ECLI:NL:RBROT:2025:11410

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
C/10/703849 / KG ZA 25-757
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en verplaatsing van trailer in kort geding tussen Vers Vlees Centrum Rotterdam B.V. en gedaagde

In deze zaak heeft Vers Vlees Centrum Rotterdam B.V. een kort geding aangespannen tegen een gedaagde partij, die een trailer op haar terrein heeft geplaatst, waardoor vrachtwagens van Vers Vlees moeilijk toegang hebben tot hun laad-dock. De vordering van Vers Vlees om de gedaagde te veroordelen tot ontruiming van de gehuurde gang en verplaatsing van de trailer is gedeeltelijk toegewezen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde binnen drie dagen na afronding van de werkzaamheden aan de docks de trailer moet verplaatsen. De ontruiming van de gang is afgewezen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat de gedaagde de gang in de staat moet opleveren zoals Vers Vlees verlangt. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/703849 / KG ZA 25-757
Vonnis in kort geding van 28 augustus 2025
in de zaak van
VERS VLEES CENTRUM ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Vlaardingen,
eiseres,
advocaat mr. R.P.L.H. Burger te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door haar bestuurders de heren [persoon A] en [persoon B] .
Partijen worden hierna Vers Vlees en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 augustus 2025, met producties 1 t/m 15;
  • de brief van Vers Vlees met producties 17 t/m 20;
  • de brief van [gedaagde] van 7 augustus 2025 (conclusie van antwoord), met producties 1 t/m 6;
  • de bij de mondelinge behandeling van 11 augustus 2025 overgelegde spreekaantekeningen van mr. R.P.L.H. Burger.
1.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling hebben partijen afgesproken dat zij een afspraak zouden maken om de situatie ter plaatse te bekijken. Daarna zouden zij de voorzieningenrechter informeren over eventuele afspraken die zij naar aanleiding van de bezichtiging gemaakt hebben. Naar aanleiding daarvan heeft de voorzieningenrechter ontvangen:
  • de brief van mr. R.P.L.H. Burger van 18 augustus 2025, met drie bijlagen;
  • de brief van [gedaagde] van 20 augustus 2025, met producties 10 t/m 14.

