ECLI:NL:RBROT:2025:11300

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
10/273470-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Vrijspraak voor medeplegen poging moord. Veroordeling voor medeplegen poging doodslag. Redelijke termijnoverschrijding. Oplegging van deels voorwaardelijke jeugddetentie en toewijzing vordering BP.

Op 11 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2006, die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot moord en poging tot doodslag. De zaak betreft een steekincident dat plaatsvond op 6 oktober 2023 in het Museumpark in Rotterdam, waarbij het slachtoffer, aangeduid als [slachtoffer], meerdere steek- en snijverwondingen opliep. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van 365 dagen, waarvan 263 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor poging tot moord, maar wel voor medeplegen van poging tot doodslag. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van voorbedachten rade, maar dat de verdachte wel een bepalende rol had gespeeld in het incident. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 300 dagen, waarvan 198 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer], ter hoogte van € 8.176,41, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/273470-23
Datum uitspraak: 11 september 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum 1] 2006,
ingeschreven in de basisregistratie personen (en verblijvende) op het adres:
[adres] , [postcode] [plaats] ,
raadsman mr. A.L. Kuit, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 28 augustus 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.C. Brandwijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 365 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 263 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met het [slachtoffer] voor de duur van de proeftijd;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

Inleiding
Op 6 oktober 2023 heeft er een steekincident plaatsgevonden in het Museumpark in Rotterdam. De ter plaatste gekomen verbalisanten troffen daar het [slachtoffer] (hierna: de aangever) met meerdere steek- en snijverwondingen aan. Uit het politieonderzoek zijn twee verdachten in beeld gekomen: [verdachte] (hierna: de verdachte) en [medeverdachte] (hierna: de medeverdachte).
4.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het impliciet primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot moord wettig en overtuigend bewezen. Daartoe voert de officier van justitie aan dat de verdachte samen met de medeverdachte opzettelijk en met voorbedachten rade heeft geprobeerd om de aangever van het leven te beroven. Uit het dossier blijkt dat de verdachte en de medeverdachte de aangever na een voorafgaande ruzie op sociale media naar de ontmoetingsplek hebben gelokt, onderweg naar deze ontmoeting via sociale media hebben bedreigd dat de aangever “gehakt” zou worden en gewapend met een mes en houten stokken naar de ontmoeting met de aangever zijn gegaan. De verdachte en medeverdachte zijn samen het park ingegaan. Vervolgens heeft de medeverdachte de aangever meermalen met het mes in het bovenlichaam gestoken, wat heeft geleid tot letsel dat dodelijk kan zijn. Daarna rennen de verdachte en de medeverdachte samen weg, vindt er een kledingwissel plaats en wordt kort na het incident door de verdachte een filmpje opgenomen.
4.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte bepleit integrale vrijspraak van de ten laste gelegde feiten. Van voorbedachten rade om de aangever van het leven te beroven is geen sprake. Een escalatie van een voorafgaande ruzie heeft geleid tot het steekincident. Gelet op de wisselende verklaringen van de aangever kan niet worden vastgesteld dat de verdachte de persoon is geweest die de aangever met het mes heeft gestoken. Ook blijkt niet uit het dossier dat de verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de ten laste gelegde feiten die als medeplegen kan worden beschouwd. Het enkel brengen van de medeverdachte naar het park is daarvoor onvoldoende.
4.1.3.
Beoordeling
De medeverdachte heeft bekend de aangever in het park met een mes te hebben gestoken. Gelet op de bekennende verklaring van de medeverdachte en de overige inhoud van de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat ook de verdachte de aangever heeft gestoken. De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden hoe het handelen van de medeverdachte juridisch moet worden gekwalificeerd en wat daarbij de rol van de verdachte is geweest. De rechtbank leidt uit de stukken in het dossier en dat wat op de zitting is besproken, het volgende af.
