5.2.2.Beoordeling
Feit 2
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling van witwassen zoals neergelegd in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht dient te worden bewezen dat het ten laste gelegde voorwerp uit enig misdrijf (gronddelict) afkomstig is. Het is voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het ten laste gelegde voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf.
In deze zaak kan geen direct verband worden gelegd tussen enerzijds een bepaald misdrijf en anderzijds de drie auto’s en het geldbedrag. Toch kan bewezen worden geacht dat deze voorwerpen uit misdrijf afkomstig zijn, als het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank moet beoordelen of de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zij een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit misdrijf afkomstig zijn. Als daarvan sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de voorwerpen. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van de voorwerpen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek moet blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Voor de leesbaarheid van dit vonnis zal per voorwerp worden besproken of sprake is van een vermoeden van witwassen, of de verklaring van de verdachte noopt tot nader onderzoek door het Openbaar Ministerie en indien dit het geval is, of uit dat onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen een legale herkomst hebben.
5.2.2.1.
Audi Q8 met chassisnummer [chassisnummer 1]
Bij de doorzoeking op 9 mei 2023 in het bedrijfspand van [verdachte rechtspersoon] , de vennootschap waarvan de verdachte (indirect) enig aandeelhouder en bestuurder is (hierna: [verdachte rechtspersoon] ), is een Audi Q8 aangetroffen. Uit een eveneens aangetroffen inkoopfactuur van 13 april 2023 komt naar voren dat de Audi Q8 door Saxonia Cars & Finance Dresden GmbH, (hierna: Saxonia) aan Haai Beheermaatschappij B.V. (hierna: Haai) is geleverd voor een bedrag van € 69.000,-.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte rechtspersoon dan wel de medeverdachte [medeverdachte 1] op geen enkele wijze heeft meegewerkt aan het verhullen van de herkomst van het geld waarmee de Audi Q8 is aangeschaft. De auto was in opdracht van de heer [persoon A] , eigenaar van [holding A] . (hierna: [holding A] ), gekocht door Haai. [verdachte rechtspersoon] hield de auto in consignatie voor [holding A] . Voor de aankoop was het noodzakelijk om Haai in te schakelen, omdat Duitse autodealers weigeren te verkopen aan Nederlandse autohandelaren in verband met parallelimport.
Oordeel van de rechtbank
Vermoeden van witwassen
Haai is gevestigd te Rotterdam en is volgens de branchecode een aannemersbedrijf, werkzaam in de bouw. Op het vestigingsadres van Haai vinden geen bedrijfsactiviteiten plaats. Haai heeft geen personeel in dienst; bij de Belastingdienst is er geen fiscale activiteit voor loonheffing geregistreerd. Op de bankrekening zijn geen uitgaven zichtbaar voor het inhuren van personeel. Desondanks wordt de bankrekening van Haai gevoed door betalingen van bedrijven actief in de bouw- en schoonmaakbranche, zonder dat bekend is welke diensten daar tegenover staan. Uit niets blijkt dat Haai in auto’s handelt. De bestuurder van Haai, [persoon B] , zou volgens het informatiesysteem van de Belastingdienst zijn geëmigreerd op 28 maart 2022, dus al ruim een jaar voor de aankoop van de Audi Q8.
Haai heeft in zes transacties een totaalbedrag van € 69.000,- betaald aan Saxonia voor de Audi Q8. Afgezien van die betalingen heeft Haai geen enkele bemoeienis gehad bij de aankoop ervan. Uit Whatsapp-chats volgt dat het juist [medeverdachte 1] is geweest die de contacten had met Saxonia en alles rondom de aankoop regelde. Hij deed de onderhandelingen over de auto, beloofde het geld over te maken, heeft de auto in ontvangst genomen en nam contact op naar aanleiding van geconstateerde schade aan de auto. Blijkens een factuur van de firma Autobrenger is het voertuig op 27 april 2023 opgehaald in Dresden en afgeleverd op het adres van [verdachte rechtspersoon] te Vijfhuizen. [medeverdachte 1] liet ook de autopapieren naar dat adres versturen, terwijl het in de rede ligt deze naar het adres van de koper, te weten Haai, te versturen. Ook had [medeverdachte 1] een kopie van het paspoort van [persoon B] , de bestuurder van Haai, op zijn telefoon.