2.De feiten

2.1.
Partijen drijven allebei een groothandel in vlees. Hun bedrijfspanden liggen naast elkaar: het pand van Vers Vlees aan het adres [adres 1] en dat van [gedaagde] aan het adres [adres 2] te Rotterdam. Aan de voorzijde van de bedrijfspanden ligt een terrein dat is bedekt met stelconplaten. Dat terrein wordt gebruikt door leveranciers die daar met hun vrachtwagens vlees in- en uitladen bij de laad-docks van daar aanwezige bedrijven. Partijen zijn ieder voor zich eigenaar van dat deel van het terrein dat voor hun bedrijfspand ligt. Die terreinen van partijen grenzen ook direct aan elkaar.
2.2.
Leveranciers van Vers Vlees maakten sinds 2002 gebruik van een hoek van het in 2.1. bedoelde terrein van [gedaagde] om met hun vrachtwagen de draai naar het laad-dock van Vers Vlees te kunnen maken. Op die hoek zijn stelconplaten beschadigd geraakt.
2.3.
[gedaagde] heeft op 8 januari 2025 een bestelwagen op haar perceel enkele meters verplaatst van een direct voor haar laad-dock gelegen verhoogde oprit naar de voorkant – de straatkant – van het perceel, meer specifiek naar een plek gelegen vóór de verhoogde oprit. Vrachtwagens kunnen daardoor de draai naar het laad-dock van Vers Vlees niet althans slechts nog met veel moeite maken. In de loop van januari 2025 heeft [gedaagde] de bestelwagen van de hiervoor bedoelde plek verwijderd en daar een koel-vries-trailer neergezet. Deze trailer stond eerst aan de achterkant van het bedrijfspand van [gedaagde] . De advocaat van Vers Vlees heeft [gedaagde] zonder resultaat gesommeerd de trailer te verplaatsen.
2.4.
Het bedrijfspand van [gedaagde] bevat vier laad-docks, waarvan er op dit moment twee niet in gebruik zijn vanwege sloop- en verbouwingswerkzaamheden die daar plaatsvinden. De koel-vries-trailer staat voor één van de twee operationele laad-docks van [gedaagde] en wordt gebruikt voor de opslag van bevroren goederen. Het naastgelegen andere operationele laad-dock van [gedaagde] heeft een draagbalk voor een lier om vlees te lossen aan een buisbaan en een laad- en losklep die bestemd is voor dat laad-dock.
2.5.
Omdat vrachtwagenchauffeurs door de plaatsing van de koel-vries-trailer op het perceel van [gedaagde] het laad-dock van Vers Vlees niet, althans moeilijk, kunnen bereiken vindt het in- en uitladen bij Vers Vlees momenteel vaak plaats met behulp van heftrucks die pallets tussen de vrachtwagen en het laad-dock vervoeren. Ook worden pallets op straat afgeleverd, waarna Vers Vlees deze handmatig moet verwerken.
2.6.
Vers Vlees verhuurde aan [gedaagde] een gang, behorend tot het bedrijfspand van Vers Vlees, voor een huurprijs van € 715,00 per kwartaal. [gedaagde] heeft, met medeweten van Vers Vlees, in die gang twee muren geplaatst en is de gang gaan gebruiken als koel-vriesruimte. Daarbij zijn het plafond en de verlichting verwijderd en heeft [gedaagde] heeft een koel-/vriesunit op het dak van de gang geplaatst die inmiddels is ontkoppeld. De muur van de gang bevat meerdere gaten en een doorgang voor pallets naar de bedrijfsruimte van [gedaagde] . Partijen hebben de huurovereenkomst niet op schrift gesteld.
2.7.
Op 16 januari 2025 heeft Vers Vlees de huur opgezegd tegen 30 april 2025 en de ontruiming van het gehuurde tegen die datum aangezegd. Op 30 april 2025 had [gedaagde] de gehuurde gang niet ontruimd opgeleverd aan Vers Vlees. De advocaat van Vers Vlees heeft [gedaagde] er op 3 juli 2025 op gewezen dat [gedaagde] de rechtbank niet binnen de daartoe gestelde wettelijke termijn heeft verzocht om de termijn van ontruimings-bescherming te verlengen. Daarbij is [gedaagde] één week de tijd gegeven om het gehuurde alsnog te ontruimen. [gedaagde] heeft daar niet op gereageerd en had op 15 augustus 2025 het gehuurde nog niet ontruimd. Vers Vlees heeft haar vervolgens tot 12 september 2025 de gelegenheid geboden om, kort gezegd, de gang te herstellen in de oude toestand. De reactie van [gedaagde] hierop komt erop neer dat de voorgestelde datum haar niet reëel lijkt.

3.Het geschil

3.1.
Vers Vlees vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis (althans binnen een in redelijkheid vast te stellen termijn), het gedeelte van de gang, deel uitmakende van het bedrijfspand van Vers Vlees, staande en gelegen aan het adres [adres 1] te ( [postcode] ) Rotterdam met al degenen en al hetgeen dat zich daarop vanwege hen bevindt volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van Vers Vlees te stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden;
om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis (althans binnen een in redelijkheid vast te stellen termijn), de trailer die zich bevindt op het parkeerterrein gelegen aan de voorzijde van het bedrijfspand van [gedaagde] aan de [adres 2] te ( [postcode] ) Rotterdam, te verplaatsen en verplaatst te houden en geen andere trailer of enige andere zaak op die plaats te (doen) plaatsen, zodat chauffeurs van vrachtwagens met bestemming Vers Vlees, weer zonder enige belemmering over dat stukje grond kunnen draaien om het laad-dock van Vers Vlees te bereiken;
het sub 1 en sub 2 gevorderde, op verbeurte van een aan Vers Vlees te verbeuren dwangsom van € 5.000,00 per dag ineens voor ieder niet nagekomen bevel, alsmede € 500,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de niet-nakoming voortduurt;
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Vers Vlees.