In de nacht van 6 oktober 2023 was de medeverdachte op bezoek bij de verdachte in Rotterdam. Tijdens een live-uitzending op TikTok is een ruzie ontstaan tussen de medeverdachte en de aangever. De medeverdachte en de aangever hadden elkaar, dan wel elkaars ouders, uitgescholden. Deze ruzie werd voortgezet via de telefoon van de verdachte. Vervolgens is er, via de telefoon van de verdachte, afgesproken om elkaar fysiek te treffen. Uit de beschrijving van de camerabeelden in het dossier blijkt dat de verdachte en de medeverdachte samen het huis van de verdachte verlaten en naar de ontmoetingsplek lopen. Te zien is dat zij beide langwerpige voorwerpen bij zich dragen, die houten stokken blijken te zijn. Ook is volgens de politie te zien dat de medeverdachte in zijn rechterhand mogelijk een mes vasthoudt. Uit het onderzoek naar de telefoon van de verdachte blijkt dat de verdachte onderweg naar de ontmoetingsplek twee filmpjes, die gericht zijn aan de aangever, heeft geüpload op Snapchat met onder meer de inhoud “
je wordt gehakt”,
“om 4:00 uur word je gehakt”en
“hun gevechten zijn om 5 uur ’s ochtends”. Eenmaal op de ontmoetingsplek aangekomen, hebben de verdachte en de medeverdachte de houten stokken weggegooid en zijn zij in gesprek gegaan met de aangever. Deze gang van zaken wordt ook ondersteund door de verklaring van de aangever bij de rechter-commissaris. De verdachte heeft verklaard dat daarbij ook de broer van de aangever aanwezig was. Daarna zijn zij met z’n vieren naar een nabijgelegen park gelopen. De [getuige] heeft verklaard dat hij in het park, op de plek waar later de schoenen van de aangever door de politie zijn gevonden, vier personen heeft gezien. De medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in dat park de aangever met het mes, dat hij bij zich had, heeft gestoken. De verdachte is ten tijde van het steken in de nabije omgeving geweest en heeft de aangever en de medeverdachte elkaar ook zien duwen. Vervolgens is op de camerabeelden te zien dat de verdachte en de medeverdachte samen vanuit het park wegrennen. De medeverdachte heeft dan bloed op zijn witte vest, dat hij onderweg uitdoet, weggooit en krijgt van de verdachte zijn blauwe vest aangereikt en de medeverdachte trekt dit vest aan. Kort na het incident verstuurt de verdachte berichten die betrekking hebben op de steekpartij.
Het letsel dat de aangever door deze steekpartij heeft opgelopen, bestaat uit een snijverwonding en meerdere steekverwondingen in zijn bovenlichaam, een klaplong links en een actieve slagaderlijke bloeding. Ook de ter plaatse gekomen verbalisanten beschrijven dat zij de aangever aantroffen met meerdere steekverwondingen in zijn bovenlichaam. Zoals blijkt uit de beschrijving van de medische toestand van de aangever in het ziekenhuis, moest de aangever met spoed in het ziekenhuis worden behandeld voor het lek in zijn slagader omdat hij op dat moment in levensgevaar was.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van een scherp mes op nabije afstand van een persoon zeer wel potentieel dodelijk letsel kan opleveren, omdat zich in het bovenlichaam diverse fatale organen bevinden. Door aldus te handelen is de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever zou komen te overlijden.
Gelet op al het voorgaande volgt de rechtbank de verdachte niet in zijn verweer dat alleen de medeverdachte voor dit handelen verantwoordelijk kan worden gehouden, omdat hij niet geweten heeft van de steekpartij doch slechts de medeverdachte naar het park heeft gebracht en daarna met hem naar huis is gelopen. Integendeel, de verdachte heeft een bepalende rol gespeeld in hetgeen zich die avond heeft afgespeeld. De verdachte is er vanaf het begin tot het einde bij geweest en de contacten tussen de medeverdachte en de aangever zijn via hem tot stand gekomen. De verdachte is vervolgens, gewapend met een stok, samen met de medeverdachte naar de afgesproken plek gegaan. Onderweg heeft de verdachte online bedreigingen geuit jegens de aangever. Aangekomen op de afgesproken plek hebben de verdachte en de medeverdachte samen met de aangever gesproken. Daarna is de groep naar het park verplaatst alwaar de verdachte steeds op (korte) afstand is geweest, ook ten tijde van het steken. Tot slot zijn de verdachte en de medeverdachte samen het park uitgerend, waarna hij de medeverdachte geholpen heeft met een kledingwissel.
