ECLI:NL:RBROT:2025:11402

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
C/10/640940 / HA ZA 22-536
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afrekening van meer- en minderwerk bij renovatie gemeentehuis Alblasserdam met deskundigenbericht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om de afrekening van meer- en minderwerk in het kader van de renovatie van het gemeentehuis in Alblasserdam, uitgevoerd door CONSTRUCTIF B.V. (CSF) in opdracht van de Gemeente Alblasserdam. De rechtbank heeft eerder tussenvonnissen gewezen waarin diverse geschilpunten zijn behandeld, maar de post 'M52 Wervel- en lijnroosters' bleef onbeslist. De Gemeente heeft een bedrag van € 319.915,50 aan minderwerk afgetrokken, wat CSF betwist. De rechtbank heeft een deskundigenbericht bevolen om de omvang van het minderwerk vast te stellen. In het tussenvonnis van 1 oktober 2025 heeft de rechtbank een nieuw verweer van CSF verworpen en een aanvullend deskundigenbericht bevolen, omdat de deskundige onvoldoende toelichting had gegeven op zijn bevindingen. De rechtbank heeft de deskundige opgedragen om zijn berekeningen te specificeren en te onderbouwen, zodat de rechtbank en partijen de uitkomsten kunnen controleren. De zaak is geparkeerd voor verdere behandeling in april 2026, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om op het aanvullend deskundigenbericht te reageren.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/640940 / HA ZA 22-536
Vonnis van 1 oktober 2025
in de zaak van
CONSTRUCTIF B.V.,
te Dordrecht,
eisende partij,
hierna te noemen: CSF,
advocaat: mr. G.M. van den Bergh,
tegen
GEMEENTE ALBLASSERDAM,
te Alblasserdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de Gemeente,
advocaat: mr. D. van Leersum.

1.De zaak in het kort

1.1.
Deze zaak gaat over de afrekening van meer- en minderwerk en schades behorend bij de renovatie van het gemeentehuis in Alblasserdam die CSF in opdracht van de Gemeente heeft uitgevoerd. In twee tussenvonnissen heeft de rechtbank beslist over alle geschilpunten tussen partijen behalve de post “M52 Wervel- en lijnroosters”. De Gemeente heeft daarvoor € 319.915,50 aan minderwerk afgetrokken en CSF spreekt tegen dat sprake is van minderwerk, dan wel minderwerk van die omvang. Om te beoordelen of er sprake is van minderwerk, en zo ja wat de omvang daarvan is heeft de rechtbank een deskundigenbericht bevolen. Dit deskundigenbericht is inmiddels uitgebracht.
1.2.
De rechtbank wijst nu opnieuw een tussenvonnis. Hierin verwerpt de rechtbank een nieuw verweer van CSF en diverse bezwaren tegen de uitgangspunten van de deskundige, maar beveelt zij een aanvullend deskundigenbericht omdat een nadere toelichting van de deskundige nodig is.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenvonnissen van 25 april 2023 en 31 januari 2024,
- het deskundigenbericht van 25 februari 2025 met bijlagen,
- het bevelschrift van 21 mei 2025,
- de conclusie na deskundigenbericht van de Gemeente,
- de conclusie na deskundigenbericht van CSF met productie.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De verdere beoordeling

3.1.
In het tussenvonnis van 31 januari 2024 heeft de rechtbank een onderzoek door een deskundige bevolen en [naam] tot deskundige benoemd. Dit onderzoek is bevolen ter beantwoording van de volgende vragen en met de volgende instructie:
Wat zijn de totale kosten (stukprijs en plaatsingskosten) voor de geplaatste wervelroosters in het gemeentehuis in 2019 geweest?
Wat zouden de totale kosten (stukprijs en plaatsingskosten) zijn geweest in 2019 als er standaard lijnroosters varen geplaatst in het gemeentehuis die elke ruimte van dezelfde luchttoevoer voorzien als de thans aanwezige wervelroosters?
Kunt u de verschillen in kosten tussen vraag 1 en 2 inzichtelijk maken?
