ECLI:NL:RBROT:2025:11544

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/694921 / FA RK 25-1444 en C/10/705502 / JE RK 25-1744
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de zorg- en opvoedingstaken, verlenging ondertoezichtstelling en herbenoeming bijzondere curator in een jeugdzorgzaak

Op 18 september 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdzorgzaak betreffende de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak betreft de wijziging van de zorg- en opvoedingstaken, de verlenging van de ondertoezichtstelling en de herbenoeming van een bijzondere curator. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, de moeder en de vader, gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag over de minderjarigen, die bij de moeder wonen. De kinderrechter heeft eerder op 25 maart 2025 de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd tot 6 oktober 2025. Tijdens de zitting op 18 september 2025 zijn de ouders, de bijzondere curator en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West aanwezig geweest. De kinderrechter heeft de minderjarige [minderjarige 1] gehoord en vastgesteld dat zij behoefte heeft aan meer regie in haar eigen leven. De kinderrechter heeft besloten de zorgregeling te wijzigen, zodat [minderjarige 1] om de week op vrijdag en om de week op zondag bij haar vader verblijft. De ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] is verlengd tot 6 januari 2026, terwijl het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor [minderjarige 2] is afgewezen. Tevens is de bijzondere curator herbenoemd voor [minderjarige 1] tot 6 januari 2026. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/694921 / FA RK 25-1444 en C/10/705502 / JE RK 25-1744
Datum uitspraak: 18 september 2025
Beschikking van de kinderrechter
in de zaken van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,
gevestigd te Dordrecht,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2010 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige 1],
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2013 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1],
[naam vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 1],
[naam curator],
hierna te noemen de bijzondere curator,
wonende in [woonplaats 2].

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de beschikking van de kinderrechter van 25 maart 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage met bijlagen van de GI van 21 augustus 2025;
- het verslag met bevindingen van de bijzondere curator van 20 augustus 2025.
1.2.
Op 18 september 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
  • de moeder;
  • de bijzondere curator;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam].
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 maart 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 6 oktober 2025.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 25 maart 2025 de volgende voorlopige regeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld. [minderjarige 1] verblijft iedere dinsdag en vrijdag na school tot na het avondeten bij de vader;
- [minderjarige 1] verblijft om de week op zaterdag vanaf 14.00 uur tot na het avondeten bij de vader;
- De vakanties blijft de oorspronkelijke regeling, behalve dat [minderjarige 1] niet bij vader blijft slapen. Als vader op vakantie gaat en [minderjarige 1] mee gaat, dan blijft zij, als zij niet thuis zijn, slapen bij vader.