Op grond van al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, is komen vast te staan. De bijdrage van de verdachte is wezenlijk en van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen van een poging doodslag. Dat de verdachte in het park zelf geen geweldshandelingen heeft verricht, maakt dit niet anders.
Geen voorbedachten rade
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat sprake is van voorbedachten rade. Hiervoor is nodig dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap te geven. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden blijkt niet dat er sprake is geweest van een vooropgezet plan om de aangever te vermoorden, dan wel dat de (mede)verdachte binnen een bepaalde tijd zich kon(den) beraden over hun daad.
4.1.4.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het impliciet subsidiair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks6 oktober 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s)voorgenomen
misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk
en met voorbedachten radevan het leven te
beroven
, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm
beraad en rustig overleg,
met een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,meerdere malen,
althans
eenmaal,in het gezicht en
/of in de hals en/ofin de borst en
/ofin de rug
en/of in
het lichaamvan voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken en
/ofgesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Medeplegen van poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zeventienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan medeplegen poging tot doodslag. Op 6 oktober 2023 is hij, samen met de medeverdachte, de confrontatie aangegaan met het slachtoffer in een park in Rotterdam. De aanleiding daarvoor was een daaraan voorafgaande ruzie op sociale media. In het park is het slachtoffer uiteindelijk meerdere keren door de medeverdachte gestoken met een mes in zijn gezicht, borst en rug. De verdachte heeft niet ingegrepen, is samen met de medeverdachte weggerend en heeft het slachtoffer gewond achtergelaten. De verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit.
Het slachtoffer heeft door het handelen van de verdachte en zijn medeverdachte ernstig en potentieel dodelijk letsel opgelopen. Uit het dossier blijkt dat het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen levensbedreigend was en dat er medische interventies nodig waren. Het had voor het slachtoffer heel anders kunnen aflopen. De verdachte en zijn medeverdachte hebben op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem pijn en letsel toegebracht. Dit soort geweld heeft grote impact op de slachtoffers, maar ook op anderen. De situatie moet bedreigend zijn geweest voor het slachtoffer en grote gevoelens van angst en onveiligheid hebben opgeroepen. Uit de toelichting op de vordering tot schadevergoeding ter zitting blijkt dat het slachtoffer nog altijd fysiek en mentaal last heeft van het handelen van de verdachte en de medeverdachte. Bovendien brengt een dergelijke geweldshandeling op een voor het publiek toegankelijke plaats grote gevoelens van angst en onveiligheid met zich mee in de samenleving. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De rechtbank houdt er bij de strafoplegging wel rekening mee dat de verdachte een andere rol heeft gehad dan zijn medeverdachte.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
[psycholoog]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 8 februari 2024. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is geen sprake van een psychische stoornis. Wel is sprake van zwakbegaafdheid op de grens van beneden gemiddelde intelligentie. Bij de verdachte spelen nog factoren die reden tot zorg met zich meebrengen, zoals acculturatieproblemen en zwakbegaafdheid. Beschermende factoren zijn enige mate van sociale competentie en coping. Gelet op de ontkennende houding van de verdachte kan geen advies worden gegeven over voorwaarden om herhaling te voorkomen. Wel wordt begeleiding geadviseerd gelet op het feit dat de verdachte nog niet zelfstandig zijn weg kan vinden in Nederland.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 april 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte heeft veel stress ondervonden, wat kan resulteren in psychologische problemen, zoals angst of depressie. Dit vergroot de kans op recidive. Voor de verdachte is het van belang dat hij psychologische ondersteuning en emotionele begeleiding ontvangt. Zo wordt de kans op psychologische problemen verminderd. Ook gelet op het feit dat hij geen directe hulp krijgt vanuit zijn omgeving, maakt dat hij strakke kaders nodig heeft om herhaling te voorkomen. In onderhavige zaak is een (deels) onvoorwaardelijke jeugddetentie passend. Bij een voorwaardelijk deel dienen bijzondere voorwaarden te worden opgelegd, zodat de verdachte de juiste hulp geboden krijgt. De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie met daarbij bijzondere voorwaarden.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de jeugdreclassering),vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] , heeft ter zitting toegelicht dat het momenteel heel goed gaat met de verdachte. Hij heeft een baan en is erg zelfstandig. Gedurende de proeftijd heeft de verdachte zich aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. De jeugdreclassering volgt het advies van de Raad over het opleggen van bijzondere voorwaarden niet. Vanuit de jeugdreclassering wordt geadviseerd een deels voorwaardelijke jeugddetentie zonder bijzondere voorwaarden en toezicht en een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. De bijzondere voorwaarden worden niet noodzakelijk geacht nu de verdachte een positieve lijn heeft ingezet en dit volhoudt.