De deskundige dient bij het onderzoek er rekening mee te houden dat de standaard
lijnroosters technisch gezien toegepast kunnen worden in de verschillende plafonds van het
gemeentehuis en dat iedere ruimte van dezelfde luchttoevoer is voorzien als thans door de
feitelijk aanwezige wervelroosters wordt verkregen.
3.2.
De deskundige heeft op 25 februari 2025 zijn definitieve rapport (het deskundigenbericht) uitgebracht. Het antwoord dat de deskundige daarin op de voormelde vragen geeft, luidt samengevat als volgt:
1. De kosten voor de geplaatste wervelroosters op prijspeil 2019, bedragen exclusief BTW:
Directe kosten wervelroosters
totaal
excl. BTW
per rooster gemiddeld
totale kosten toevoer roosters
€ 54.605
€ 479
totale kosten retour roosters
€ 8.225
€ 201
Totaal excl. BTW
€ 62.830
TOTALE KOSTEN
wervelroosters
Totale directe kosten- prijspeil 2019:
€ 62.830
Toeslag materiaal en werk derden (overeenkomstig begroting Unica):
10%
€ 6.283
Toeslag winst & risico (overeenkomstig begroting Unica):
4%
€ 2.765
Algemene kosten hoofdaannemer
7%
€ 5.031
Winst & risico hoofdaannemer
3%
€ 2.307
Totale kosten exclusief BTW – prijspeil 2019
€ 79.216
(zie paragraaf 5.1 van het deskundigenbericht)
2. De kosten voor standaard lijnroosters op prijspeil 2019 bedragen exclusief BTW:
Directe kosten lijnroosters
totaal
excl. BTW
per rooster gemiddeld
totale kosten toevoer roosters
€ 155.278
€ 543
totale kosten retour roosters
€ 38.922
€ 263
Totaal excl. BTW
€ 194.200
TOTALE KOSTEN
lijnroosters
Totale directe kosten- prijspeil 2019:
€ 194.200
Toeslag materiaal en werk derden (overeenkomstig begroting Unica):
10%
€ 19.420
Toeslag winst & risico (overeenkomstig begroting Unica):
4%
€ 8.545
Algemene kosten hoofdaannemer
7%
€ 15.552
Winst & risico hoofdaannemer
3%
€ 7.131
Totale kosten exclusief BTW – prijspeil 2019
€ 244.848
(zie paragraaf 5.2 van het deskundigenbericht)
3. Uitgaande van de beide kostenramingen bedraagt het prijsverschil tussen wervelroosters en lijnroosters inclusief toeslagen € 165.632,00 exclusief BTW.
Hierbij plaatste de deskundige de volgende noot:
“Bij de bepaling van het aantal lijnroosters is het uitgangspunt dat alle aangebrachte wervelroosters in de kantoorruimten - voor de toevoer en afvoer van de lucht - worden vervangen door lijnroosters. Toelichting: In de vraagstelling wordt gesproken over standaard lijnroosters ‘
die elke ruimte van dezelfde luchttoevoer voorzien als de thans aanwezige wervelroosters’. Om de klimaatinstallatie correct te laten functioneren zijn naast toevoer- ook retourroosters nodig. Deze oplossing is momenteel in het gemeentehuis ook met de wervelroosters toegepast.
In de ramingen zijn de toevoer- en retourroosters vervangen door standaard lijnroosters. In de ruimten met de historische lattenplafonds zijn retourroosters door de open structuur van de plafonds achterwege gelaten. Dit is momenteel ook het geval.
Het directe kostenaandeel van de retourroosters in de raming van de lijnroosters bedraagt afgerond € 30.698,00 excl. BTW.”
(zie paragraaf 5.3 van het deskundigenbericht).
3.3.
Partijen hebben zich over het deskundigenbericht uitgelaten en daarbij bezwaren tegen de zienswijze van de deskundige geuit. Ook heeft CSF een nieuw verweer gevoerd tegen het minderwerk dat de Gemeente op de onderhavige post heeft afgetrokken. Hierna zal de rechtbank, voor zover nodig, dat verweer en die bezwaren weergeven en op de inhoud daarvan ingaan.
