Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift (ontvangen op 18 april 2025), met bijlagen;
- de tussenbeschikking van 14 mei 2025;
- de brief van [verweerster] van 22 mei 2025;
- de e-mail van [verzoeker] van 4 augustus 2025.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter op 26 augustus 2025 een beschikking gegeven in het verzoek van [verzoeker] tot verwijdering van BKR-registraties. Het verzoekschrift werd op 18 april 2025 ingediend en de tussenbeschikking van 14 mei 2025 gaf aan dat de zaak behandeld moest worden door de afdeling Handel en Haven. [verzoeker] had geen bezwaar tegen deze verwijzing, terwijl [verweerster] B.V. wel bezwaar maakte, stellende dat het verzoek een poging was om een eerder onherroepelijk vonnis opnieuw ter discussie te stellen. De kantonrechter oordeelde dat het verzoek van [verzoeker] inderdaad door de afdeling Handel en Haven behandeld moest worden, omdat verzoeken op grond van de AVG niet door de kantonrechter behandeld mogen worden. De kantonrechter verwierp het bezwaar van [verweerster] en bevestigde de verwijzing naar de afdeling Handel en Haven, waar een rechter verder zal beslissen over de zaak. Tevens werd [verzoeker] geïnformeerd over de mogelijkheid van een hoger griffierecht en de voorwaarden voor het aanvragen van een laag tarief. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. G.A. Vriezen.