ECLI:NL:RBROT:2025:11299

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
10/174129-24 (feit 1); 10/324462-24 (feit 2); 10/044082-25 (feit 3); 10/068108-25 (feit 4) (gevoegd ter terechtzitting) en 10/146401-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor meerdere strafbare feiten, waaronder feitelijke aanranding van de eerbaarheid en openlijke geweldpleging

Op 25 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2010, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten. De zaak omvatte vier feiten, waaronder feitelijke aanranding van de eerbaarheid, openlijke geweldpleging in vereniging, belediging van een ambtenaar in functie en vernieling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die op het moment van de feiten tussen de 12 en 14 jaar oud was, zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging zijn genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had en dat er zorgelijke omstandigheden waren in zijn thuissituatie, wat heeft geleid tot de beslissing om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. De benadeelde partij, NS Groep, heeft een schadevergoeding gevorderd, die gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en deelname aan hulpverlening.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/174129-24 (feit 1); 10/324462-24 (feit 2); 10/044082-25 (feit 3); 10/068108-25 (feit 4) (gevoegd ter terechtzitting) en 10/146401-25
Datum uitspraak: 25 september 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken en de zaak 10/146401-25 tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2010,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. T. Sandrk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 11 september 2025.
De rechtbank heeft vier zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, ter terechtzitting gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk feiten 1 tot en met 4 aangeduid.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • onbevoegd verklaring van de rechtbank in de zaak 10/146401-25;
  • bewezenverklaring van de overige ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming. Daarnaast veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren, bij niet voltooiing te vervangen door 20 dagen jeugddetentie.

4.Bevoegdheid rechtbank

De rechtbank stelt vast dat zij onbevoegd is ten aanzien van de overtreding van de Leerplichtwet, aangebracht onder parketnummer 10/146401-25. De officier van justitie kan deze zaak eventueel opnieuw aanbrengen bij de kantonrechter.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering van de feiten 2, 3 en 4
De onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.2.
Bewijswaardering feit 1
Standpunt verdediging
De verdachte bekent dat het incident gebeurd is, maar daarbij was geen sprake van geweld en/of bedreiging met geweld. Ook blijkt niet uit de stukken dat er sprake is geweest van fysiek overwicht. De rechtbank wordt daarom verzocht partieel vrij te spreken voor deze elementen op de tenlastelegging.
Beoordeling
De verdachte heeft samen met een vriend een meisje van zeven jaar oud benaderd en haar gevraagd haar broek naar beneden te doen; daarna heeft de verdachte zijn (ontblote) penis tegen haar billen geduwd, terwijl zijn vriend dit filmde met zijn telefoon. De verdachte was destijds twaalf jaar oud, zijn vriend was vijftien. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee weldegelijk sprake van fysiek en numeriek overwicht ten opzichte van het veel jongere slachtoffer en blijkt ook uit haar reactie dat zij zich hierdoor gedwongen voelde deze ontuchtige handelingen te dulden. Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake was van geweld dan wel bedreiging met geweld.
Conclusie
De rechtbank acht het tenlastegelegde bewezen, in zoverre dat de verdachte partieel zal worden vrijgesproken voor het gebruik van geweld dan wel bedreiging met geweld.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op
of omstreeks29 mei 2023 te Rotterdam,
door
geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld ofeen andere
feitelijkheid,
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige
handelingen, te weten het onverhoeds duwen
en/of prikken en/of drukkenvan de
(ontblote
)penis
op/tegen de ontblote billen,
althans het lichaam, van die [slachtoffer 1]
bestaande
dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of
een andere feitelijkheid uit
- het
(onverhoeds)benaderen van die [slachtoffer 1] en
/of
- het aanbieden van
geld en/ofsnoep aan die [slachtoffer 1] en
/of
- het (laten)
uittrekken en/ofnaar beneden trekken van de broek van die [slachtoffer 1]
en
/of
- het onverhoeds duwen
en/of prikken en/of drukkenvan de
(ontblote
)penis
op/tegen de ontblote billen,
althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] en
/of
- terwijl sprake was van een fysiek en
/ofnumeriek overwicht;
2
hij op
of omstreeks11 oktober 2024 te Rotterdam,
openlijk, te weten, in de Jumbo gelegen aan de [adres 2] ,
in elk geval op
of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen
- een persoon, te weten een medewerker van de Jumbo, door die medewerker
meermalen:
- tegen het gezicht en
/ofhet hoofd te slaan en
/of
- tegen de benen en
/ofhet lichaam te trappen;
3
hij op
of omstreeks10 februari 2025 te Rotterdam
opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] , werkzaam als toezichthouder als in
artikel 5.11 van de Algemene wet bestuursrecht, gemeente Rotterdam, tevens
werkzaam als buitengewoon opsporingsambtenaar, standplaats Rotterdam,
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn
tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen:
"Kankerjoden",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4
hij op
of omstreeks4 maart 2025 te Rotterdam en/of Dordrecht, in elk geval op het
treintraject tussen Rotterdam en Dordrecht,
althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een deur,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan Nederlandse Spoorwegen, in elk geval aan een ander toebehoorde
(n)heeft
vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
2
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
3
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
4
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten, waarvan drie feiten te maken hebben met agressief gedrag. De verdachte heeft hiermee veel overlast veroorzaakt en heeft ook inbreuk gemaakt op de veiligheid en het welzijn van anderen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een zedendelict (feit 1), gepleegd toen hij twaalf jaar oud was. Uit de stukken blijkt dat het destijds zevenjarige slachtoffer veel last heeft gehad van dit incident.