Wel is er een ‘entry certificate’ aangetroffen waaruit blijkt dat de auto op 27 maart 2023 is afgeleverd bij Haai in Rotterdam. Er is echter ook een tweede ‘entry certificate’ aangetroffen met betrekking tot dezelfde auto, waarop een datum en stempel ontbreekt. Vermoedelijk zijn deze certificates dus vals.
Uit een aangetroffen verkoopfactuur van 4 mei 2023 komt naar voren dat [verdachte rechtspersoon] de Audi Q8 voor een bedrag van € 93.000,- heeft verkocht aan [holding A] . Het is [medeverdachte 1] geweest die alle contacten heeft gehad met deze koper. [holding A] heeft op 8 mei 2023 het aankoopbedrag van € 93.000,- overgemaakt naar de Bunq-rekening van [verdachte rechtspersoon] . Bij de doorzoeking in zowel de woning van de verdachte als het bedrijfspand van [verdachte rechtspersoon] is geen factuur aangetroffen voor de aankoop van de Audi Q8 door [verdachte rechtspersoon] , niet fysiek en ook niet digitaal. Wel is er bij pleidooi een dergelijke factuur overgelegd, waarin Haai een bedrag van € 73.000,- factureert aan [verdachte rechtspersoon] .
Hoewel [verdachte rechtspersoon] wel betalingen aan Haai heeft gedaan met betrekking tot een factuurnummer dat op de later aangeleverde factuur staat, stroken die niet met de betalingen die Haai aan Saxonia heeft gedaan en ook niet met het geldbedrag in de bij pleidooi overgelegde factuur. [verdachte rechtspersoon] heeft in twee transacties, te weten op op 25 mei en 14 juni 2023, in totaal slechts € 60.000,- aan Haai betaald. Andere (deel)betalingen die te relateren zijn aan de koop van de Audi Q8 zijn niet aangetroffen. De betalingen van [verdachte rechtspersoon] aan Haai vinden daarnaast pas enkele weken plaats nadat [verdachte rechtspersoon] de betaling van [holding A] heeft ontvangen.
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang
beschouwd, rechtvaardigen een vermoeden dat Haai is gebruikt als witwasvehikel en er sprake is van een criminele herkomst van de Audi Q8.
De verklaring namens [verdachte rechtspersoon] en het onderzoek van het Openbaar Ministerie daarnaar
[medeverdachte 1] heeft met betrekking tot de Audi Q8 eerder schriftelijk verklaard dat het voertuig is aangekocht in consignatie voor Haai en dat [verdachte rechtspersoon] slechts heeft bemiddeld. Er zou een inkoopfactuur moeten zijn die, naar de rechtbank begrijpt, door [verdachte rechtspersoon] moest worden voldaan aan Haai conform het consignatie-contract. Zoals hierboven weergegeven, is die factuur niet aangetroffen bij de doorzoekingen en ook niet overgelegd bij de schriftelijke verklaring. Pas op zitting heeft de verdediging bij pleidooi een dergelijke factuur overgelegd, maar de daarop vermelde bedragen stroken niet met de betalingen die Haai aan Saxonia heeft verricht. Dat de Audi Q8 in consignatie is gekocht voor Haai strookt ook niet met de stelling in het pleidooi dat juist Haai de auto voor [medeverdachte 1] zou ‘regelen’ en hij zelf de auto wilde kopen. In dat verband is het verweer van de verdediging dat het kopen van de Audi Q8 via Haai noodzakelijk was in verband met parallelimport onvoldoende onderbouwd. Niet valt in te zien waarom Saxonia wel aan Haai zou willen leveren en niet aan [verdachte rechtspersoon] , nu beide ondernemingen geen erkende autodealers van specifieke automerken zijn.
