ECLI:NL:RBROT:2025:11559

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/690629 / HA ZA 24-1092
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de regeling van verdeling van onderhoudskosten in de splitsingsakte met betrekking tot appartementsrecht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 10 september 2025, staat de uitleg van de regeling van verdeling van onderhoudskosten in de splitsingsakte centraal. De eiser, eigenaar van een appartementsrecht, heeft een geschil met de Vereniging van Eigenaren (VVE) over de kosten voor de liftinstallaties. De eiser vordert onder andere dat hij alleen bijdraagt aan de kosten van het dagelijks stroomverbruik van de liftinstallatie en niet aan andere kosten die met deze installaties samenhangen. De VVE verzet zich tegen deze vorderingen en stelt dat het geschil een te gering financieel belang heeft om voor de rechtbank te worden gebracht.

De rechtbank oordeelt dat, hoewel het financiële belang gering is, dit niet leidt tot onvoldoende procesbelang. De rechtbank onderzoekt de bepaling in de splitsingsakte en concludeert dat er een fout in de formulering is. De rechtbank volgt niet de uitleg van de eiser, die stelt dat het woord 'onderhoud' genegeerd moet worden. In plaats daarvan oordeelt de rechtbank dat de bepaling moet worden geïnterpreteerd als dat zowel onderhoudskosten als stroomkosten voor rekening komen van de eigenaren van de appartementen op de verdiepingen.

Uiteindelijk wijst de rechtbank de vorderingen van de eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten van de VVE, die in totaal € 2.094 bedragen. Dit vonnis benadrukt het belang van een zorgvuldige lezing van de splitsingsakte en de noodzaak om juridische geschillen, ook al zijn ze van gering financieel belang, op een correcte manier te behandelen.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/690629 / HA ZA 24-1092
Vonnis van 10 september 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. T.M. Kools,
tegen
VVE [naam VVE]
,
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de VVE,
advocaat: mr. C. Canters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 november 2024, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de uitnodiging en de agenda van de rechtbank voor de mondelinge behandeling;
- de akte eiswijziging van [eiser] , met producties;
- de akte van de VVE;
- de zitting van 29 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de spreekaantekeningen van de advocaten van partijen.
1.2.
Op de zitting heeft de behandelend rechter besloten dat het bezwaar tegen de eiswijziging niet wordt gehonoreerd omdat er geen sprake is van strijd met de goede procesorde.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van een appartementsrecht in een complex van woningen, waarin hij op een van de verdiepingen woont, niet zijnde de begane grond. In de akte van splitsing in appartementsrechten is een bepaling opgenomen over de verdeling van kosten, te weten artikel 2, lid 5 en lid 6:
2.2.
Tussen [eiser] en de VVE is een discussie ontstaan over de verdeling van de kosten voor de liftinstallaties. Zij hebben daarover geen overeenstemming bereikt.