Ten tijde van het openlijk geweld in de Jumbo (feit 2) was de verdachte dertien jaar oud. Een vakkenvuller die bezig was zijn werk te doen heeft uit het niets een klap gekregen van de verdachte, terwijl hij samen met drie vrienden om de vakkenvuller heen stond.
Ten tijde van de feiten 3 en 4 was de verdachte inmiddels veertien jaar. Een ambtenaar op het centraal station kreeg zonder aanleiding beledigende woorden toegeroepen door de verdachte en een maand later werd een treindeur door de verdachte vernield. De verdachte heeft met dit gedrag een gebrek aan respect getoond voor gezagsdragers en voor de eigendommen van anderen. De rechtbank rekent de verdachte deze feiten aan.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Rapportage en toelichting van deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 juli 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. De verdachte is vanwege fors schoolverzuim inmiddels geregistreerd als thuiszitter. Hierdoor is er geen sprake van een zinvolle dagbesteding. Er is geen zicht op wat hij doet als hij buiten op straat is. Het is zorgelijk dat de verdachte in korte tijd meermalen met de politie in aanraking is gekomen. In het verleden lukte het moeder niet goed om emotioneel aan te sluiten bij de verdachte. Hierdoor ging het ook met moeder niet goed. Sinds enkele maanden is Homerun daarom betrokken bij het gezin en moeder staat ook open voor de hulpverlening.
Ter terechtzitting vult de jeugdreclasseerder mevrouw [persoon A] de rapportage als volgt aan. Homerun is nu nog alleen bij moeder betrokken. Ze willen wel gaan kijken of zij de verdachte ook kunnen helpen, maar op dit moment is er nog geen hulp voor het hele gezin. Voordat Homerun echt met de verdachte aan de slag kan, moet eerst duidelijk in kaart zijn gebracht wat voor jongen hij precies is. Homerun kan op termijn wel begeleiding gaan bieden en vanuit die organisatie kan ook eventueel een coach worden geregeld.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de ernst van de bewezen feiten acht de rechtbank de oplegging van een taakstraf passend. Hoewel de verdachte wordt veroordeeld voor een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld, ziet de rechtbank in dit geval geen aanleiding om naast deze taakstraf een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, zoals is geëist door de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat het door de verdachte gepleegde zedenmisdrijf geen zodanig ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het jonge slachtoffer vormt, dat het wettelijk taakstrafverbod in dit geval van toepassing is. De rechtbank overweegt daarnaast dat dit feit inmiddels meer dan twee jaar oud is en dat de verdachte, die zelf destijds pas twaalf jaar oud was, verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag. De rechtbank zal een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te noemen duur opleggen.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd, overeenkomstig het advies van de jeugdreclassering. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd NS Groep, ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 3.715,76 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat de vordering tot schadevergoeding zoals verzocht in zijn geheel voor toewijzing in aanmerking komt en voldoende is onderbouwd.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de kosten van de schade voor rekening van de moeder van de verdachte komen, omdat de verdachte minderjarig is. De financiële middelen binnen het gezin zijn beperkt en daarom wordt verzocht de gevorderde materiële kosten te matigen. De geschreven werkuren en daarbij opgenomen kosten lijken gestandaardiseerde bedragen en zijn daardoor onvoldoende onderbouwd. Daarnaast wordt verzocht om bij het toe te wijzen schadebedrag niet de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de verdachte ten tijde van het begaan van de vernieling, zoals ten laste gelegd onder feit 4, de leeftijd van 14 jaar had bereikt. Dat maakt dat volgens de wet hijzelf, en niet zijn moeder, in dit geval civielrechtelijk aansprakelijk is voor de ontstane schade. De rechtbank acht deze omstandigheid van belang in het kader van het hierna te bespreken verzoek van de verdediging om geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 4 bewezen verklaarde strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering ten aanzien van de arbeidskosten en de nieuwe deur genoegzaam is onderbouwd zal deze voor deze schadeposten worden toegewezen. De rechtbank wijst de vordering dus gedeeltelijk toe. De overige posten van de vordering worden afgewezen, omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 4 maart 2025.