Het nieuwe verweer van CSF is te laat en bovendien ongegrond
3.4.
CSF voert als nieuw verweer dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de Gemeente voor post M52 Wervel- en lijnroosters minderwerk in aftrek brengt. Zij legt daaraan ten grondslag dat vaststaat dat zij de lijnroosters budgetneutraal heeft aangeboden en de Gemeente nu geld terugvraagt dat CSF nooit bij de Gemeente in rekening heeft gebracht. De regeling voor meer- en minderwerk is daarvoor niet bedoeld, aldus CSF.
3.5.
De rechtbank verwerpt dit verweer omdat het in een zo laat stadium in de procedure is gedaan dat het in strijd is met de eisen van een goede procesorde. CSF heeft het beroep namelijk pas in haar conclusie na het deskundigenbericht gedaan en had dat eerder kunnen en moeten doen, in ieder geval voordat het deskundigenbericht werd bevolen. Nu heeft de Gemeente niet op dit beroep van CSF kunnen reageren. Los hiervan verwerpt de rechtbank het beroep ook op inhoudelijke gronden. Uitgangspunt is namelijk dat het op de weg van CSF lag om meerkosten van het toepassen van standaard lijnroosters in te calculeren en dat het nalaten daarvan in beginsel voor haar rekening en risico komt. Het gestelde is onvoldoende om een uitzondering op dat beginsel te maken. De Gemeente heeft uitvoerig tegengesproken dat in de gesprekken die voorafgingen aan het sluiten van de overeenkomst is gesproken over wervelroosters en in het licht daarvan stelt CSF geen feiten waaruit volgt dat het voor de Gemeente kenbaar was dat CSF de meerkosten van standaard lijnroosters niet had ingecalculeerd. Daarvoor is niet genoeg dat CSF in de bespreking van 17 december 2018 met betrekking tot de lijnroosters duidelijk heeft gemaakt dat “specials” financieel niet konden. Indien, zoals overeengekomen, standaard lijnroosters waren toegepast zouden de meerkosten daarvan voor rekening van CSF zijn gekomen. Doordat uiteindelijk toch wervelroosters zijn toegepast heeft CSF zich die meerkosten bespaard en kreeg de Gemeente iets anders dan zij aanvankelijk wenste en was overeengekomen.
De bezwaren van partijen tegen de door de deskundige gehanteerde uitgangspunten falen
Retourroosters in ruimten met historische lattenplafonds
3.6.
De Gemeente verwijt de deskundige dat hij in de noot onder 5.3 niet heeft gemeld dat retourroosters in de ruimten met historische lattenplafonds wel het uitgangspunt was en dat het achterwege laten daarvan dus ook minderwerk was dat de Gemeente mocht verrekenen. De rechtbank is het daar niet mee eens. De deskundige hoefde zich daar niet over uit te laten. Het debat tussen partijen gaat namelijk over de meerprijs van de aangeboden standaard lijnroosters ten opzichte van de geplaatste wervelroosters. Eventueel minderwerk als gevolg van het niet plaatsen van roosters op plaatsen waar die wel waren voorzien is geen onderdeel daarvan en ook geen onderdeel van de ter beantwoording aan de deskundige voorgelegde vragen.
Aangenaam klimaat
3.7.
De deskundige heeft bij het beoordelen van de typen roosteroplossingen twee functionele criteria toegepast: voldoende luchtverversing en een aangenaam binnenklimaat.
3.8.
CSF maakt bezwaar tegen het gebruik van het criterium van een aangenaam binnenklimaat. Zij stelt dat dit criterium om goede redenen geen onderdeel van de vraagstelling was, omdat CSF alles zo standaard mogelijk mocht uitwerken en de Gemeente geen eisen inzake het veraangenamen van het binnenklimaat stelde. Indien dat criterium niet zou zijn toegepast, zou dat leiden tot een verschil van 10-15% ofwel een minderwerk tussen € 129.092,70 en € 117.789,55, aldus CSF.
3.9.