Tussenconclusie Audi Q8
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [verdachte rechtspersoon] er niet in is geslaagd het vermoeden van een criminele herkomst van de Audi Q8 te ontzenuwen. Voor zover [medeverdachte 1] een controleerbare verklaring heeft afgelegd, heeft het onderzoek van het openbaar ministerie niet geleid tot verificatie daarvan. Bij gebreke van een afdoende verklaring omtrent een legale herkomst van de Audi Q8 komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat deze middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat [verdachte rechtspersoon] dit wist. Daarbij stelt de rechtbank vast dat het entry certificate en de op de zitting overgelegde factuur vals zijn en kennelijk slechts bedoeld zijn om te verhullen dat [verdachte rechtspersoon] de daadwerkelijke koper is geweest van de Audi Q8, waarbij Haai als witwasvehikel heeft gefungeerd.
5.2.2.2.
Range Rover Evoque met kenteken [kentekennummer 1]
Medeverdachate [medeverdachte 1] heeft een contant geldbedrag van € 31.500,- overgedragen aan een persoon genaamd [medeverdachte 3] in verband met de aankoop van een Range Rover Evoque. Vanaf de bankrekening van Rexis zijn op 21 en 23 oktober 2022 bedragen van in totaal € 30.940,- betaald aan Matzker KFZ Technik GmbH in Duitsland voor de aankoop van een Range Rover Evoque. Vervolgens heeft mevrouw [persoon C] een bedrag van € 35.000,- overgemaakt naar [verdachte rechtspersoon] onder de vermelding ‘evoque’. Een inkoopfactuur voor de aankoop van de Range Rover Evoque noch een verkoopfactuur van [verdachte rechtspersoon] aan [persoon C] zijn in de bedrijfsadministratie van [verdachte rechtspersoon] aangetroffen. Hoe en met welk geld de Range Rover door [verdachte rechtspersoon] is betaald aan Rexis is niet bekend.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte rechtspersoon] zich niet schuldig heeft gemaakt aan een witwasconstructie. [verdachte rechtspersoon] heeft de Range Rover ook nu in opdracht van de heer [persoon A] van [holding A] gekocht en uiteindelijk verkocht aan [persoon C] . Een factuur als bewijs daarvan is bij pleidooi overgelegd. Ook in dit geval was de inzet van een niet aan de verdachte gelieerde vennootschap noodzakelijk vanwege de problemen met parallelimport. Het geld voor de aanschaf van de Range Rover Evoque was afkomstig uit de verkoop van horloges van een vriend van de medeverdachte [medeverdachte 1] , [persoon D] .
Oordeel van de rechtbank
Vermoeden van witwassen
Bij vonnissen van 12 november 2024 van de rechtbank Rotterdam zijn onder meer [medeverdachte 3] , haar broer [medeverdachte 2] en Rexis veroordeeld ter zake van onder andere gewoontewitwassen. Deze vonnissen bevinden zich in het dossier. In de vonnissen heeft de rechtbank vastgesteld dat Rexis ‘enkel als witwasvehikel heeft gefungeerd.’ Het witwassen vond plaats door het op gang brengen van een grote girale geldstroom met een contante oorsprong, die werd afgedekt door middel van valse facturen. [medeverdachte 3] vervulde daarbij een belangrijke en onmisbare rol, zonder een formele rol bij of zeggenschap in Rexis te hebben.
Uit chatberichten tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] blijkt dat [medeverdachte 1] opdracht geeft aan [medeverdachte 3] om de Range Rover Evoque te kopen via Rexis. Eerst stuurt hij ‘Ik heb papier voor je, ik wil een nieuwe auto kopen’ (waarbij met ‘papier’ vermoedelijk contant geld wordt bedoeld) en dan bericht hij dat dat niet kan zonder een KvK-nummer en BTW-nummer en dat de betaling daarom via een BV moet lopen. Die mogelijkheid moet [medeverdachte 3] hem verschaffen: ‘Ik kan pas bewegen als ik van jou een bv heb.’ Uiteindelijk draagt hij haar op dat ze een bedrag van € 30.940,- in één keer moet overmaken van de rekening van Rexis. Rexis is echter geen financiële dienstverlener en [medeverdachte 1] heeft ook geen formele betrokkenheid bij of zeggenschap in Rexis.