De rechtbank heeft acht geslagen op de genoemde rapporten en wat ter terechtzitting is toegelicht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (forse) jeugddetentie, ondanks het feit dat de verdachte een first offender is. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Niettemin legt de rechtbank een jeugddetentie op van kortere duur dan is gevorderd door de officier van justitie. Dat komt allereerst omdat de rechtbank de ten laste gelegde poging tot moord niet bewezen acht. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de adviezen van de deskundigen, de positieve lijn die de verdachte de afgelopen periode heeft laten zien en de tijd die inmiddels is verstreken sinds de aanhouding (tweeëntwintig (22) maanden). Ook de rol van de verdachte bij dit feit zal de rechtbank meewegen. De rechtbank zal om die reden afzien van het opleggen van een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie en zal dit deel van de straf gelijk stellen aan de duur van het voorarrest. De verdachte hoeft dus niet terug naar de Justitiële Jeugdinrichting. De rechtbank legt daarnaast wel een deel voorwaardelijke jeugddetentie op, met oplegging van de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op de positieve ontwikkeling die de verdachte doormaakt zal de rechtbank het verzoek van de officier van justitie en het advies van de Raad tot het opleggen van een onvoorwaardelijke werkstraf niet volgen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [slachtoffer] , bijgestaan door mr. N. Amine, ter zake van het ten laste gelegde strafbare feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.262,41 aan materiële schade en een bedrag van € 10.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel toewijsbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ook heeft de officier van justitie gevorderd te bepalen dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat de vordering geheel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de verzochte vrijspraak. Subsidiair is het verzoek van de raadsman om de vordering op de onderdelen medische zorg, littekenbehandeling, vergoeding van de huishoudelijke hulp en goederen niet-ontvankelijk te verklaren bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing. De immateriële schade dient als gevolg van eigen schuld van de aangever te worden gematigd (6:101 BW). Tot slot verzoekt de raadsman om de vordering niet hoofdelijk toe te wijzen, gelet op de beperkte rol van de verdachte.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is grotendeels genoegzaam onderbouwd, met dien verstande dat de posten ‘ziekenhuisdaggeldvergoeding, reiskosten, parkeerkosten en goederen’ ter hoogte van € 676,41 worden toegewezen. Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de posten ‘littekenbehandeling en huishoudelijke hulp’ is onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Daarnaast is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aangever heeft als gevolg van het geweld van de verdachten lichamelijk en mentaal letsel opgelopen. Die schade zal op dit moment op basis van de gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 7.500,00. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijk
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 6 oktober 2023.
Proceskosten
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer] een schadevergoeding betalen van € 8.176,41 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 300 (driehonderd) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 198 dagen (honderdachtennegentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2004;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
veroordeelt de verdachte, hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 8.176,41 (zegge: achtduizendhonderdzesenzeventig euro en eenenveertig cent), bestaande uit € 676,41 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte, hoofdelijk samen met zijn mededader,
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 8.176,41(hoofdsom,
zegge: achtduizendhonderdzesenzeventig euro en eenenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Jordaan, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.S. van den Berge en Ü. Gümüş, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Cortenberghe - van Dam, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 september 2025.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 oktober 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te
beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm
beraad en rustig overleg,
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meerdere malen, althans
eenmaal, in het gezicht en/of in de hals en/of in de borst en/of in de rug en/of in
het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.