De rechtbank oordeelt dat de deskundige het criterium van een aangenaam binnenklimaat terecht heeft toegepast. De deskundige heeft namelijk toegelicht dat wervelroosters en lijnroosters primair tot doel hebben om een ruimte van voldoende luchtverversing en een aangenaam binnenklimaat te voorzien en partijen hebben dat niet tegengesproken. Ook als er aan CSF geen nadere eisen zijn gesteld, mocht van haar worden verwacht dat zij haar werkzaamheden op zo’n manier verrichte dat het primaire doel van de lijnroosters werd behaald en deze de ruimten dus voorzagen van een aangenaam binnenklimaat. Op het door CSF berekende verschil voor de omvang van het minderwerk gaat de rechtbank daarom niet in.
3.10.
De Gemeente verwijt de deskundige dat hij niet duidelijk heeft gemaakt aan welke klimaatklasse hij het comfortniveau (aangenaam binnenklimaat) heeft getoetst. Zij stelt dat
partijen tijdens het bouwproces een klimaatklasse zijn overeengekomen en dat de deskundige het comfortniveau (aangenaam binnenklimaat) daarom aan die klimaatklasse had moeten toetsen en had moeten onderbouwen dat hij dat heeft gedaan.
3.11.
De rechtbank oordeelt dat dit verwijt onterecht is. De door de Gemeente voorgestelde vraag die ertoe strekt dat de deskundige wordt gevraagd om te toetsen aan ‘het overeengekomen comfortniveau’ is niet aan de deskundige voorgelegd. De deskundige hoefde daarom bij het beoordelen van de typen lijnroosters daar geen rekening mee te houden. Bovendien staat niet vast dat partijen voor de roosters een klimaatklasse zijn overeengekomen. CSF spreekt het tegen en het valt niet eenduidig af te leiden uit de producties waarnaar de Gemeente heeft verwezen. [1]
Kosten van noodzakelijke constructieve verzwaringsmaatregelen
3.12.
De Gemeente verwijt de deskundige ook dat hij geen rekening heeft gehouden met de kosten van constructieve verzwaringsmaatregelen die CSF had moeten nemen indien de lijnroosters zouden zijn toegepast. De rechtbank oordeelt dat dit verwijt onterecht is en baseert dat op het volgende.
3.13.
In haar e-mails aan CSF van 18 juli 2019 [2] die aan de Gemeente zijn doorgezonden, heeft Unica erop gewezen dat nog niet duidelijk is of balksparingen ook constructief kunnen en dat zij graag verneemt of het constructief kan/mag. Dit maakt duidelijk dat er voor het sluiten van de overeenkomst op 20 december 2018 geen rekening mee is gehouden dat constructieve verzwaringsmaatregelen nodig zouden zijn en dat daar dus ook geen kosten voor zijn begroot.
3.14.
Naar de Gemeente zelf stelt zijn partijen op 15 oktober 2019 tot de conclusie gekomen dat de betonsparingen die voor de lijnroosters gemaakt moesten worden constructief gezien niet verantwoord waren. Ook stelt zij dat er sprake was van een technische onmogelijkheid om overal lijnroosters toe te passen. Hieruit volgt dat de constructieve verzwaringswerkzaamheden waarop de Gemeente een beroep doet technisch onmogelijk waren, dan wel niet door de Gemeente gewenst werden.
3.15.
Onder de voormelde omstandigheden kan de Gemeente niet aan CSF tegenwerpen dat zij de kosten van constructieve verzwaringsmaatregelen bij het sluiten van de overeenkomst had moeten incalculeren en dat zij zich die kosten heeft bespaard nu van het toepassen van lijnroosters is afgezien. Dat zou er namelijk toe leiden dat de Gemeente ten koste van CSF een voordeel behaalt voor werkzaamheden die ofwel onmogelijk waren ofwel niet door haar gewenst werden. De deskundige hoefde daarom ook geen rekening met die kosten te houden. Bovendien heeft de Gemeente de kosten van constructieve verzwaringsmaatregelen niet in haar eigen berekening van het minderwerk opgenomen en tot aan het (concept van) het deskundigenbericht niet gesteld dat die kosten in de berekening betrokken zouden moeten worden en daar ook geen verklaring voor gegeven.
