ECLI:NL:RBROT:2025:11591

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
10-236772-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling door rituele wassing met chemische stoffen en pepers

Op 6 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een rituele wassing van een achttienjarige vrouw, die ernstige verwondingen opliep. De verdachte, een geestelijk verzorger, werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer, dat nagenoeg blind werd door het gebruik van water met peper en ammoniak tijdens het ritueel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met de medeverdachte, de vader van het slachtoffer, opzettelijk handelde en dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vijftien maanden op en een schadevergoeding van €121.424,08 aan het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en de medeverdachte het slachtoffer langdurig in een pijnlijke en angstige situatie hadden gebracht, wat leidde tot blijvende schade aan haar ogen. De rechtbank weegt de ernst van het feit zwaar, maar houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een blanco strafblad had en als volledig toerekeningsvatbaar werd beschouwd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-236772-23
Datum uitspraak: 6 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. M.D. Winter, advocaat in ’s-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.P. Mandos heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

4.Waardering van het bewijs

Feiten en omstandigheden
Op 13 september 2023 ontving de politie een melding dat een achttienjarige vrouw was opgenomen in het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam met ernstige verwondingen. Deze vrouw bleek [slachtoffer] te zijn, dochter van de medeverdachte (hierna: [voornaam slachtoffer] ). Zij verklaarde dat zij de verwondingen had opgelopen in de badkamer van de woning van haar vader. Later bleek dat [voornaam slachtoffer] een paar dagen daarvoor een rituele wassing naar Surinaams geloof had ondergaan. Deze wassing werd uitgevoerd in verband met een ziekte waaraan zij leed. Haar medisch specialisten hadden de diagnose gesteld van lupus met een neurologisch effect. In dit kader stond zij onder behandeling, kreeg zij medicijnen en was zij – na eerst langere tijd in het ziekenhuis te hebben gelegen – opgenomen in een revalidatiecentrum. De medeverdachte kon zich niet vinden in de diagnose en was ervan overtuigd dat een “Winti” (een andere entiteit; een kwade geest) in zijn dochter was gekomen. Om deze Winti uit te drijven, had de medeverdachte een geestelijk verzorger ingeschakeld, de verdachte. De verdachte had eerder telefonisch contact met de medeverdachte gehad om te kunnen voelen wat er aan de hand was met [voornaam slachtoffer] en om op basis daarvan een bepaalde kruidenmix te kunnen bestellen in Suriname.
[voornaam slachtoffer] is vanuit het revalidatiecentrum meegenomen naar de woning van de medeverdachte. Hier is zij op enig moment meegenomen naar de badkamer, waar zij in de douchecabine werd gehouden om het uitdrijvingsritueel uit te voeren. Zij mocht en kon hier niet weg.
Tijdens het ongeveer vijf uur durende ritueel heeft de verdachte met een roede van (naar zijn zeggen: flexibele) takken over het gezicht van [voornaam slachtoffer] gewreven en water met kruiden en bladeren over haar hoofd en lichaam gegoten. Verder heeft [voornaam slachtoffer] verklaard dat zij constant met de douchekop met water in haar gezicht werd gespoten. Daarnaast verklaren meerdere getuigen over het gebruik van ammoniak en is gebruik gemaakt van in stukken gesneden gele pepers. Dit betroffen zogeheten “Madame Jeannette” pepers die uit de keuken van de vriendin van de medeverdachte kwamen. Deze stukjes peper zaten volgens getuigen in het water dat de verdachte over haar hoofd gooide. De medeverdachte heeft ook verklaard dat de verdachte stukjes peper in haar gelaat heeft gesmeerd, maar hij heeft niet gezien of het in de ogen is geweest omdat hij achter haar stond om haar constant vast te houden. Tijdens dit ritueel hield de medeverdachte haar namelijk vast door haar armen (soms voor, soms achter haar rug) vast te houden. Op enig moment heeft de medeverdachte ook enige tijd handboeien bij zijn dochter omgedaan om haar in bedwang te kunnen houden. Ook zou de vriendin van de medeverdachte haar benen in bedwang hebben gehouden omdat [voornaam slachtoffer] volgens de medeverdachte in het wilde aan het trappen was. Ook de verdachte heeft haar tegengehouden om de douche te verlaten. Volgens meerdere getuigen was zichtbaar dat [voornaam slachtoffer] er niet wilde zijn. Zij schreeuwde, zei dat ze het niet leuk vond en had zichtbaar pijn.
