ECLI:NL:RBROT:2025:11283

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
24 september 2025
Zaaknummer
10/361297-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen met gemeen gevaar voor goederen in jeugdstrafrecht

Op 18 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2007, die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, met gemeen gevaar voor goederen. De verdachte heeft op 3 oktober 2024, samen met een ander, zwaar vuurwerk (Cobra) naar de voordeur van een woning gegooid, wat leidde tot een explosie en gevaar voor de woning en inboedel. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van 161 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat het feit bewezen was, mede omdat de verdachte het feit had bekend. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke jeugddetentie op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het delict op de omgeving. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk werd verklaard, terwijl de vordering van [slachtoffer 2] tot € 1.000,00 werd toegewezen. De rechtbank gelastte tevens de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde taakstraf, omdat de verdachte een nieuwe strafbare feit had gepleegd tijdens de proeftijd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/361297-24
Parketnummer vordering TUL: 10/262735-22
Datum uitspraak: 18 september 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen (en verblijvende) op het adres:
[adres 1] , [postcode] [plaats 1] ,
raadsman mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 4 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 161 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met daarbij de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde bijzondere voorwaarden met uitzondering van de contactverboden;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west (hierna: de jeugdreclassering) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend. Door de verdediging is nadien geen vrijspraak bepleit. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks3 oktober 2024 te [plaats 2] , [gemeente] ,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, alleen,opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht
in/aan/bij een woning gelegen aan [adres 2] ( [nummer]
door
een stuk zwaar vuurwerk (Cobra) aan te steken en
/oftot ontbranding te brengen en
/of(vervolgens
)naar
/tegende voordeur van die woning te gooien,
waardoor dat stuk vuurwerk tot ontploffing kwam,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning en
/ofde inboedel
van die woning
en/of aangrenzende woningen en/of inboedels van die aangrenzende woningen,te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zeventienjarige leeftijd samen met een ander schuldig gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing door midden in de nacht zwaar vuurwerk, te weten een Cobra 6, naar de voordeur van een woning te gooien. Het teweegbrengen van ontploffingen bij woningen leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid bij bewoners en omwonenden. Ook leidt het, mede gezien de grote hoeveelheid aanslagen die de afgelopen tijd in Nederland heeft plaatsgevonden, tot veel onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij alleen na lijkt te hebben gedacht over zijn eigen gekrenkte gevoelens en onvoldoende stil heeft gestaan bij de impact en gevolgen voor de bewoners van de woning en anderen. Dat de verdachte dit delict heeft gepleegd, omdat de bewoner van de woning eerder wiet van hem zou hebben gestolen en hem zou hebben gekrenkt door hem uit te lachen op straat, maakt dit alles dan ook niet anders.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 november 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage en verklaring van een deskundige op de terechtzitting
De Raadheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 augustus 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De Raad ziet zowel beschermende als risicofactoren als het gaat om recidive. De verdachte heeft meerdere ingrijpende levensgebeurtenissen meegemaakt, waaronder een pestverleden. Hij is een jongen die het graag goed wil doen, maar is daardoor ook beïnvloedbaar. Daarnaast is hij een binnenvetter en vindt hij het lastig om over zijn gevoelens te praten. Het is voor de verdachte van belang dat hij behandeling krijgt, zodat hij niet terugvalt in delictgedrag en zich kan gaan ontwikkelen als een volwaardige volwassene. Het is in zijn belang dat hij leert beslissingen te maken in het belang van zichzelf.
De Raad is van mening dat een voorwaardelijke jeugddetentie passend is. Een voorwaardelijke jeugddetentie zal de verdachte in de gelegenheid stellen om de reeds ingezette hulpverlening en begeleiding vanuit de jeugdreclassering te continueren en daarvan te profiteren. De bijzondere voorwaarden zijn erop gericht om de kans op herhaling te verminderen en de verdachte een zo gunstig mogelijk verdere ontwikkeling naar volwassenheid te bieden. De Raad adviseert een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken;
- verplicht wordt zijn ambulante behandeling bij de Waag te doen continueren;
- meewerkt aan vervolgbehandeling zoals de Waag of een andere instelling indien de jeugdreclassering dit nodig acht of adviseert;
- verboden wordt contact te leggen of te laten leggen met zijn medeverdachte zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- geen contact zal leggen met het slachtoffer, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- volgens zijn rooster naar school gaat, zich inzet voor school en zich aan de afspraken hieromtrent houdt;
- een zinvolle vrijetijdsbesteding (bijbaan/sport) heeft.
De jeugdreclassering,vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] , heeft ter zitting toegelicht dat de schorsingsperiode goed is verlopen. Momenteel heeft de verdachte geen vaste begeleider vanuit de jeugdreclassering, maar hier wordt naar gezocht. Voor de toekomst is het van belang dat de verdachte begeleiding en toezicht vanuit de jeugdreclassering blijft krijgen. Daarnaast zijn behandeling en het volgen van school ook van belang voor een goede ontwikkeling. Tot slot zal nog samen met de verdachte gezocht worden naar een vrijetijdsbesteding in de vorm van een bijbaan of sport.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport en wat ter terechtzitting door de jeugdreclassering naar voren is gebracht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank houdt in het voordeel van de verdachte rekening met hoe de schorsingsperiode is verlopen. Daarnaast ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een groot deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met daarbij de voorwaarden overeenkomstig het advies van de Raad, met uitzondering van de contactverboden, nu niet gebleken is dat deze nog noodzakelijk zijn. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en hem te motiveren de nodige hulpverlening te accepteren.
