ECLI:NL:RBROT:2025:11489

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
11230817 CV EXPL 24-18494
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst wegens non-conforme auto-onderdelen en ongedaanmakingsverbintenissen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde over een koopovereenkomst van auto-onderdelen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. K. Wevers, heeft twee auto-onderdelen gekocht van de gedaagde voor een totaalbedrag van € 2.100,-. De eiser stelt dat de geleverde onderdelen non-conform waren en heeft de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. L. Wijnhorst, betwist het bestaan van de koopovereenkomst en de non-conformiteit van de onderdelen. Tijdens de zitting op 8 mei 2025 heeft de kantonrechter de argumenten van beide partijen gehoord.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eiser voldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan van de koopovereenkomst en de non-conformiteit van de onderdelen. De gedaagde heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat de onderdelen kapot waren en dat de eiser de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in verzuim verkeert en dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden. De eiser heeft voldaan aan zijn ongedaanmakingsverbintenis door de onderdelen retour te zenden, en de gedaagde is veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom van € 2.100,-, vermeerderd met rente en proceskosten. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de veroordelingen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

De beslissing van de kantonrechter omvat ook de afwijzing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, omdat de eiser niet heeft aangetoond dat er meer werkzaamheden zijn verricht dan noodzakelijk voor deze procedure. De gedaagde moet de proceskosten dragen, omdat zij grotendeels ongelijk heeft gekregen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. I.K. Rapmund.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11230817 CV EXPL 24-18494
datum uitspraak: 22 augustus 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. K. Wevers,
tegen
[gedaagde] ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. L. Wijnhorst.
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 15 juli 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen.
1.2.
Op 8 mei 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. [eiser] was daarbij aanwezig, bijgestaan door mr. K. Wevers. Namens [gedaagde] was [persoon A] aanwezig.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[eiser] stelt dat hij twee auto-onderdelen heeft gekocht van [gedaagde] voor een totaalbedrag van € 2.100,-. Deze onderdelen had [eiser] nodig voor zijn zakelijke bus en zou hij zelf door een garagebedrijf in zijn bus laten plaatsen. Volgens [eiser] waren de door [gedaagde] geleverde onderdelen kapot en heeft hij, nadat [gedaagde] de onderdelen niet wilde vervangen, de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en de onderdelen teruggezonden naar [gedaagde] . [gedaagde] betwist dat zij een koopovereenkomst met [eiser] heeft gesloten, dat de onderdelen non-conform zijn, dat [eiser] haar in gebreke heeft gesteld en dat zij de onderdelen retour heeft ontvangen. De kantonrechter is van oordeel dat het gelijk hier bij [eiser] ligt. Hierna wordt toegelicht hoe tot dit oordeel is gekomen.
De eis van [eiser]
2.2.
[eiser] vordert verklaringen voor recht dat de overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden, dat [eiser] reeds heeft voldaan aan zijn ongedaanmakingsverbintenis door het terugsturen van de onderdelen en dat [gedaagde] nog niet heeft voldaan aan haar ongedaanmakingsverbintenis. [eiser] eist ook dat [gedaagde] wordt veroordeeld om een bedrag van € 2.100,- aan hem terug te betalen, te vermeerderen met de incassokosten van € 381,15, de rente van € 100,59 (peildatum 30 april 2024) en de proceskosten. Tevens wil [eiser] dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
Er is een koopovereenkomst tussen partijen
2.3.
[eiser] heeft het volgende gesteld. [eiser] is via Marktplaats in contact gekomen met [gedaagde] en heeft voor een totaalbedrag van € 2.100,- bij [gedaagde] twee auto-onderdelen besteld, namelijk een Volkswagen Crafter Turbo id 61052 (hierna: de turbo) en een katalysator. De kleinzoon van [eiser] heeft op 19 september 2023, op het adres van de [gedaagde] , de katalysator opgehaald bij [gedaagde] . De turbo is door [gedaagde] nagezonden en door [eiser] twee dagen later ontvangen. [eiser] heeft een foto van de kwitantie overgelegd, waarop staat dat hij voor de onderdelen een totaalbedrag van € 2.100,- contant heeft voldaan. Op deze kwitantie staat het adres van [gedaagde] en stempel van ‘ [gedaagde] ’ met daaronder een handtekening van [persoon B] .