3.Het geschil

3.1.
Na eiswijziging vordert [eiser] , uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat [eiser] alleen in de kosten van het dagelijks stroomverbruik van de liftinstallatie en andere technische en/of elektrische installaties conform het breukdeel in artikel 2, lid 6 aanhef en sub c van de splitsingsakte hoeft bij te dragen aan de VVE;
II. te verklaren voor recht dat [eiser] niet meer hoeft bij te dragen aan de VVE ter zake alle andere kosten die met de in artikel 2 lid 6 sub c genoemde installaties samenhangen, anders dan conform zijn breukdeel als bedoeld in artikel 2, lid 5 van de splitsingsakte;
III. de op de algemene ledenvergaderingen van 27 juni 2024 en 26 juni 2025 genomen besluiten, inhoudende de vaststelling van de begroting en de ledenbijdrage, nietig te verklaren;
IV. de VVE te veroordelen in de kosten van deze procedure, met daarbij de bepaling dat indien deze kosten niet binnen veertien dagen na het wijzen van het vonnis zullen zijn voldaan, daarover de wettelijke rente verschuldigd zal zijn, tot aan de dag van algehele betaling.
3.2.
De VVE voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
De VVE heeft aangevoerd dat het geschil een uiterst gering financieel belang betreft dat niet in verhouding staat tot de daarmee gemoeide tijd en de kosten van de procedure. De VVE voert aan dat de vorderingen (al) om die reden niet toewijsbaar zijn. Na toelichting door [eiser] blijkt het te gaan om ruim € 41 per jaar, met de opmerking dat dit alle appartementseigenaars van de verdiepingen raakt die met deze kostenpost worden geconfronteerd.
Naar het oordeel van de rechtbank betreft dit geschil weliswaar een zeer gering financieel belang, maar leidt dat hier niet tot de conclusie dat er onvoldoende procesbelang is. Er is dus geen sprake van niet-ontvankelijkheid om deze reden.
Ter zitting is toegelicht dat in de VVE-vergadering is besloten geschillen als deze voortaan door middel van een bindend advies van een op dit terrein deskundig advocaat te laten beslechten.
4.2.
De inhoudelijke discussie gaat over de regeling van verdeling van kosten in artikel 2 lid 6 sub c van de splitsingsakte, op grond waarvan de daarin bedoelde kosten uitsluitend ten laste van de appartementen op de verdiepingen komen. Concreet gaat het om de zinsnede "het dagelijks onderhoud van het stroomverbruik", betreffende de liftinstallatie en andere installaties in de gemeenschappelijke gedeelten. Partijen zijn het er over eens dat hier sprake is van een fout in de formulering. Vraag is hoe deze bepaling naar objectieve maatstaven dient te worden geïnterpreteerd. Partijen hebben over en weer diverse argumenten aangevoerd.
4.3.
De rechtbank volgt niet de uitleg die [eiser] aan deze bewoordingen heeft gegeven. Hij legt een te eenzijdige nadruk op de letterlijke tekst waar hij concludeert dat het stroomverbruik centraal staat en uitsluitend is gedoeld op het (dagelijkse) stroomverbruik, zodat het woord "onderhoud" moet worden genegeerd. In een zinsnede als deze is het objectief bezien erg onwaarschijnlijk dat het woord "onderhoud" abusievelijk in de tekst is geslopen.
Veel aannemelijker is dat wat betreft de bedoelde installaties is beoogd twee soorten kostenposten aan te duiden, te weten onderhoudskosten en stroomkosten. In het verlengde daarvan is objectief bezien aannemelijk dat de vergissing of verschrijving uitsluitend het woordje "van" betreft en dat dit "en" moet zijn.
De context van deze bepaling, in het bijzonder de rest van artikel 2 lid 5 en 6, geeft geen aanleiding voor een andere uitleg. In die context past een regeling waarbij onderhoudskosten van de bedoelde installaties voor rekening komen van uitsluitend de gebruikers ervan, te weten de eigenaren van appartementen op de verdiepingen.
Objectieve lezing geeft op voorhand geen aanknopingspunt voor de gedachte dat de bedoelde onderhoudskosten zo hoog zijn dat niet bedoeld kan zijn – en/of het onredelijk is – de kostenverdeling op deze manier te regelen.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat de gevorderde verklaringen voor recht – die de strekking hebben dat de onderhavige onderhoudskosten mede worden gedragen door de eigenaren van de appartementen op de begane grond – niet toewijsbaar zijn.
4.5.
Al om dezelfde reden is ook niet toewijsbaar de vordering tot nietigverklaring van een tweetal besluiten van de algemene ledenvergadering, waaraan volgens [eiser] het standpunt van de VVE over de kostenverdeling ten grondslag ligt. De overige tegen deze vordering aangevoerde argumenten kunnen onbesproken blijven.
4.6.
Nu de vorderingen geheel afgewezen zullen worden, komt de rechtbank niet toe aan de vraag welke betekenis moet worden toegekend aan het woord "dagelijks" in de bewoordingen "dagelijks onderhoud" in artikel 2 lid 6 sub c van de splitsingsakte. Op de zitting hebben partijen hierover discussie gevoerd.
In elk geval is opgehelderd – en namens [eiser] bevestigd – dat in de dagvaarding onder 8 ten onrechte is vermeld dat de VVE het standpunt zou hebben ingenomen dat ook het groot onderhoud onder deze regeling zou vallen. Van haar kant heeft de VVE de toelichting in de conclusie van antwoord bevestigd dat het gaat om "enig onderhoud"/ "het normale onderhoud, niet zijnde groot onderhoud of vervanging". Partijen zijn het er onderling niet over eens of hieronder de kosten vallen van (het onderhoudscontract voor) het onderhoud dat tweemaal per jaar (voor drie liften) plaatsvindt en de keuring eens in de 18 maanden. Volgens de VVE is dit normaal onderhoud en is dat te kwalificeren als dagelijks onderhoud in de hiervoor bedoelde zin, volgens [eiser] is dit niet het geval. Als gezegd, in deze procedure wordt hierover geen uitspraak gedaan.
4.7.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de VVE worden begroot op:
  • griffierecht € 688
  • salaris advocaat € 1.228 (2 punten × € 614)
  • nakosten € 178 (plus de hierna te vermelden verhoging).
Dit is in totaal € 2.094.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 2.094, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans en in het openbaar uitgesproken op
10 september 2025.
1694 / 3533