Er is een aanvullend deskundigenbericht nodig
3.16.
Verder heeft de Gemeente als bezwaar tegen het deskundigenbericht aangevoerd (samengevat) dat de vragen niet betrouwbaar zijn beantwoord omdat de deskundige heeft nagelaten om zijn berekeningen te onderbouwen en zijn conclusies inzichtelijk te maken.
3.17.
Dit bezwaar is naar het oordeel van de rechtbank gegrond en zij beveelt daarom een aanvullend deskundigenbericht. De rechtbank licht dit toe als volgt.
3.18.
Het deskundigenbericht heeft tot doel de rechtbank te voorzien van de kennis die relevant is voor de door haar te nemen beslissing over het minderwerk dat de Gemeente op de post ‘M52 wervel- en lijnroosters’ heeft afgetrokken. Om de uitkomst van het deskundigenbericht te kunnen gebruiken is nodig dat die uitkomst voldoende controleerbaar is, in die zin dat de rechtbank kan volgen hoe de deskundige tot die uitkomst is gekomen.
3.19.
De deskundige heeft weliswaar in de paragrafen 2.3, 4.2, 5.1 en 5.2 beschreven hoe hij bij het maken van beramingen van de directe kosten van de wervel- en lijnroosters te werk is gegaan, maar de vertaalslag tussen die beschrijving en de door hem berekende directe kosten ontbreekt. De deskundige heeft namelijk zijn berekening van de
directe kosten van de wervel- en lijnroosters in de tabellen in paragrafen 5.1 en 5.2 niet gespecificeerd. Hierdoor ontbreekt inzicht in de (markt)prijzen, ervaringsgetallen, publiek beschikbare gegevens op het internet, materiaalkosten en plaatsingskosten die de deskundige volgens zijn beschrijving heeft gebruikt. Bij gebrek daaraan valt niet te volgen hoe de deskundige aan de uitkomsten van zijn berekeningen komt en zijn die uitkomsten dus onvoldoende controleerbaar. Zowel voor de rechtbank als partijen. Daarom kan de rechtbank die uitkomsten niet overnemen en heeft zij daarvoor eerst een nadere specificatie van de voormelde berekeningen met toelichting van de deskundige nodig.
3.20.
Verder schrijft de deskundige aan het slot van paragraaf 4.2 van het deskundigenbericht: “De kosten voor het aanbrengen van plafondsparingen zijn uit de begroting van de aannemer overgenomen”. Met de Gemeente is de rechtbank van oordeel dat onduidelijk is welke begroting de deskundige hiermee bedoelt. Ook op dit punt is een nadere toelichting van de deskundige nodig.
3.21.
Daarnaast is er sprake van een onduidelijkheid in de noot onder paragraaf 5.3 die de deskundige dient op te helderen. De Gemeente heeft gesteld dat onduidelijk is wat de deskundige met de noot bedoelt en of het genoemde directe kostenaandeel van de retourroosters al dan niet in de berekening is meegeteld. De rechtbank begrijpt de noot aldus dat het genoemde bedrag van € 30.698,00 ex btw in de berekening van de directe kosten van de lijnroosters is meegeteld, maar ziet dat graag door de deskundige bevestigd. Daarnaast valt het de rechtbank op dat genoemd bedrag verschilt van het bedrag aan totale directe kosten van retourroosters dat is opgenomen tabel in paragraaf 5.2 van het deskundigenbericht. De reden van dat verschil is onduidelijk en dient ook door de deskundige te worden toegelicht.
Kosten van het deskundigenbericht
3.22.
De kosten van het deskundigenbericht bedragen € 46.874,92 en zijn door de Gemeente voldaan. Partijen hebben gedebatteerd over de vraag of CSF een deel van die kosten moet dragen. Daarbij speelt mede een rol of CSF onvoldoende aan de totstandkoming van het deskundigenbericht heeft meegewerkt en daarmee een deel van de kosten nodeloos heeft veroorzaakt.
3.23.
De rechtbank houdt de beslissing daarover aan tot het eindvonnis.
