Deze uitspraak betreft de aanvraag van eiseres om compensatie op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De rechtbank heeft geoordeeld dat de Dienst Toeslagen de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen. Eiseres had in 2020 een aanvraag ingediend voor compensatie voor de jaren 2013 tot en met 2017, maar de Dienst Toeslagen heeft deze aanvraag in drie besluiten van 2 augustus 2022 afgewezen. Het bezwaar van eiseres tegen deze besluiten werd in een besluit van 27 maart 2024 ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep van eiseres.
De rechtbank heeft partijen uitgenodigd voor een zitting op 17 september 2025, maar beide partijen gaven aan dat een zitting niet nodig was. De rechtbank heeft daarop besloten dat de zitting achterwege blijft. Eiseres heeft betoogd dat zij niet over voldoende informatie beschikt om het bestreden besluit te kunnen controleren, omdat zij haar volledige dossier nog niet had ontvangen. De rechtbank oordeelt echter dat de Dienst Toeslagen de relevante stukken heeft overgelegd en dat er geen aanknopingspunten zijn voor de conclusie dat het beginsel van equality of arms is geschonden.
Eiseres heeft ook aangevoerd dat de Dienst Toeslagen onvoldoende rekening heeft gehouden met haar belangen bij de verrekening van terugvorderingen van kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat dit argument niet kan leiden tot compensatie, omdat het systeem van de Wht en de wetsgeschiedenis dit niet ondersteunen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.