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] hiermee voldoende onderbouwd heeft gesteld dat tussen partijen een overeenkomst met betrekking tot twee auto-onderdelen is gesloten, terwijl [gedaagde] het bestaan van die koopovereenkomst tussen partijen onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Daarbij wordt betrokken hetgeen in de voorafgaand aan deze procedure gevoerde mailwisseling tussen de gemachtigde van [eiser] en [persoon C] (hierna: [persoon C] ) van [gedaagde] is vermeld. In het mailbericht van 15 december 2023 schrijft [persoon C] : “
Ik heb begrepen van mijn collega dat er een omruil actie zou plaats vinden , besproken met u cliënt , die heeft niet plaats gevonden maar kan nog steeds plaats vinden”. En in het e-mailbericht van 26 februari 2024 schrijft [persoon C] , nadat de gemachtigde van [eiser] nogmaals de kwitantie van 19 september 2023 aan [gedaagde] had toegezonden, dat [gedaagde] het nog steeds kan oplossen voor [eiser] . Hieruit volgt dat [gedaagde] eerder het bestaan van de koopovereenkomst heeft erkend. Gelet hierop en hetgeen [gedaagde] hierover verder heeft aangevoerd in deze procedure is de betwisting van het bestaan van de overeenkomst onaannemelijk. Hetgeen [gedaagde] inhoudelijk heeft aangevoerd over de vorm en de opmaak van de kwitantie en haar betwisting op Marktplaats te handelen, is dan ook onvoldoende voor een ander oordeel. Daarbij komt dat [gedaagde] haar stelling dat zij niet via Markplaats handelt onvoldoende onderbouwt met alleen een ongedateerde printscreen van een zoekopdracht op Marktplaats naar advertenties van ‘ [gedaagde] ’. Dit sluit immers niet uit dat [gedaagde] eerder wel advertenties op Markplaats heeft geplaatst.
Er is sprake van een tekortkoming
2.5.
Volgens [gedaagde] is er geen sprake van een tekortkoming, zodat geen grond bestaat om de koopovereenkomst (buitengerechtelijk) te ontbinden. De kantonrechter volgt [gedaagde] hierin niet. [eiser] heeft namelijk ter onderbouwing van de tekortkoming een brief overgelegd van 25 september 2023 van [naam autobedrijf] . die de onderdelen voor [eiser] in zijn zakelijke bus zou installeren. Volgens Autobedrijf [naam autobedrijf] . is het roetfilter beschadigd en vervormd en zit het turbinewiel van de turbo vast, en zijn beide onderdelen onbruikbaar. Gelet hierop en de toelichting van [eiser] ter zitting over hoe een en ander gegaan is, is de enkele betwisting van [gedaagde] van de tekortkoming onvoldoende. [gedaagde] heeft de gelegenheid gehad om te controleren of de onderdelen kapot waren, want onbetwist is dat [eiser] op 2 oktober 2023 met de onderdelen naar [gedaagde] is toegegaan, maar toen door [gedaagde] niet werd geholpen. Daarbij komt dat uit de correspondentie niet volgt dat [gedaagde] de tekortkoming eerder heeft betwist, want [gedaagde] wilde juist de onderdelen omruilen en het oplossen. Gelet hierop staat voldoende vast dat er een tekortkoming is.
[gedaagde] verkeert in verzuim
2.6.
[gedaagde] wordt niet gevolgd in haar stelling dat zij niet rechtsgeldig in gebreke is gesteld en dus geen sprake is van verzuim. Zoals hiervoor is overwogen is onbetwist dat [eiser] op 2 oktober 2023 met de onderdelen naar [gedaagde] is toegegaan, maar toen door [gedaagde] niet werd geholpen. Uit de toelichting van [eiser] tijdens de zitting volgt dat hij voorafgaand aan zijn bezoek op 2 oktober 2023 al meerdere malen telefonisch contact had opgenomen met [gedaagde] , maar dat dit tot niets leidde, en dat hij vervolgens op 2 oktober 2023 [gedaagde] niet mocht spreken en niet werd geholpen. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] hieruit heeft kunnen afleiden dat [gedaagde] niet wilde nakomen, zodat het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt (artikel 6:83 aanhef en onder c BW).
De overeenkomst is rechtsgeldig ontbonden
2.7.
De kantonrechter oordeelt dat de overeenkomst tussen partijen rechtsgeldig is ontbonden. Op grond van artikel 6:265 BW geeft de hiervoor vastgestelde tekortkoming en het verzuim van [gedaagde] aan [eiser] de mogelijkheid om de overeenkomst te ontbinden. Onbetwist is dat [eiser] dat buitengerechtelijk heeft gedaan, zodat de koopovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden. Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst buitengerechtelijk is ontbinden wordt toegewezen.
Ongedaanmakingsverbintenissen
2.8.