3.De (aangehouden) verzoeken

Ten aanzien van C/10/694921:
3.1.
Het oorspronkelijke verzoek van de GI om een zorgregeling betreffende [minderjarige 1] vast te stellen op grond van artikel 1:265g, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (BW) luidt als volgt. [minderjarige 1] gaat iedere dinsdag en donderdag vanuit school naar vader tot na het avondeten en op vrijdag vanuit school tot 20.00 uur naar haar vader. Op zaterdag gaat [minderjarige 1] van 11:00 uur tot na het avond eten (uiterlijk 20.00) naar haar vader toe. De vakanties blijft de oorspronkelijke regeling, behalve dat [minderjarige 1] niet bij vader blijft slapen. Mits vader op vakantie gaat en [minderjarige 1] mee gaat, dan blijft zij, als zij niet thuis zijn, slapen bij vader. Verder geldt dat [minderjarige 1], ook op momenten dat ze bij de andere ouder verblijft, vrij contact kan hebben met de ouder waar ze op dat moment niet is. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Bij beschikking van 25 maart 2025 is de hiervoor omschreven voorlopige regeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld.
In de briefrapportage van 21 augustus 2025 heeft de GI haar verzoek gewijzigd en verzoekt zij de kinderrechter de volgende regeling vast te stellen.
[minderjarige 1] verblijft iedere vrijdag gedurende het avondeten bij haar vader en opa/oma. Verder komt [minderjarige 1] zelf de regie toe om te bepalen wanneer zij naar vader toe zal gaan en zal dit afstemmen met haar vader.
Ten aanzien van C/10/ C/10/705502:
3.3.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van drie maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.4.
De GI heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij merkt dat [minderjarige 1] sinds de wijziging in de omgang spontaner en opener is geworden. [minderjarige 1] heeft een stukje regie in haar eigen leven en zij voelt zich daardoor gehoord. Dat is erg belangrijk voor haar geweest. [minderjarige 1] staat op de wachtlijst voor PMT (Psycho Motore Therapie). Daar staan beide ouders achter. De verwachting is dat PMT voor de herfstvakantie kan starten. Door een verlenging van de ondertoezichtstelling kan de GI erop toezien dat dit daadwerkelijk gebeurt.
De ontwikkeling van [minderjarige 2] verloopt goed. Ook met betrekking tot de omgang met haar vader. Met [minderjarige 2] gaat het goed. [minderjarige 2] probeert uit zichzelf meer eten te gaan proeven. De GI trekt het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling met betrekking tot [minderjarige 2] in.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat [minderjarige 1] op de wachtlijst staat voor PMT. Zij hopen dat binnenkort contact wordt opgenomen, zodat [minderjarige 1] daarmee kan starten. De moeder staat achter de keuzes van [minderjarige 1]. Zij heeft echter wel laten weten dat er altijd contact met de vader moet blijven. Zij heeft het idee dat [minderjarige 1] dat zelf ook wil. De moeder snapt dat [minderjarige 1] daarin wat meer zelf de regie wil krijgen. Wat de moeder betreft is een verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig, maar zij zou het ook niet erg vinden als de ondertoezichtstelling wel wordt verlengd.
4.2.
De vader heeft ter zitting verklaard dat hij het niet eens is met een verlenging van de ondertoezichtstelling. De jeugdbeschermer gaf aan dat het nodig was in verband met de zorgregeling, maar indien tijdens de zitting een definitieve regeling wordt uitgesproken is er geen reden meer voor een verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader ziet niet dat er iets is veranderd en wil dat de poppenkast stopt. [minderjarige 1] komt haar afspraken niet altijd na. De vader zou graag zien dat [minderjarige 1] (in ieder geval) om de week op een zondag komt, zodat zij haar halfbroertje, stiefmoeder en stiefbroertjes ook kan zien. Hij wil niet dat [minderjarige 1] alleen de vrijdagen komt.
4.3.
De bijzondere curator heeft ter zitting aangegeven dat [minderjarige 1] ouder wordt en meer de eigen regie wil, zoals dat past bij haar leeftijd. Indien een definitieve zorgregeling wordt vastgesteld, dienen de komende maanden gebruikt te worden om in het kader van de ondertoezichtstelling te bezien hoe die regeling verloopt. De bijzondere curator kan [minderjarige 1] de komende tijd nog aanspreken als zij haar afspraken niet nakomt. Het is belangrijk dat [minderjarige 1] contact houdt met haar vader en zijn gezin. De vader heeft aangegeven dat hij graag wil dat [minderjarige 1] op de zondagen komt.
[minderjarige 1] staat ervoor open om de ene week op vrijdag en de andere week op zondag naar haar vader te gaan. De andere dagen wil zij graag de eigen regie krijgen.
De bijzondere curator verzoekt de kinderrechter hem te herbenoemen indien de ondertoezichtstelling wordt verlengd.