De rechtbank legt een jeugddetentie op die een dag langer is dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank bij het tellen van het voorarrest uitkomt op een dag meer dan waar de officier van justitie van uitgaat bij haar eis. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de verdachte weer terug moet naar de justitiële jeugdinrichting.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [slachtoffer 1] , ter zitting bijgestaan door mr. Z. Badrane, ter zake van het strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.798,91 aan materiële schade, een bedrag van € 2.000,00 aan immateriële schade en een bedrag van € 5.000,00 aan nader te onderbouwen schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de materiële schade, nu de huur- en energiekosten ook zonder het bewezen verklaarde feit gemaakt zouden zijn en de overnachtingskosten onvoldoende zijn onderbouwd. Om die laatste reden dient de benadeelde partij ook niet-ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van de nader te onderbouwen schade. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie verzocht bij het bepalen van de hoogte daarvan aansluiting te zoeken bij de uitspraak in de zaak van de medeverdachte. De officier van justitie heeft tot slot hoofdelijke aansprakelijkheid, wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij voor wat betreft de schadepost ‘toekomstige schade’ niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu die schade (nog) niet vaststaat. Wat betreft de materiële schade heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie. Tot slot dient de immateriële schade te worden gematigd tot nihil, dan wel een ander passend bedrag, nu er sprake is van eigen schuld aan de zijde van het slachtoffer.
8.1.3.
Beoordeling
Gebleken is dat de benadeelde partij onder bewind is gesteld op grond van artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Een rechthebbende wiens goederen onder bewind zijn gesteld mist ten aanzien van die goederen zelfstandige beheers- en beschikkingsbevoegdheid, wat met zich brengt dat hij of zij met betrekking tot die goederen niet als eisende of verwerende partij in een procedure kan optreden. Een onder bewind gestelde rechthebbende is dus procesonbevoegd. Wanneer iemand onder bewind is gesteld, vertegenwoordigt de bewindvoerder de rechthebbende, ook tijdens een procedure (zie ook artikel 1:441, eerste lid, van het BW). De bewindvoerder moet dan worden opgeroepen voor de zitting. In deze zaak is dat niet gebeurd en de bewindvoerder heeft de raadsman van de benadeelde partij ook geen machtiging gegeven om namens de bewindvoerder op te treden. Dit betekent dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard. Het in dit stadium van de procedure alsnog oproepen van de bewindvoerder levert naar het oordeel van de rechtbank een te grote belasting van het strafproces op. De benadeelde partij kan zijn vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8.1.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
8.2.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 2] , ter zitting bijgestaan door mr. Z. Badrane, ter zake van het strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.000,00 aan immateriële schade en een bedrag van € 5.000,00 aan nader te onderbouwen schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de hoogte van het toe te wijzen bedrag aan immateriële schadevergoeding verzocht aansluiting te zoeken bij de uitspraak in de zaak van medeverdachte en heeft hoofdelijke aansprakelijkheid, wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd. Ten aanzien van de nader te onderbouwen schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij voor wat betreft de schadepost ‘toekomstige schade’ niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de schade (nog) niet vaststaat. Wat betreft de immateriële schade heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
8.2.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot immateriële schadevergoeding.
De gevorderde nader te onderbouwen schade betreft schade die nog niet bekend is en die is gevorderd met het oog op een eventuele procedure in hoger beroep. Deze post is niet onderbouwd en de benadeelde partij zal ten aanzien van dit deel van de vordering niet- ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank bepaalt dat de delen van de vordering waarin de benadeelde partij niet- ontvankelijk is verklaard slechts kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 3 oktober 2024.
Proceskosten
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 2] een schadevergoeding betalen van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 15 december 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank (parketnummer 10/262735-22) is de verdachte ter zake van medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie veroordeeld tot een taakstaf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 29 december 2022.
9.2.
Standpunt officier van justitie en standpunt verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen. De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
9.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 162 (honderdtweeënzestig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 120 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- de ingezette behandeling en hulpverlening bij de Waag zal continueren;
- zijn medewerking zal verlenen aan eventuele vervolgbehandeling en hulpverlening
vanuit de Waag of een andere instelling indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- naar school (en stage) zal gaan volgens rooster en zich zal houden aan de regels en
afspraken van school (en stage);
- zich zal inspannen om een zinvolle vrijetijdsbesteding in de vorm van een (bij)baan en/of sport te hebben en te behouden, een en ander in overleg met de jeugdreclassering;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 1]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2], te betalen een bedrag van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededader
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]te betalen
€ 1.000,00(hoofdsom,
zegge:
duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast
de tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 40 uren, van de bij vonnis van 15 december 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde taakstraf bestaande uit een werkstraf (parketnummer 10/262735-22).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. S. Riege en R. van den Wildenberg, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Cortenberghe - van Dam, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 september 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 oktober 2024 te [plaats 2] , [gemeente] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht
in/aan/bij een woning gelegen aan [adres 2] ( [nummer]
door
een stuk zwaar vuurwerk (Cobra) aan te steken en/of tot ontbranding te brengen en/of
(vervolgens) naar/tegen de voordeur van die woning te gooien,
waardoor dat stuk vuurwerk tot ontploffing kwam,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning en/of de inboedel
van die woning en/of aangrenzende woningen en/of inboedels van die aangrenzende woningen,
te duchten was.