In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 24 september 2025 uitspraak gedaan in een incident tot zekerheidstelling voor proceskosten. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Sekeris, heeft een vordering ingediend tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. I.B. Jansse. De eiser vordert dat de rechtbank voor recht verklaart dat de gebruiksovereenkomst tussen hem en de gedaagde rechtsgeldig is geëindigd per 1 januari 2025, en dat de gedaagde wordt veroordeeld tot ontruiming van de woning. In het incident heeft de gedaagde verzocht om zekerheidstelling voor de proceskosten, omdat de eiser geen woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van de eiser op de uitzondering in artikel 224 lid 2 sub c Rv niet slaagt, omdat hij niet voldoende verhaalsinformatie heeft verstrekt. De rechtbank heeft de hoogte van de zekerheid vastgesteld op € 2.443,00 en de eiser verplicht om deze zekerheid te stellen binnen vier weken na de uitspraak. De beslissing omtrent de kosten van het incident is aangehouden tot de hoofdzaak is beslist.