ECLI:NL:RBROT:2025:11252

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
10-102706-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak betreffende afpersing en diefstal in vereniging met valse sleutel

Op 18 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdzaak tegen een verdachte, geboren in 2006, die beschuldigd werd van afpersing in vereniging en diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de besloten terechtzitting van 4 september 2025. De officier van justitie, mr. E. Verhoeven-Ivankovic, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een taakstraf van 106 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van de feiten. De verdachte had samen met medeverdachten de slachtoffers onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen tot afgifte van hun bezittingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een wezenlijke bijdrage had geleverd aan de bedreigende situatie en dat de vereiste nauwe en bewuste samenwerking was aangetoond. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke werkstraf op en kende een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, met een totaalbedrag van € 515,- aan materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10-102706-24
Datum uitspraak: 18 september 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. M.F.A. van Pelt, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 4 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Verhoeven-Ivankovic heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met uitzondering van de onder 1 ten laste gelegde telefoons en airpods en de onder 2 ten laste gelegde diefstal van het aan de zoon van [slachtoffer 1] toebehorende geldbedrag;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 106 uur, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zal meewerken aan hulpverlening en onderwijs zal volgen dan wel een dagbesteding zal hebben.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat niet is voldaan aan de vereisten voor medeplegen. Er was geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking dan wel een gezamenlijk plan of gezamenlijke uitvoering daarvan.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en) gericht op het gezamenlijk uitvoeren van het delict.
Onder verwijzing naar de bewijsmiddelen zoals die in bijlage II zijn uitgewerkt, overweegt de rechtbank over de betrokkenheid van de verdachte bij het onder 1 en 2 ten laste gelegde het volgende.
De verdachte heeft verklaard dat hij niets te maken heeft gehad met de afpersing en diefstal van de twee slachtoffers. De medeverdachte [medeverdachte] stond al bij de slachtoffers toen de verdachte arriveerde. De verdachte merkte een grimmige sfeer op en is uit angst voor [medeverdachte] bij de slachtoffers gebleven toen [medeverdachte] wegging om – zo bleek later – te gaan pinnen. De verdachte hoorde toen pas van de slachtoffers dat [medeverdachte] hun spullen had afgepakt.
De rechtbank acht deze verklaring in het licht van de verklaringen die de ouders namens de slachtoffers hebben afgelegd en de verklaring van [medeverdachte] , ongeloofwaardig. Uit de gedetailleerde verklaringen van de slachtoffers blijkt dat de verdachte en [medeverdachte] samen op de slachtoffers zijn afgerend. Vervolgens heeft [medeverdachte] onder bedreiging van een vuurwapen de telefoons van de slachtoffers afgenomen en moesten de slachtoffers met de verdachten meelopen naar een steeg. Onder dwang van het wapen hebben de slachtoffers toen de rest van hun spullen en hun pincodes afgegeven, waarna [medeverdachte] is gaan pinnen. De verdachte is met de slachtoffers achtergebleven in de steeg en heeft gewacht op de terugkeer van [medeverdachte] . In de tussentijd hebben er zich nog andere verdachten bij hen gevoegd en heeft de verdachte telefonisch contact gehouden met [medeverdachte] . Na ongeveer een uur is [medeverdachte] teruggekomen en moesten de slachtoffers met de verdachten meelopen naar het centrum van Vlaardingen. Een van de slachtoffers moest toen met [medeverdachte] mee om te pinnen en de verdachte is bij het andere slachtoffer gebleven. De opbrengst van het pinnen is, zo blijkt uit de verklaring van [medeverdachte] , verdeeld onder de verdachten.