4.De beoordeling

De gehuurde gang

4.1.
Vers Vlees stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] geen toestemming meer heeft om de eerder gehuurde gang te gebruiken. Zij wenst weer vrij over haar eigendom te beschikken. Zij wijst erop dat zij de huur heeft opgezegd en de ontruiming heeft aangezegd tegen 30 april 2025. [gedaagde] heeft de gehuurde gang toen niet ontruimd opgeleverd, vervolgens twee maanden wettelijke ontruimingsbescherming genoten en daarna ruim de tijd gekregen om de gehuurde gang te ontruimen en in goede staat op te leveren maar dat desalniettemin nagelaten.
4.2.
Het verweer van [gedaagde] komt erop neer dat er geen opnamestaat is opgemaakt bij aanvang van de huur en dat de veranderingen met toestemming van Vers Vlees zijn aangebracht. Dat betekent dat het gehuurde niet naar de oorspronkelijke staat hoeft te worden teruggebracht en [gedaagde] geen herstel hoeft te verrichten. Wel heeft zij toegezegd dat de tussenmuren aan de kant van Vers Vlees en aan de kant van ‘Mocca’, een ander bedrijf gevestigd in hetzelfde pand, spoedig worden verwijderd.
4.3.
Uit de loskoppeling van de koel-/vriesunit boven op de gang en het feit dat [gedaagde] het einde van de huur niet betwist, wordt afgeleid dat [gedaagde] de gehuurde gang niet langer gebruikt en dat de huurovereenkomst tussen partijen in ieder geval feitelijk is geëindigd. Bij die stand van zaken heeft Vers Vlees geen belang (meer) bij een veroordeling om de gang te verlaten en ontruimen.
4.4.
Uit een e-mail van 18 augustus 2025 volgt dat Vers Vlees wil dat de gang wordt hersteld in de oude toestand, “
waarbij de tussenmuren aan de zijde van Mocca en Vers Vlees door [gedaagde] worden weggehaald en afgevoerd, de koel-/vriesunit op het dak van de gang door [gedaagde] wordt afgevoerd, de diverse gaten in de muren en de grote doorgang in de muur door [gedaagde] worden dichtgemetseld en door [gedaagde] een plafond met verlichting wordt aangebracht op een wijze, dat het plafond met de verlichting aansluit op het plafond van Vers Vlees (en de gang als het ware weer één geheel wordt)”.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat Vers Vlees haar eis niet heeft gewijzigd, in de zin van aangevuld en/of verduidelijkt, met de in 4.4. genoemde werkzaamheden die blijkbaar haar invulling zijn van het gevorderde “
in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking te stellen”. Daarnaast is zij van oordeel dat Vers Vlees onvoldoende onderbouwd heeft wat partijen bij aanvang van de huur zijn overeengekomen. Dat heeft tot gevolg dat niet aannemelijk is dat [gedaagde] bij het einde van de huur de gang moet opleveren in de staat zoals Vers Vlees nu van haar verlangt. Mede door het ontbreken van een opnamestaat en schriftelijk vastgelegde afspraken is namelijk niet duidelijk in welke staat de gang indertijd aan [gedaagde] ter beschikking gesteld is. Daardoor is ook niet duidelijk of [gedaagde] de doorgang voor pallets heeft gerealiseerd, zoals Vers Vlees stelt, of al voor aanvang van de huur aanwezig was, zoals [gedaagde] beweert. Evenmin is niet vast te stellen of en in hoeverre aanpassingen die [gedaagde] heeft gerealiseerd met toestemming van Vers Vlees hebben plaatsgevonden. Dit leidt ertoe dat vordering 1 wordt afgewezen, waarbij in aanmerking is genomen dat Vers Vlees ook onvoldoende duidelijk heeft gemaakt dat zij een spoedeisend belang bij deze vordering heeft.
Trailer