Voor de aanvang van het ritueel en tijdens de wassing had [voornaam slachtoffer] geen letsel. Aan het einde van de sessie, die een aantal uren heeft geduurd, had zij onder meer rode ogen en was haar hoofdhuid ernstig en tot bloedens toe aangetast omdat de huid was weggeschraapt door het herhaaldelijk wrijven met de takken over haar gezicht. Later is gebleken dat [voornaam slachtoffer] haar zicht grotendeels heeft verloren. Uit de FARR-verklaring van 3 april 2024 blijkt dat zij nu nog maar een zicht van minder dan 5% met beide ogen heeft. Uit dit rapport blijkt ook dat de afwijkingen in haar ogen passen bij chemisch letsel.
Beoordeling
Causaal verband tussen het letsel en de wassing
[voornaam slachtoffer] had voor de rituele wassing geen verwondingen en haar zicht kende geen gebreken. Direct na de wassing waren forse verwondingen in het gelaat aanwezig en had [voornaam slachtoffer] felrood oogwit en verminderd zicht. Gelet hierop, in combinatie met de verklaringen over de gebruikte middelen (pepers, ammoniak en onbekende kruiden) en de constatering van de oogaarts van het Erasmus MC (zoals beschreven door de FARR-arts) dat de afwijkingen in haar ogen passen bij chemisch letsel, stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan zijn dan dat het letsel van [voornaam slachtoffer] is veroorzaakt door de rituele wassing.
Is er sprake van zwaar lichamelijk letsel?
De rechtbank stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw, alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
De rechtbank stelt vast dat door de wassing letsel is toegebracht, te weten ernstige slechtziendheid. Dit letsel is zonder operatie van beide ogen blijvend van aard. [voornaam slachtoffer] staat op dit moment op een wachtlijst voor een hoornvliestransplantatie, maar zelfs als er een geschikte donor gevonden kan worden, is de prognose in geval van een operatie zeer onzeker. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de slechtziendheid moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit geldt niet voor de eventuele littekens die nu nog zichtbaar zouden zijn in het gelaat van [voornaam slachtoffer] . Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat bij de beoordeling of sprake is van zwaar lichamelijk letsel betrokken kan worden of restschade aanwezig is, in het bijzonder in de vorm van één of meerdere littekens. Daarbij kunnen van belang zijn het uiterlijk en de ernst van het litteken en daarmee samenhangend de mate waarin dat litteken het lichaam ontsiert. In het dossier is onvoldoende informatie aanwezig om vast te kunnen stellen wat het uiterlijk en de ernst van de eventuele littekens is en in welke mate dit ontsierend is. Dit maakt dat niet vastgesteld kan worden dat de eventuele littekens gekwalificeerd kunnen worden als zwaar lichamelijk letsel. Van dit deel van de tenlastelegging zal de verdachte worden vrijgesproken.
Was er opzet op het toebrengen van het letsel?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met de medeverdachte, opzettelijk zwaar lichamelijk aan [voornaam slachtoffer] heeft toegebracht. Gelijk aan de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat het bewijs ontbreekt dat de verdachte willens en wetens heeft gehandeld met de bewuste bedoeling zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [voornaam slachtoffer] . Integendeel, ongeacht de uitkomst van deze rituele handeling, gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte heeft gehandeld met in essentie goede bedoelingen: de genezing van [voornaam slachtoffer] door het verdrijven van een in zijn ogen aanwezige entiteit.
Of de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, is afhankelijk van het antwoord op de vraag of hij zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zijn gedraging tot dit gevolg zou leiden. De beantwoording van die vraag is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan een zodanige kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zou intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het — behoudens contra-indicaties — niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De medeverdachte heeft zijn dochter tijdens de wassing vastgehouden en op enig moment met handboeien vastgebonden. Hij heeft haar belet om de badkamer te verlaten, terwijl zij duidelijk en veelvuldig liet blijken dat zij het niet leuk vond, dat het moest stoppen, en dat het pijn deed. De gehele sessie duurde een aantal uren waarbij [voornaam slachtoffer] in ieder geval water, ammoniak en peper in haar ogen kreeg. Ook heeft de medeverdachte gezien dat de verdachte met de pepers in het gezicht – wellicht de ogen – van [voornaam slachtoffer] heeft gesmeerd. Hierbij merkt de rechtbank op dat het een feit van algemene bekendheid geacht mag worden dat een Madame Jeannette peper een enorm hete peper is. Ter zitting is in dit kader besproken dat deze peper een score van ongeveer 325.000 op de Scovilleschaal heeft. Gelet op de uitlatingen van [voornaam slachtoffer] moet het zowel voor de verdachte als de medeverdachte duidelijk zijn geweest dat zij pijn had. Daarbij moet als algemeen bekend worden verondersteld dat ammoniak en dergelijke pepers, dan wel een combinatie daarvan, tot blijvende schade aan de ogen kunnen leiden indien deze hiermee in contact komen. Desondanks bleef de verdachte doorgaan met het ritueel terwijl de medeverdachte zijn dochter bleef vasthouden. Door aldus te handelen hebben hij en de medeverdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [voornaam slachtoffer] aan deze handelingen zwaar lichamelijk letsel zou kunnen overhouden. Zij hebben daarom voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Medeplegen
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte is komen vast te staan. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte samen met een ander opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer] .