Door de buitengerechtelijke ontbinding worden partijen bevrijd van de verbintenissen die uit de overeenkomst voorvloeien (artikelen 6:265 jo. 6:271 BW). Dit betekent dat [eiser] de onderdelen terug moet geven aan [gedaagde] en dat [gedaagde] de koopsom moet terugbetalen. [gedaagde] wordt daarom veroordeeld om een bedrag van € 2.100,- aan [eiser] te betalen. Ook zal voor recht worden verklaard dat [gedaagde] dit nog niet heeft gedaan.
2.9.
Wat betreft het teruggeven van de onderdelen door [eiser] aan [gedaagde] stelt [eiser] dat hij de onderdelen op 10 oktober 2023 per aangetekende post retour heeft verzonden aan [gedaagde] . Ter onderbouwing daarvan heeft [eiser] foto’s van de brief en afschriften van de verzendbewijzen, vergezeld van foto’s van de dozen, als productie 2 bij de dagvaarding overgelegd. Volgens [eiser] heeft hij de brief en dozen niet retour ontvangen, zodat deze door [gedaagde] in ontvangst moeten zijn genomen. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat [eiser] de verzending niet heeft aangetoond, omdat uit de verzendbewijzen volgt dat [eiser] een gewicht van ten hoogste (ongeveer) 2 kg retour heeft gestuurd, terwijl [eiser] gelet op het gewicht van de turbo (gemiddeld 15 kg) en katalysator (gemiddeld 10 kg), minimaal 25 kg retour moet hebben gezonden. Ook blijkt volgens [gedaagde] uit zoekresultaten op de website van PostNL dat de pakketten niet zijn verzonden, omdat als de barcodes van de aangetekende pakketten worden ingevuld naar boven komt: ‘Pakket (nog) niet gevonden’.
2.10.
De kantonrechter volgt [gedaagde] hierin niet. Op de door [eiser] overgelegde verzendbewijzen staat namelijk dat [eiser] op 10 oktober 2023 naar het adres van [gedaagde] een brief heeft verzonden en ook twee pakketten van 13520 gram en 21920 gram. Dit is dus een totaal gewicht van afgerond 35 kg, wat overeenkomt met de stelling van [gedaagde] over de minimale zwaarte van de onderdelen. Dat op de website van PostNL de pakketten (nog) niet zijn gevonden onderbouwt, gelet op het tijdsverloop tussen de verzending en de zoekopdracht op de website, niet dat de pakketten nooit door [eiser] zijn aangeboden. Dat de pakketten niet zijn verzonden is gelet op de overgelegde verzendbewijzen door [eiser] ook onaannemelijk. Daarbij komt dat [gedaagde] in de eerdere correspondentie tussen partijen niet heeft betwist dat de artikelen retour waren gezonden, terwijl de gemachtigde van [eiser] het retour zenden wel benoemt in de brief van 27 oktober 2023, die op 12 december 2023 nogmaals aan [gedaagde] is toegezonden.
2.11.
Gelet op het voorgaande heeft [eiser] voldoende onderbouwd en [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd betwist dat zij de onderdelen retour heeft ontvangen, zodat voor recht zal worden verklaard dat [eiser] reeds heeft voldaan aan zijn ongedaanmakingsverbintenis door het terugsturen van de onderdelen.
De incassokosten worden afgewezen
2.12.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. Voor de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten moet in dit geval, omdat het gaat om een ongedaanmakingsverbintenis, worden gekeken naar de eisen in het rapport Voorwerk II. [eiser] heeft niet gesteld dat er meer werkzaamheden zijn uitgevoerd dan die om deze procedure voor te bereiden (artikel 241 Rv). Het versturen van één of meer aanmaningen zonder bijzondere inhoud is niet genoeg (ECLI:NL:HR:2019:590).
[gedaagde] moet wettelijke rente betalen
2.13.
De gevorderde wettelijke rente van € 100,59, gerekend vanaf 14 dagen na ontbinding tot 30 april 2024, wordt toegewezen, omdat [eiser] voldoende heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. [eiser] heeft geen toekomstige rente gevorderd.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.14.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat [gedaagde] voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiser] moet betalen op € 139,41 aan dagvaardingskosten, € 371,- aan griffierecht, € 408,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.053,41. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.15.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen partijen buitengerechtelijk is ontbonden, dat [eiser] reeds heeft voldaan aan zijn ongedaanmakingsverbintenis door het terugsturen van de onderdelen en dat [gedaagde] nog niet heeft voldaan aan haar ongedaanmakingsverbintenis;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om ter voldoening van haar ongedaanmakingsverbintenis aan [eiser] te betalen € 2.100,-;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 100,59 aan verschenen rente;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 1.053,41 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en in het openbaar uitgesproken.
31688