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang
bezien, rechtvaardigen een vermoeden dat de Range Rover Evoque in werkelijkheid door [medeverdachte 1] dan wel [verdachte rechtspersoon] is aangekocht en dat Rexis is gebruikt als witwasvehikel.
De verklaring namens [verdachte rechtspersoon]
Voor het verweer dat het inzetten van Rexis noodzakelijk was vanwege de problemen met de parallelimport geldt hetzelfde voor de inzet van Haai bij de aankoop van de Audi Q8: het is niet inzichtelijk geworden waarom deze constructie noodzakelijk was nu beide vennootschappen geen erkende autodealer van specifieke automerken zijn.
Voorts geldt dat de verklaring van [medeverdachte 1] dat het geld voor de Range Rover afkomstig was van de opbrengst van de verkoop van horloges van zijn vriend [persoon D] , weliswaar een min of meer concrete en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring is, maar deze niet verifieerbaar is. Als kopers van de horloges heeft hij slechts de namen [naam 1] en [naam 2] genoemd. Deze laatste persoon betreft een juwelier waarvan de rechtspersoon ruim een jaar voor de verkoop van het horloge al was ontbonden. Van [naam 1] zijn afgezien van een buitenlands telefoonnummer geen gegevens bekend. Gelet op deze niet-verifieerbare verklaring behoefde het Openbaar Ministerie daarnaar geen nader onderzoek te doen.
De factuur van [verdachte rechtspersoon] aan [persoon C] is pas voor het eerst op de zitting bij gelegenheid van het pleidooi overgelegd, terwijl daar eerder ruimschoots de gelegenheid toe is geweest. Deze factuur is niet eerder aangetroffen bij de doorzoekingen, zodat de factuur kennelijk later is opgemaakt om de geldstroom te verantwoorden. Bovendien zegt deze factuur niets over de herkomst van het geld waarmee de Range Rover Evoque is aangekocht.
Tussenconclusie Range Rover Evoque
Het bovenstaande maakt dat [verdachte rechtspersoon] er niet in is geslaagd het vermoeden van een criminele herkomst van de Range Rover Evoque te weerleggen. Bij gebreke van een afdoende verklaring omtrent een legale herkomst komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat de Range Rover Evoque middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat [verdachte rechtspersoon] dat wist.
5.2.2.3.
Audi RS6
Bij de doorzoeking bij [verdachte rechtspersoon] op 9 mei 2023 is voor de deur ook een Audi RS6 aangetroffen. Blijkens een eveneens aangetroffen factuur heeft PN Group B.V. (hierna: PN Group) de auto gekocht van de Duitse firma Lehner Handels GmbH (hierna: Lehner) voor een bedrag van € 98.600,-. Het voertuig is echter voor het eerst in Nederland geregistreerd op naam van [verdachte rechtspersoon] en niet op die van PN Group.
Standpunt van de verdediging
De Audi RS6 was besteld voor een klant die er op het laatste moment vanaf wilde. PN Group is daarbij ingeschakeld omdat deze vennootschap de betaling snel kon uitvoeren. PN Group en [verdachte rechtspersoon] hebben de auto daarom gezamenlijk gekocht. Ten bewijze daarvan is bij pleidooi een verklaring overgelegd van [persoon E] , indirect bestuurder van PN Group.