Anders dan door de raadsvrouw is verzocht zal de rechtbank ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat de schade (in beginsel) door de verdachte zelf betaald moet worden. Door het opleggen van de maatregel zoals opgenomen in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht moet het CJIB eerst vaststellen dat er sprake is van betalingsonmacht, voordat eventueel dwangmiddelen ingezet kunnen worden. Door de maatregel op te leggen kunnen onnodige incassokosten worden voorkomen.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.641,94, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 141, 246, 266, 267 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het onder parketnummer 10/146401-25 aangebrachte ten laste gelegde feit;
verklaart zich bevoegd kennis te nemen van de overige ten laste gelegde feiten;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 uren;
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte,
30 uren,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk deel van de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
15 dagen;
verbindt aan het voorwaardelijk deel van de opgelegde werkstraf een
proeftijd van 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door gecertificeerde instelling, William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de Jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich inzet voor onderwijs of een andere vorm van dagbesteding;
- zich inzet voor het vinden van een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van
sport;
- meewerkt aan de hulp/interventie die door jeugdreclassering nodig wordt
gedacht, waaronder kan vallen het aan de veroordeelde koppelen van een jongerencoach;
- meewerkt aan het afnemen van een psychologisch onderzoek, waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te Amsterdam opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. De veroordeelde is daarbij van rechtswege verplicht zijn medewerking te verlenen aan het vast stellen van zijn identiteit en aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij NS Groep te betalen een bedrag van
€ 2.641,94 (zegge: tweeduizend zeshonderdeenenveertig euro en vierennegentig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 maart 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 2.641,94 (hoofdsom: zegge: tweeduizend zeshonderdeenenveertig euro en vierennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en F. Aukema-Hartog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.D. van der Veeke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 september 2025.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 29 mei 2023 te Rotterdam,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid,
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten het onverhoeds duwen en/of prikken en/of drukken van de
(ontblote) penis op/tegen de ontblote billen, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1]
bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of
een andere feitelijkheid uit
- het (onverhoeds) benaderen van die [slachtoffer 1] en/of
- het aanbieden van geld en/of snoep aan die [slachtoffer 1] en/of
- het (laten) uittrekken en/of naar beneden trekken van de broek van die [slachtoffer 1]
en/of
- het onverhoeds duwen en/of prikken en/of drukken van de (ontblote) penis
op/tegen de ontblote billen, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] en/of
- terwijl sprake was van een fysiek en/of numeriek overwicht;
2
hij op of omstreeks 11 oktober 2024 te Rotterdam,
openlijk, te weten, in de Jumbo gelegen aan de [adres 2] , in elk geval op
of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen
- een persoon, te weten een medewerker van de Jumbo, door die medewerker
meermalen:
- tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan en/of
- tegen de benen en/of het lichaam te trappen;
3
hij op of omstreeks 10 februari 2025 te Rotterdam
opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] , werkzaam als toezichthouder als in
artikel 5.11 van de Algemene wet bestuursrecht, gemeente Rotterdam, tevens
werkzaam als buitengewoon opsporingsambtenaar, standplaats Rotterdam,
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn
tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen:
"Kankerjoden", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4
hij op of omstreeks 4 maart 2025 te Rotterdam en/of Dordrecht, in elk geval op het
treintraject tussen Rotterdam en Dordrecht, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan Nederlandse Spoorwegen, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.