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat Vers Vlees voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de (wijze van) plaatsing van de trailer op het terrein van [gedaagde] het voor vrachtwagens die lading bij Vers Vlees moeten afleveren in ieder geval lastig maakt om de draai naar de laad-dock van Vers Vlees te maken. Volgens Vers Vlees kan en moet [gedaagde] de trailer één dock opschuiven. [gedaagde] betwist dat dit mogelijk is en heeft dat, naar voorlopig oordeel, ook voldoende aannemelijk gemaakt. Van de vier docks van [gedaagde] zijn er op dit moment twee buiten gebruik wegens werkzaamheden. De trailer staat voor één van de twee overblijvende docks en [gedaagde] stelt dat de andere dock in gebruik is voor het laden en lossen van vers vleesproducten. Volgens [gedaagde] heeft dit dock een draagbalk en lier om hangend vlees te lossen aan een buisbaan – blijkbaar op dezelfde wijze als de naastgelegen eerste dock van Vers Vlees – en een specifieke laad- en losklep bestemd voor dit dock. Op grond daarvan is, zo begrijpt de voorzieningenrechter, verplaatsing van de trailer geen optie.
4.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet uitgesloten is dat een verschil van mening over bepaalde zaken begin 2025 aanleiding is geweest voor het (ver)plaatsen van, in eerste instantie een bestelwagen en vervolgens de trailer, waarvan, anders dan Vers Vlees in de dagvaarding stelde, voldoende aannemelijk is dat deze wordt gebruikt voor de opslag van vlees. Die aanleiding lijkt te worden bevestigd door de inhoud van de conclusie van antwoord. Daaruit komt een zeker ongenoegen naar voren over de gang van zaken begin 2025 en meer in het algemeen, zoals over een agressieve benadering door chauffeurs die bij Vers Vlees komen lossen. Dat is, blijkbaar, reden geweest om eigendomsrechten te gaan handhaven.
De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de situatie dat de trailer als opslag wordt gebruikt tijdelijk is, een en ander vanwege de verbouwing van twee van de vier docks van [gedaagde] . Daarvan uitgaande, mag, na afronding van de verbouwing, van [gedaagde] verwacht worden dat de trailer verwijderd althans verplaatst wordt, in ieder geval tot dat in een bodemprocedure is vastgesteld of Vers Vlees al dan niet een recht van erfdienstbaarheid van weg/overpad heeft, een en ander gelet op de vaststaande duur van het, niet betwiste, gebruik sinds 2002. Dat is enerzijds een nu nog niet vast te stellen moment maar anderzijds tevens wel een – op het moment dat de verbouwing gereed is – vast te stellen moment. Vordering 2 wordt in zoverre toegewezen.
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat partijen over en weer gedeeltelijk in het gelijk worden gesteld. De proceskosten worden daarom gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na afronding van de werkzaamheden aan de twee docks waaraan op dit moment werkzaamheden plaatsvinden, en onder de voorwaarde van betekening van dit vonnis, de trailer die zich bevindt op het parkeerterrein gelegen aan de voorzijde van haar bedrijfspand aan de [adres 2] ( [postcode] ) Rotterdam, te verplaatsen en verplaatst te houden en geen andere trailer of enige andere zaak op die plaats te (doen) plaatsen, totdat in een, door Vers Vlees binnen twee maanden na heden te starten, bodemprocedure is vastgesteld of Vers Vlees al dan niet een recht van erfdienstbaarheid van weg/overpad heeft of partijen anderszins tot bindende afsprakenkomen over het gebruik van het stukje grond van [gedaagde] door chauffeurs die Vers Vleeskomen beleveren;
5.2.
bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom van € 1.000,- aan Vers Vlees verbeurt voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] de in 5.1 opgenomen veroordeling niet nakomt, een en ander tot een maximum van € 25.000,-;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2025.
3533 / 2009