Nadat de man en de vrouw uit elkaar zijn gegaan, regelde de vrouw haar administratieve zaken met haar zoon, niet met de man. De vrouw heeft nu kennelijk – lange tijd na de bewuste overboeking – spijt hiervan en wenst het terug te draaien.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank wijst de vorderingen van de vrouw af. De rechtbank zal dit hierna toelichten.
5.2.
Op basis van de hoofdregel van artikel 150 Rv is het aan de vrouw – als partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten – om die feiten te onderbouwen, en bij gemotiveerde betwisting te bewijzen. Waar de vrouw betoogt dat het aan de man is om zijn betwisting te onderbouwen en te bewijzen, geldt dat voor de feiten die een partij stelt ter motivering van zijn betwisting van de feitelijke grondslag van het rechtsgevolg dat de wederpartij inroept, die partij geen bewijslast heeft.
5.3.
De vrouw moet dus onderbouwen dat het de man is geweest die het bedrag heeft overgemaakt en dat hij dit zonder medeweten en toestemming van haar heeft gedaan. De vrouw heeft ter onderbouwing van die stelling in deze procedure stukken overgelegd, te weten de afrekening van de notaris in het kader van de verkoop van de woning, screenshots van de overboekingen op 22 juni 2023, haar aangifte bij de politie en afschriften van de correspondentie tussen partijen in het najaar van 2024. Deze stukken zien echter niet concreet op de stelling die moet worden onderbouwd.
5.4.
Nu de man de stelling van de vrouw – dat hij degene is geweest die dit bedrag zonder haar medeweten en toestemming heeft overgemaakt – steeds uitdrukkelijk heeft betwist, lag het op haar weg om haar stelling nader te onderbouwen. Bijvoorbeeld door het overleggen van stukken of verklaringen waaruit blijkt dat de man altijd haar financiële administratie deed, dat hij op 22 juni 2023 bij haar was, dat hij over de inloggegevens van haar bankrekening beschikte, dat hij met die inloggegevens het bewuste bedrag heeft kunnen overmaken, dat er geen betaallimiet voor haar rekening gold dan wel dat de man deze betaallimiet gemakkelijk heeft kunnen aanpassen. Dat heeft zij niet gedaan. Ook op zitting heeft zij desgevraagd haar stelling op geen enkele manier geconcretiseerd. Sterker nog, haar stelling dat zij haar telefoon aan de man op de dag van de overboeking heeft gegeven om die dag vliegtickets voor haar te kopen, is weerlegd door stukken van de man waaruit volgt dat hij niet op 22 juni 2023, maar op 10 juni 2023 voor haar vliegtickets heeft gekocht welke tickets hij overigens heeft betaald vanaf zijn eigen bankrekening. Bij gebreke van een voldoende feitelijke onderbouwing wordt de vrouw niet toegelaten tot bewijslevering.
5.5.
Het is dus niet komen vast te staan dat de man zonder toestemming en medeweten van de vrouw het bedrag heeft overgemaakt. Daarmee ontbreekt de feitelijke grondslag voor de vorderingen van de vrouw die zijn gebaseerd op een onrechtmatige daad van de man jegens haar, dan wel een ongerechtvaardigde verrijking van de man.
5.6.
De rechtbank gaat, bij gebreke van stellingen die tot een andere grondslag voor de betaling zouden moeten leiden, ervan uit dat sprake is geweest van een schenking.
5.7.
Waar de vrouw wellicht heeft bedoeld een beroep te doen op een omkering van de bewijslast in het geval van een schenking, geldt het volgende. In artikel 7:176 BW staat dat indien de schenker feiten stelt waaruit volgt dat de schenking door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen, bij een beroep op vernietigbaarheid de bewijslast van het tegendeel op de begiftigde rust, tenzij van de schenking een notariële akte is opgemaakt of deze verdeling van de bewijslast in de gegeven omstandigheden in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid zou zijn. Misbruik van omstandigheden is aanwezig, wanneer iemand weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden (art. 3:44 lid 4 BW).
5.8.
Daargelaten dat de vrouw geen beroep heeft gedaan op de vernietigbaarheid van de schenking, is voor de van artikel 150 Rv afwijkende bewijslastverdeling zoals bepaald in artikel 7:176 BW hier geen plaats. Voor toepassing van deze bijzondere bewijsregel is slechts plaats ingeval de schenker voldoet aan zijn stelplicht. De schenker moet dus feiten stellen waaruit volgt dat de schenking door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. Al hoewel aan die stelplicht geen hoge eisen worden gesteld, had de vrouw, gezien de uitdrukkelijke betwisting door de man, haar – naar de rechtbank begrijpt – gestelde afhankelijkheid van de man en/of onervarenheid nader moeten onderbouwen. Bijvoorbeeld door ten minste haar stelling te onderbouwen dat het de man was die altijd haar financiële administratie deed en/of dat hij beschikte over de inloggegevens van haar bankrekening (zie 5.4). Dat heeft zij niet gedaan.
5.9.
Ook het feit dat de man – naar hij onweersproken heeft gesteld – meerdere keren op verzoek van de vrouw diverse bedragen aan haar, haar kinderen en andere van haar familieleden heeft geschonken in de jaren vóór en na de bewuste overboeking (opgeteld in totaal meer dan € 12.500,-), weegt de rechtbank mee in haar beoordeling, in die zin dat de schenking van de vrouw aan de man – in het licht van het patroon dat de man regelmatig schenkingen aan haar en haar familieleden deed – niet meteen al de vraag oproept waarom de man de schenking van de vrouw heeft aanvaard.
5.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van de vrouw worden afgewezen. Dat geldt zowel voor de gevorderde verklaring voor recht, als de gevorderde terugbetaling.
5.11.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2025.
2334/ 2294/3246