In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft eiser [persoon A], handelend onder de naam [bedrijf A], een voorlopige voorziening gevorderd in het kader van een geschil met gedaagde partij FOOD ART B.V. De vordering betreft een voorschot op een onbetaald gelaten deel van de overeengekomen koopsom van € 175.000,00, die voortvloeit uit een overeenkomst gesloten op 18 december 2024. Eiser stelt dat gedaagde in verzuim is met de betaling van € 125.000,00, en dat dit leidt tot ernstige financiële problemen voor eiser. Gedaagde heeft tot nu toe geen verweer gevoerd in de hoofdzaak.
De rechtbank heeft de vordering in het incident afgewezen, omdat eiser niet voldoende heeft onderbouwd dat haar financiële positie zodanig is dat zij de afloop van de hoofdzaak niet kan afwachten. De rechtbank oordeelt dat de vordering in de hoofdzaak in beginsel voor toewijzing gereed ligt, maar dat er een tegenvordering van gedaagde is die nog niet vaststaat. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak is opnieuw op de rol gezet voor 12 november 2025, waar gedaagde de gelegenheid krijgt om een conclusie van antwoord in te dienen.