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks10 september 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstige slechtziendheid en
/ofeen sterk verminderd
zicht (nog 5%) aan beide ogen
althans één oogen
/ofafwijkende hoornvliezen
althans een afwijkend hoornvlies en/of blijvende ontsierende littekens op de neus
en/of het hoofd althans het gelaat en/of schouders en/of armen en/of borstkastvan die
[slachtoffer] , heeft toegebracht door
- die [slachtoffer] vast te houden en/of vast te binden en
/of
- met een
(bamboe)roede
althans een scherp voorwerpover het gezicht
en/of
schouders althans het lichaamvan die [slachtoffer] te wrijven en/of te bewegen en
/of
-
(vervolgens)water met
(een)prikkende en/of bijtende stof
(fen
)(ammoniak
en/of
een chemische vloeistofen
/ofpeper en
/ofkruid
(en
)) over het hoofd
en/of schouders
en/of lichaamvan die [slachtoffer] te gieten waardoor dit water in de ogen
en/of de wonden
op het gezicht en/of het lichaamvan die [slachtoffer] terecht is gekomen
en/of
- peper
in de ogen en/of de wondenin het gezicht
en/of op het gezichtvan die [slachtoffer] te
smeren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met een ander opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toegebracht aan een achttienjarig meisje, de dochter van de medeverdachte. Tijdens een urenlang durende rituele wassing is er water met peper en ammoniak in de ogen van het slachtoffer terechtgekomen en zijn pepers in haar gelaat gesmeerd. Zij kon niet weg uit de situatie en was gedwongen dit te ondergaan. Naast de letselveroorzakende handelingen, heeft zij tevens moeten ondergaan dat zij door haar naasten tegen haar wil werd vastgehouden, constant met een douchekop in haar gezicht werd gespoten en met takken over haar gezicht en lichaam werd gewreven. Dit alles vond plaats op een moment dat zij leed aan een ernstige ziekte, waarvoor zij in een revalidatiecentrum verbleef. Het moet voor haar een enorm beangstigende en verwarrende situatie zijn geweest. Als gevolg van deze handelingen heeft zij bovendien ernstig oogletsel opgelopen en is zij nagenoeg blind geworden aan beide ogen. Haar droombeeld om een designer te worden, waarvoor zij in het laatste jaar van haar opleiding zat, heeft zij door dit alles noodgedwongen moeten opgeven.
Door zo te handelen heeft de verdachte op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Zij verbleef voorafgaand aan de rituele wassing in een revalidatiecentrum, omdat het geestelijk en lichamelijk niet goed met haar ging. Haar vader heeft de verdachte ingeschakeld, tegen betaling, om zijn dochter deze wassing te laten ondergaan. Daarmee hebben de verdachte en de medeverdachte het slachtoffer langdurig in een angstige en pijnlijke situatie gebracht. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Hij heeft een blanco strafblad.
Rapportages
Over de verdachte is door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie een triple rapport opgemaakt, gedateerd 6 mei 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
Er is bij de verdachte geen sprake van een psychische stoornis, verstandelijke handicap en/of psychogeriatrische aandoening. De verdachte is een op alle levensgebieden gezond functionerende gemiddeld intelligente man met adequate gewetensfuncties en empathische functies, adequate coping- en probleemoplossende vaardigheden. Geadviseerd wordt om de verdachte volledig toerekeningsvatbaar te achten.
Reclassering Nederland heeft zich in meerdere rapporten in gelijke zin over de verdachte uitgelaten als de bevindingen en conclusies van de deskundigen in het hiervoor vermelde triple rapport.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in de regel voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel worden opgelegd. In strafverzwarende zin neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte het bewezen verklaarde feit samen met een ander heeft begaan. De rechtbank weegt daarentegen ook mee dat de verdachte oprecht bezorgd lijkt te zijn om het huidige welzijn van [voornaam slachtoffer] , nadat zij dit letsel heeft bekomen.