Oordeel van de rechtbank
Vermoeden van witwassen
PN Group B.V. heeft geen personeel in dienst en op de bankrekening zijn geen kosten PN Group heeft geen personeel in dienst en op de bankrekening zijn geen kosten zichtbaar voor het inhuren van personeel. Desondanks ontvangt PN Group betalingen van bedrijven die onder meer actief zijn in de schoonmaakbranche zonder dat bekend is welke diensten daar tegenover staan. Verder doet PN Group wel btw-aangiften maar betaalt die niet, waardoor een belastingschuld open staat. De heer [persoon E] is via PN Investments B.V. bestuurder/aandeelhouder van PN Group. Van deze persoon is geen woon- of verblijfplaats bekend in Nederland.
Verder is het [verdachte rechtspersoon] geweest die de BPM voor de auto heeft betaald en de taxatie van het voertuig heeft laten uitvoeren. Voorts is het de medeverdachte [medeverdachte 1] geweest die de contacten had met de verkoper en die alle zaken rondom de invoer van het voertuig regelde. Daarbij heeft [medeverdachte 1] het in chats laten voorkomen alsof PN Group een vennootschap van hem was. Ook was hij in het bezit van een kopie van het paspoort van [persoon E] , de bestuurder van PN Group. Deze kopie stuurde hij vervolgens aan Lehner.
Er hebben weliswaar betalingen plaatsgevonden door PN Group aan Lehner, maar die zijn niet te herleiden naar de aankoop van de Audi RS6. Bij de betalingen zijn andere auto’s en andere factuurnummers vermeld. Van andere (deel)betalingen van PN Group aan Lehner betreffende de Audi RS6 is niet gebleken. Er is wel een factuur aangetroffen van PN Group aan [verdachte rechtspersoon] betreffende het voertuig, echter voor een lager bedrag (€ 95.000,- exclusief btw) dan het bedrag op de factuur van Lehner aan PN Group. Dit past niet bij het verweer dat zij de auto samen zouden kopen en ligt ook niet voor de hand als PN Group dit bedrag slechts zou voorschieten. De betalingen die [verdachte rechtspersoon] op haar beurt heeft gedaan aan PN Group zijn evenmin te herleiden naar de Audi RS6 en rijmen niet met het factuurbedrag. Hoe en met welk geld de Audi RS6 is betaald is dus onbekend gebleven.
Daar komt bij dat in de telefoon van [medeverdachte 1] chats zijn aangetroffen tussen hem en zijn vriend [persoon D] waarbij hij bericht ‘ik heb die RS6 gepakt bro’ en ‘ik kon het niet laten’. Verder vertelde hij in die chats dat hij wachtte op een vriend van hem: ‘hij moet ff wat strooien op die bank dan pak ik m’.
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang
bezien, rechtvaardigen een vermoeden dat het in werkelijkheid niet PN Group maar [verdachte rechtspersoon] is geweest die de Audi RS6 heeft gekocht en dat PN Group is gebruikt om de herkomst van de gelden voor de Audi RS6 te verhullen. Vermoedelijk heeft [medeverdachte 1] met dat doel contant geld op de bank laten zetten (‘strooien’). Kortom, er is een gerechtvaardigd vermoeden dat het voertuig een criminele herkomst heeft.
De verklaring namens [verdachte rechtspersoon]
De verklaring namens [verdachte rechtspersoon] dat de rechtspersoon de auto samen met PN Group heeft gekocht, is weliswaar concreet en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk, maar ook in dit geval niet verifieerbaar. De verdediging heeft bij pleidooi een verklaring overgelegd van de heer [persoon E] die deze stelling onderbouwt, maar daarbij zijn afgezien van de naam van [persoon E] in het geheel geen (persoons)gegevens verschaft. Bij deze stand van zaken is het Openbaar Ministerie niet gehouden om nader onderzoek te doen, omdat de verklaring niet valt te verifiëren.
Tussenconclusie Audi RS6
Alles overziend is [verdachte rechtspersoon] er niet in geslaagd het vermoeden van een criminele herkomst van de Audi RS6 te weerleggen. Bij gebreke van een afdoende verklaring omtrent een legale herkomst komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat de Audi RS6 middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat [verdachte rechtspersoon] dat wist.