Het verdere procesverloop
3.24.
De rechtbank zal het aanvullend deskundigenbericht nu bevelen. De rechtbank gaat ervan uit dat het reeds vastgestelde deskundigenloon mede dient voor het beantwoorden van de aanvullende vragen. Die aanvullende vragen betreffen namelijk een nadere toelichting op (althans verduidelijking van) het al uitgebrachte deskundigenbericht en van de deskundige mocht worden verwacht dat hij de verduidelijking al meteen in het uitgebrachte deskundigenbericht zou geven. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat geen (voorschot op een) aanvullend loon van de deskundige nodig is.
3.25.
De Gemeente zal worden opgedragen binnen twee weken na de uitspraak van dit tussenvonnis een afschrift van de na het deskundigenbericht gewisselde processtukken alsmede van dit tussenvonnis aan de deskundige te doen toekomen.
3.26.
De deskundige dient het concept van het aanvullend deskundigenbericht aan partijen voor te leggen en hen geen gelegenheid te bieden daarover opmerkingen te maken en verzoeken te doen. Partijen mogen daarbij alleen kort en bondig op de specificatie en toelichtingen van de deskundige ingaan en geen discussiepunten waarop de rechtbank heeft beslist opnieuw aan de orde stellen.
3.27.
Rekeninghoudende met het vorenstaande acht de rechtbank een termijn van twee maanden voor het indienen van het aanvullend deskundigenbericht voldoende.
3.28.
Na ontvangst van het aanvullend deskundigenbericht zullen partijen nog in de gelegenheid worden gesteld om tegelijkertijd hierop te reageren met een conclusie van maximaal 4 pagina’s A4.
3.29.
De rechtbank geeft partijen uitdrukkelijk in overweging om te onderzoeken of zij op basis van de beslissingen van de rechtbank in dit tussenvonnis en de eerdere tussenvonnissen alsnog tot een minnelijke regeling kunnen komen. Indien partijen daartoe overgaan voordat zij het aanvullend deskundigenbericht hebben ontvangen, dienen zij dat aan de deskundige mee te delen. De deskundige zal zijn werkzaamheden dan tot nader bericht van partijen kunnen opschorten en kunnen staken indien partijen hem berichten dat zij tot een minnelijke regeling zijn gekomen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
bepaalt dat de Gemeente binnen twee weken na heden een afschrift van de na het deskundigenbericht gewisselde processtukken en van dit tussenvonnis aan de deskundige zal doen toekomen,
4.2.
draagt de deskundige op bij aanvullend deskundigenbericht:
een specificatie te geven van de door hem berekende totale directe kosten van de wervelroosters en lijnroosters met voldoende toelichting om die berekeningen te kunnen volgen,
nader toe te lichten wat de bron is van de door hem gehanteerde kosten voor het aanbrengen van plafondsparingen,
nader toe te lichten of het in de noot onder 5.3 van het deskundigenbericht vermelde bedrag in de berekening van de directe kosten van de lijnroosters is meegeteld en zo ja, waarom dat bedrag verschilt van het bedrag dat in de tabel onder 5.2 is opgenomen voor de totale kosten van retour roosters,
4.3.
draagt de deskundige op om uiterlijk twee maanden na ontvangst van de onder 4.1 bedoelde stukken een schriftelijk en ondertekend aanvullend deskundigenbericht in drievoud ter griffie van deze rechtbank in te leveren,
4.4.
wijst de deskundige er op dat hij een concept van het aanvullend rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen om binnen twee weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
4.5.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van 1 april 2026,
4.6.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen na ontvangst ter griffie van het aanvullend deskundigen bericht: voor conclusie na aanvullend deskundigenbericht aan beide zijden op een termijn van 4 weken,
4.7.
bepaalt dat partijen hun conclusies na aanvullend deskundigenbericht dienen te beperken tot maximaal 4 pagina’s A4,
4.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2025.
2515/3455

Voetnoten

1.productie 40 bij dagvaarding en producties 54, 55, 56 en 69 bij conclusie van antwoord
2.productie 59 bij dagvaarding