De verdediging heeft primair verzocht geen straf op te leggen en subsidiair een taakstraf van maximaal veertig uren. Dit zou echter geen enkel recht doen aan de ernst van het door de verdachte begane feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Anderzijds is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie een te forse afdoening zou zijn en daarnaast ziet de rechtbank, gelet op de persoon van de verdachte, geen aanleiding om een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van vijftien maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 46.424,08 aan materiële schade en een vergoeding van € 100.000,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering, dan wel dat deze dient te worden afgewezen. Daartoe is aangevoerd dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ten aanzien van volgende schadeposten door de verdachte niet of onvoldoende gemotiveerd is weersproken, zal de vordering voor dat gedeelte worden toegewezen:
  • Daggeldvergoeding € 2.124,00
  • Studievertraging € 20.275,00
  • Eigen risico ZKV € 964,08
  • Reis- en parkeerkosten € 500,00
  • Mantelzorg
  • Totaal: € 41.424,08.
Voor het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op ‘nader te onderbouwen overige schade’ ontbreekt enige onderbouwing. De raadsman heeft naar voren gebracht dat dit deel van de vordering slechts is ingediend om in een eventueel hoger beroep op voort te kunnen bouwen. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 80.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van dat deel van de vordering thans ontbreken. Nader onderzoek naar de gegrondheid van dat deel van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf de datum van de einduitspraak in eerste aanleg.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 121.424,08 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 121.424,08 (zegge: honderdeenentwintig duizend vierhonderdvierentwintig euro en acht cent), bestaande uit € 41.424,08 aan materiële schade en € 80.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 oktober 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 121.424,08 (zegge: honderdeenentwintig duizend vierhonderdvierentwintig euro en acht cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 121.424,08 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. N.M. Ketelaar en D.M. Douwes, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 10 september 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstige slechtziendheid en/of een sterk verminderd
zicht (nog 5%) aan beide ogen althans één oog en/of afwijkende hoornvliezen
althans een afwijkend hoornvlies en/of blijvende ontsierende littekens op de neus
en/of het hoofd althans het gelaat en/of schouders en/of armen en/of borstkast van die
[slachtoffer] . heeft toegebracht door
- die [slachtoffer] vast te houden en/of vast te binden en/of
- met een (bamboe)roede althans een scherp voorwerp over het gezicht en/of
schouders althans het lichaam van die [slachtoffer] te wrijven en/of te bewegen en/of
- ( vervolgens) water met (een) prikkende en/of bijtende stof(fen) (ammoniak en/of
een chemische vloeistof en/of peper en/of kruid(en)) over het hoofd en/of schouders
en/of lichaam van die [slachtoffer] te gieten waardoor dit water in de ogen en/of de wonden
op het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer] terecht is gekomen en/of
- peper in de ogen en/of de wonden in het gezicht en/of op het gezicht van die [slachtoffer] te
smeren
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 september 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf
om
[slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [slachtoffer] vast te houden en/of vast te binden en/of
- met een (bamboe)roede althans een scherp voorwerp over het gezicht en/of
schouders althans het lichaam van die [slachtoffer] te wrijven en/of te bewegen en/of
- ( vervolgens) water met (een) prikkende en/of bijtende stof(fen) (ammoniak en/of
een chemische vloeistof en/of peper en/of kruid(en)) over het hoofd en/of schouders
en/of lichaam van die [slachtoffer] te gieten waardoor dit water in de ogen en/of de wonden
op het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer] terecht is gekomen en/of
- peper in de ogen en/of de wonden in het gezicht en/of op het gezicht van die [slachtoffer] te
smeren
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 september 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] vast te houden en/of vast te binden en/of
- met een (bamboe)roede althans een scherp voorwerp over het gezicht en/of
schouders althans het lichaam van die [slachtoffer] te wrijven en/of te bewegen en/of
- ( vervolgens) water met (een) prikkende en/of bijtende stof(fen) (ammoniak en/of
een chemische vloeistof en/of peper en/of kruid(en)) over het hoofd en/of schouders
en/of lichaam van die [slachtoffer] te gieten waardoor dit water in de ogen en/of de wonden
op het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer] terecht is gekomen en/of
- peper in de ogen en/of de wonden in het gezicht en/of op het gezicht van die [slachtoffer] te
smeren.