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten - die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering - is komen vast te staan. De verdachte is er vanaf het begin bij geweest en is er steeds bij gebleven, waarmee hij onderdeel heeft uitgemaakt van de bedreigende situatie voor de slachtoffers. Bovendien heeft hij gedurende de uitvoering het vuurwapen overgenomen en telefonisch afgestemd met [medeverdachte] en heeft hij nadien gedeeld in de buit. Deze bijdrage van de verdachte is naar het oordeel van de rechtbank wezenlijk en van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het onder 1 en 2 ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte en zijn medeverdachten het aan de zoon van [slachtoffer 1] toebehorende geldbedrag hebben gestolen door middel van een valse sleutel, aangezien het geldbedrag niet door de verdachte en/of zijn medeverdachte(n) is gepind, maar door de zoon van [slachtoffer 1] zelf. Hij heeft het geldbedrag onder bedreiging gepind en aan de medeverdachte [medeverdachte] gegeven. Dat betekent dat de verdachte moet worden vrijgesproken van diefstal door middel van een valse sleutel voor zover het de diefstal van het aan de zoon van [slachtoffer 1] toebehorende geldbedrag betreft.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de onder 2 ten laste gelegde diefstal van het aan de zoon van [slachtoffer 1] toebehorende geldbedrag.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op
of omstreeks28 januari 2024 te Vlaardingen,
althans in Nederland,op de openbare weg, te weten het Mendelssohnplein,
althans op een openbare weg,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en
/ofbedreiging met geweld
a) [slachtoffer 2] en
/ofb) de zoon van [slachtoffer 1] (zoon wil niet met naam genoemd worden)
heeft gedwongen tot de afgifte van:
a) een iphone 13 en
/ofeen bankpas met pincode en
/ofeen kentekenbewijs en
/ofrijbewijs en
/ofb) een iphone 15 en
/ofairpods en
/ofeen bankpas met pincode en
/of250 euro,
in elk geval enig goed,dat/die
geheel of ten deleaan die [slachtoffer 2]
en/of die zoon
en/of een derdetoebehoorde
(n
)door:
- tegen die [slachtoffer 2] en
/ofdie zoon te zeggen: "meelopen"
, althans woorden vangelijke aard en/of strekkingen
/of- die [slachtoffer 2] en
/ofdie zoon een gedeelte van een
(op een)vuurwapen
(gelijkendvoorwerp)te tonen welke zich bevond tussen de broek en broekriem van verdachte
[medeverdachte] en
/of- in een steeg een
(op een)vuurwapen
(gelijkend voorwerp)te plaatsen in de nek
,althans op/tegen het lichaam,van die [slachtoffer 2]
en/of die zoonen
/ofeen
doorgeladen
(op een)vuurwapen
(gelijkend voorwerp)te tonen aan die [slachtoffer 2]
en
/ofdie zoon en
/ofdaarbij tegen die [slachtoffer 2] en
/ofdie zoon te zeggen dat
hij/zij
al hun spullen en
/ofpinpas
(sen
)en
/ofpincode
(s
)moesten afgeven
, althanswoorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of- die zoon te slaan
/te stompen op/tegen een wang
, althans in het gezichten
/of- tegen die [slachtoffer 2] en
/ofdie zoon te zeggen: "als jullie aangifte gaan doen gaan we
jullie opzoeken en jullie dood schieten"
, althans woorden van gelijke aard en/ofstrekkingen
/of- die [slachtoffer 2] en
/ofdie zoon gedurende lange tijd (ongeveer 1 uur) op te houden in
voornoemde steeg met
zijn/hun gezicht naar een muur en/of deur waarbij
verdachte in het bezit was van voornoemd
(op een)vuurwapen
(gelijkendvoorwerp)en
/of- tegen die [slachtoffer 2] en
/ofdie zoon te zeggen: "als jullie alleen waren dan hadden
jullie allang de kogel gekregen van [naam] "
, althans woorden van gelijke aard en/ofstrekking;
2
hij op
of omstreeks28 januari 2024 te Vlaardingen,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,één of meer geldbedrag(en)a)een totaalbedrag van 684,97 euro
en/ofb) 250 euro,in elk geval enig goed,dat
/die geheel of ten deleaan
a)[slachtoffer 2]
en/ofb) de zoon van [slachtoffer 1] (zoon wil niet met naam genoemd worden),in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)dat
/dieweg te nemen
geld
/goedonder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse
sleutel, door met
één of meereerder door afpersing weggenomen bankpas
(sen)plus
pincode
(s), geld te
(laten)pinnen/opnemen bij
één of meergeldautoma
(a)t
(en
)en
/of te (laten)af
terekenen bij
één of meerwinkel
(s
)tot welk gebruik hij, verdachte
en
/ofzijn mededader
(s
)niet gerechtigd
was/waren.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zeventienjarige leeftijd samen met anderen schuldig gemaakt aan een straatroof. De slachtoffers zijn meegenomen naar een steeg waar zij onder bedreiging van een vuurwapen hun spullen hebben moeten afgeven. De medeverdachte [medeverdachte] heeft vervolgens met de pinpas van één van de slachtoffers geld gepind en in meerdere winkels goederen betaald. De slachtoffers moesten in de tussentijd, ongeveer een uur, in de steeg blijven staan, onder toeziend oog van onder meer de verdachte. Daarbij is een van de slachtoffers in het gezicht geslagen. Daarna moesten de slachtoffers meelopen met onder meer de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en is één van de slachtoffers gedwongen om mee te lopen met medeverdachte [medeverdachte] om een geldbedrag te pinnen, wat hij moest afstaan aan medeverdachte [medeverdachte] . De verdachte is in de tussentijd bij het andere slachtoffer gebleven. De verdachte en zijn medeverdachten hebben hiermee een zeer bedreigende situatie voor de slachtoffers gecreëerd en ernstige gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers veroorzaakt. Een straatroof is een zeer ernstig feit. In het algemeen zijn slachtoffers van dit soort feiten vaak nog lang bang om op straat te zijn en opnieuw in een vergelijkbare situatie terecht te komen. Naast de gevoelens van angst bij de slachtoffers, zorgen dit soort feiten ook voor gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. De verdachte is met zijn handelen geheel voorbij gegaan aan deze gevoelens en heeft kennelijk alleen gedacht aan wat er voor hem te halen viel.