5.De beoordeling

Ten aanzien van C/10/694921:
5.1.
De kinderrechter kan de hiervoor genoemde regeling wijzigen onder andere op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [minderjarige 1] wel degelijk contact met haar vader en zijn gezin wil onderhouden. Dat moet worden gekoesterd door haar (grotendeels) de regie daarin te geven. De kinderrechter is van oordeel dat een regeling waarbij [minderjarige 1] de ene week op zondag (rond het avondeten) naar haar vader (en zijn gezin) gaat en de andere week op vrijdag (rond het avondeten) naar haar vader gaat waarbij opa en oma aanwezig zijn, in het belang is van [minderjarige 1]. Naast die vastgelegde momenten krijgt [minderjarige 1] zelf de regie om contact te onderhouden met haar vader. Het is goed dat het vanuit [minderjarige 1] zelf gaat komen om al dan niet, naast deze vastgelegde momenten, naar haar vader te gaan dan wel omgang met hem te hebben. Dit is passend bij haar leeftijd en de ontwikkeling die zij nu doormaakt.
5.3.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
Ten aanzien van C/10/ C/10/705502:
5.4.
Nu de GI blijkens voormelde mededeling ter zitting het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling met betrekking tot [minderjarige 2] niet langer handhaaft, kunnen de gronden daarvan niet meer worden onderzocht. Het onderhavige verzoek zal daarom worden afgewezen, voor zover hierop niet eerder is beslist.
5.5.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling met betrekking tot [minderjarige 1] is voldaan. Uit de overgelegde stukken en de zitting is gebleken dat de ontwikkeling van [minderjarige 1] nog steeds ernstig wordt bedreigd. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is niet enkel om toe te zien of de zorgregeling wordt nageleefd. De kinderrechter acht het ook van belang dat PMT van de grond komt. Een jeugdbeschermer kan daarbij wellicht nog wat druk op de ketel zetten. Daarnaast kan de jeugdbescherming de in gang gezette prille positieve ontwikkeling monitoren. Hierbij neemt de kinderrechter in haar afweging mee dat moet worden voorkomen dat de positieve ontwikkeling in gevaar komt als de ondertoezichtstelling te vroeg wordt beëindigd.
5.6.
De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] voor de duur van drie maanden verlengen.
5.7.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
Ten aanzien van de herbenoeming van de bijzondere curator:
5.8.
De kinderrechter ziet aanleiding om de bijzondere curator voor [minderjarige 1] opnieuw te benoemen, nu nog steeds wordt voldaan aan de gronden hiervoor. Niet kan worden geconcludeerd namelijk dat beide gezaghebbende ouders dezelfde ideeën hebben over wat voor [minderjarige 1] goed is, evenmin zitten beide ouders op een lijn met [minderjarige 1] als het gaat om de omgang met de vader.
5.9.
[naam curator] heeft zich bereid verklaard de herbenoeming tot bijzondere curator van [minderjarige 1] te aanvaarden. De rechtbank benoemt hem daarom als bijzondere curator van [minderjarige 1], met als opdracht [minderjarige 1] in en buiten rechte te vertegenwoordigen, de situatie te volgen en al het nodige te doen wat in het belang van [minderjarige 1] is.
5.10.
De benoeming tot bijzondere curator geldt voor de huidige duur van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1], te weten tot 6 oktober 2025.

6.De beslissing

De kinderrechter:
Ten aanzien van C/10/694921:
6.1.
wijzigt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en bepaalt deze als volgt:
- [minderjarige 1] verblijft de ene week op vrijdag (rond het avondeten) bij de vader en de
andere week op zondag (rond het avondeten) bij de vader;
- De overige dagen krijgt [minderjarige 1] zelf de regie al dan niet contact met de vader op te
nemen, bij hem te verblijven of een afspraak met hem te maken.
Ten aanzien van C/10/ C/10/705502:
6.2.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] tot 6 januari 2026;
6.3.
wijst af het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling met betrekking tot [minderjarige 2], voor zover hierop niet eerder is beslist.
Ten aanzien van de herbenoeming van de bijzondere curator:
6.4.
herbenoemt tot bijzondere curator teneinde [minderjarige 1] in en buiten rechte te vertegenwoordigen [naam curator], kantoorhoudende te [adres];
6.5.
bepaalt dat deze herbenoeming geldt tot 6 januari 2026.
6.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2025 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van M.L.G. van Mourik als griffier, en op schrift gesteld op 2 oktober 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.