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 augustus 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Het algemeen recidiverisico komt uit op hoog. Het dynamisch risicoprofiel komt uit op laag. De Raad ziet op alle domeinen beschermende factoren en een aantal risicofactoren, met name op de domeinen school en vaardigheden. Het belangrijkste is dat de verdachte alert blijft op risicovolle situaties en hier tijdig afstand van neemt. Dit heeft met name betrekking op het creëren van zijn online content. Daarnaast is het belangrijk dat de veroordeelde zich focust op onderwijs en zijn diploma weet te behalen. Voor bovenstaande is het fijn als de verdachte hulpverlening vanuit E25 blijft accepteren. Ook kan een coach helpen bij het vergroten van de verdachte zijn vaardigheden en in gesprek gaan met de verdachte over de druk vanuit zijn ouders.
De Raad vindt een geheel voorwaardelijke jeugddetentie niet meer passend, gezien de tijd tussen het delict en de zitting, nu de veroordeelde in die tijd niet opnieuw in aanraking is gekomen met justitie en gezien de beschermende factoren. De Raad adviseert daarom een voorwaardelijke taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf, onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
• meewerkt aan hulpverlening (zoals E25 of een soortgelijke instantie) indien en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
• onderwijs volgt/een dagbesteding heeft.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond(hierna: JBRR) heeft een gezinsplan over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 augustus 2025. JBRR adviseert
een onvoorwaardelijke straf gelijk aan het voorarrest op te leggen en een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van 1 jaar, waarbij de verdachte zich dient te houden aan de afspraken met de jeugdreclassering en dient mee te werken met de coach van E25, zolang JBRR dit noodzakelijk acht.
Ter zitting heeft
jeugdreclasseerder [persoon A]aanvullend naar voren gebracht dat er de afgelopen periode een jongerencoach vanuit E25 is ingezet. Aanvankelijk is de verdachte de afspraken nagekomen, maar de laatste maanden niet. Er zijn hier meerdere gesprekken over gevoerd, ook op school, maar het missen van afspraken blijft een probleem. Een bron van stress lijkt het doorlopend moeten maken van online content. Ook lijkt de verdachte het lastig te vinden om aan de verwachtingen van zijn ouders te voldoen. De verdachte had zijn voordeel kunnen doen met psychologische hulpverlening van E25, maar ook daar verschijnt hij niet op afspraken. Gelet op de ernst van de verdenking heeft JBRR een voorwaardelijke jeugddetentie geadviseerd. De geadviseerde proeftijd van één jaar is gebaseerd op het tijdsverloop en de leeftijd van de verdachte.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten en de rol van de verdachte daarbij zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, opleggen. Bij de bepaling van de duur hiervan heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop. Bij de berechting van een jeugdstrafzaak is het uitgangspunt dat eindvonnis wordt gewezen binnen 16 maanden na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn is aangevangen op 27 maart 2024, toen de verdachte in verzekering werd gesteld. Nu 18 maanden na aanvang van deze termijn eindvonnis wordt gewezen, is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden met twee maanden overschreden. Dit leidt tot strafvermindering. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen, met de voorwaarden overeenkomstig het advies van de Raad. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 1] , ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 985,- aan materiële schade en een bedrag van € 750,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Apple oortjes (Airpods) € 265,-;
- coaching kosten € 370,-;
- Ringbel € 100,-;
- pinnen onder dwang € 250,-.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alleen het deel van de vordering dat ziet op het gepinde bedrag van € 250,- kan worden toegewezen. De vordering dient voor het overige te worden afgewezen. De immateriële schade betreft de emotionele schade van mevrouw [benadeelde] en niet van het slachtoffer (haar zoon).
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat door de onder 1 bewezen verklaarde straatroof rechtstreeks materiële schade aan de zoon van de benadeelde partij is toegebracht. Het verlies van de Apple oortjes en het gepinde bedrag van € 250,- houden immers rechtstreeks verband met deze straatroof. De rechtbank is van oordeel dat de vorderding op deze onderdelen ook voldoende is onderbouwd. Deze posten (totaal € 515,-) zullen daarom worden toegewezen. Ten aanzien van de kosten voor coaching en de Ring(deur)bel is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende is vast komen te staan dat er direct verband bestaat tussen de gevorderde schade en het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij zal ten aanzien hiervan niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij zal ook niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot vergoeding van immateriële schade. De gestelde schade is namelijk niet door het slachtoffer zelf, maar door zijn moeder geleden, terwijl zij – anders dan het slachtoffer – niet als rechtstreeks benadeelde partij in de zin van artikel 51f Strafvordering kan worden aangemerkt. De benadeelde partij kan daardoor op dit onderdeel niet worden ontvangen in de vordering.
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 28 januari 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 515,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
106 (honderdzes) uren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
100 (honderd) urente verrichten werkstraf resteren;
bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf groot
60 (zestig) uren,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zal meewerken aan hulpverlening (zoals E25 of een soortgelijke instantie), indien en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen dan wel een dagbesteding zal hebben;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk deel van de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde](ten behoeve van haar zoon), te betalen een bedrag van
€ 515,- (zegge: vijfhonderdvijftien euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van (de zoon van) de benadeelde partij [benadeelde] te betalen
€ 515,-(hoofdsom,
zegge:
vijfhonderdvijftien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Riege, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. W.J. Loorbach en D.I. Hendriks-van Wel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 september 2025.
De jongste en oudste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 28 januari 2024 te Vlaardingen, althans in Nederland,
op de openbare weg, te weten het Mendelssohnplein,
althans op een openbare weg,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
a) [slachtoffer 2] en/of
b) de zoon van [slachtoffer 1] (zoon wil niet met naam genoemd worden)
heeft gedwongen tot de afgifte van:
a) een iphone 13 en/of een bankpas met pincode en/of een kentekenbewijs en/of
rijbewijs en/of
b) een iphone 15 en/of airpods en/of een bankpas met pincode en/of 250 euro,
in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] en/of die zoon en/of een derde
toebehoorde(n) door:
- tegen die [slachtoffer 2] en/of die zoon te zeggen: "meelopen", althans woorden van
gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] en/of die zoon een gedeelte van een (op een) vuurwapen (gelijkend
voorwerp) te tonen welke zich bevond tussen de broek en broekriem van verdachte
[medeverdachte] en/of
- in een steeg een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te plaatsen in de nek,
althans op/tegen het lichaam, van die [slachtoffer 2] en/of die zoon en/of een
doorgeladen (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te tonen aan die [slachtoffer 2]
en/of die zoon en/of daarbij tegen die [slachtoffer 2] en/of die zoon te zeggen dat hij/zij
al hun spullen en/of pinpas(sen) en/of pincode(s) moesten afgeven, althans
woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die zoon te slaan/te stompen op/tegen een wang, althans in het gezicht en/of
- tegen die [slachtoffer 2] en/of die zoon te zeggen: "als jullie aangifte gaan doen gaan we
jullie opzoeken en jullie dood schieten", althans woorden van gelijke aard en/of
strekking en/of
- die [slachtoffer 2] en/of die zoon gedurende lange tijd (ongeveer 1 uur) op te houden in
voornoemde steeg met zijn/hun gezicht naar een muur en/of deur waarbij
verdachte in het bezit was van voornoemd (op een) vuurwapen (gelijkend
voorwerp) en/of
- tegen die [slachtoffer 2] en/of die zoon te zeggen: "als jullie alleen waren dan hadden
jullie allang de kogel gekregen van [naam] ", althans woorden van gelijke aard en/of
strekking;
2
hij op of omstreeks 28 januari 2024 te Vlaardingen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
één of meer geldbedrag(en)
a) een totaalbedrag van 684,97 euro en/of
b) 250 euro,
in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan
a) [slachtoffer 2] en/of
b) de zoon van [slachtoffer 1] (zoon wil niet met naam genoemd worden),
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat/die weg te nemen
geld/goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse
sleutel, door met één of meer eerder door afpersing weggenomen bankpas(sen) plus
pincode(s), geld te (laten) pinnen/opnemen bij één of meer geldautoma(a)t(en)
en/of te (laten) afrekenen bij één of meer winkel(s) tot welk gebruik hij, verdachte
en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren.