ECLI:NL:RBROT:2025:11179

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
22 september 2025
Zaaknummer
C/10/704567 / JE RK 25-1622 en C/10/705851 / JE RK 25-1792
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in jeugdzorgzaken

Op 9 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken C/10/704567 / JE RK 25-1622 en C/10/705851 / JE RK 25-1792, betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van beide minderjarigen ernstig wordt bedreigd door de onveilige thuissituatie, waarin sprake is van seksueel misbruik door de stiefvader en andere problematiek. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 29 september 2026, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] in een gezinsgerichte accommodatie. Tevens is een machtiging verleend voor de gesloten jeugdhulp van [voornaam minderjarige 1] voor de duur van drie maanden. De rechtbank heeft de bijzondere curatoren, mr. G.E. van der Pols en drs. A. van Teijlingen-Pover, herbenoemd voor een jaar. De rechtbank benadrukt het belang van een veilige en stabiele omgeving voor de minderjarigen en de noodzaak van hulpverlening in het gedwongen kader. De zaak wordt pro forma aangehouden tot 1 november 2025, waarbij de GI wordt verzocht om een rapportage over de voortgang van de plaatsing en behandeling van [voornaam minderjarige 1].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/704567 / JE RK 25-1622 en C/10/705851 / JE RK 25-1792
Datum uitspraak: 9 september 2025
Beschikking over een verlenging ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing (C/10/704567 / JE RK 25-1622), over een machtiging gesloten jeugdhulp (C/10/705851 / JE RK 25-1792) en over herbenoeming van bijzondere curatoren
in de zaken van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2011 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
advocaat mr. N. Aydogan-Kütük, kantoorhoudende in Rotterdam,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2012 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De rechtbank merkt in de zaken als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. T. Erdal, kantoorhoudende in Rotterdam,
[naam stiefvader],
hierna te noemen de stiefvader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. T. Erdal, kantoorhoudende in Rotterdam,
drs. A. VAN TEIJLINGEN-POVER,
hierna te noemen de bijzondere curator,
kantoorhoudende in Sassenheim,
mr. G.E. van der Pols,
hierna te noemen de bijzondere curator,
kantoorhoudende in Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
(C/10/704567 / JE RK 25-1622)
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 30 juli 2025;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 28 augustus 2025;
  • de brief met bijlagen van de GI van 4 september 2025;
  • de pleitnota van de GI die tijdens de zitting is overgelegd.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de minderjarige [voornaam minderjarige 1] en haar advocaat, uitsluitend tijdens de behandeling van het verzoek over de machtiging gesloten jeugdhulp, waarbij [voornaam minderjarige 1] de zaal voortijdig heeft verlaten;
  • de moeder;
  • de stiefvader, die de zaal voortijdig heeft verlaten;
  • de advocaat van de moeder en de stiefvader, mr. A. Kaynak die heeft waargenomen voor mr. T. Erdal;
- de bijzondere curator mr. G.E. van der Pols;
- vier vertegenwoordigers van de GI, te weten [persoon A] , [persoon B] ,
[persoon C] en [persoon D] .
1.3.
Bijzondere toegang is verleend aan een begeleider van [voornaam minderjarige 1] , die bij Schakenbosch werkzaam is.
1.4.
De bijzondere curator drs. A. van Teijlingen-Pover is met bericht van afwezigheid niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat zij wel juist is opgeroepen.
1.5.
De rechtbank heeft [voornaam minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [voornaam minderjarige 1] heeft hierover met de voorzitter van de meervoudige kamer een gesprek gevoerd, waarbij [voornaam minderjarige 1] is bijgestaan door haar advocaat. Tijdens de zitting heeft de voorzitter samengevat wat [voornaam minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
1.6.
De rechtbank heeft [voornaam minderjarige 2] ook naar zijn mening gevraagd. Daarvan heeft hij geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de stiefvader zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] verblijft bij Schakenbosch en [voornaam minderjarige 2] verblijft in het perspectiefbiedend gezinshuis Met Elkaar.
2.3.
Bij beschikking van 5 september 2024 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 29 september 2025, is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 29 september 2025, is een machtiging om [voornaam minderjarige 1] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend met ingang van 5 september 2024 tot 5 december 2024 en zijn
mr. G.E. van der Pols en drs. A.van Teijlingen-Pover herbenoemd tot bijzondere curatoren over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot
29 september 2025.
2.4.
Bij beschikking van 26 juni 2025 is een machtiging om [voornaam minderjarige 1] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend met ingang van 18 juli 2025 tot
29 september 2025.

3.De verzoeken

(C/10/704567 / JE RK 25-1622)
3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging uithuisplaatsing in een gezinsgerichte accommodatie van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
(C/10/705851 / JE RK 25-1792)
3.2.
De GI verzoekt een machtiging te verlenen om [voornaam minderjarige 1] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden. De rechtbank begrijpt uit de tekst van het verzoek dat verzocht wordt om de machtiging te verlenen voor de duur van drie maanden en het verzoek voor het overige aan te houden.

4.De standpunten

4.1.
Ter zitting heeft de GI het verzoek om de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een gezinsgerichte accommodatie te verlengen, ingetrokken. De GI heeft ter zitting de overige verzoeken gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben aangegeven dat zij in het verleden in de thuissituatie onveiligheid hebben ervaren. Zo heeft [voornaam minderjarige 1] verteld dat zij slachtoffer is geweest van structureel seksueel misbruik door de stiefvader. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] willen niet naar huis zolang de stiefvader daar woont. In het verleden is het de moeder onvoldoende gelukt om de kinderen te beschermen tegen de onveiligheid die zij hebben ervaren. De ernstige bedreiging in de thuissituatie is onveranderd en instabiel.
[voornaam minderjarige 1] heeft moeite om haar gevoel te uiten, wordt door haar LVB-problematiek vaak overvraagd en ervaart grote lijdensdruk. [voornaam minderjarige 1] heeft traumabehandeling nodig. Dit is echter nog niet van de grond gekomen.
De moeder en de stiefvader leggen de oorzaak van de gebeurtenissen buiten zichzelf of bagatelliseren de zorgen. De moeder stimuleert [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onvoldoende, zoals voor behandeling, en werkt de hulpverlening tegen. Ook wordt betwist dat [voornaam minderjarige 1] naar de stiefvader zou vragen. Niet is onderbouwd waaruit blijkt dat [voornaam minderjarige 1] het contact met de stiefvader als veilig ervaart. De gedragswetenschapper van de GI heeft op de gang en in de rechtszaal waargenomen dat [voornaam minderjarige 1] in aanwezigheid van de stiefvader dissocieert.
De plaatsing van [voornaam minderjarige 1] bij Schakenbosch verloopt wisselend. In de afgelopen maanden is [voornaam minderjarige 1] meermalen weggelopen bij Schakenbosch. Tijdens haar afwezigheid heeft [voornaam minderjarige 1] seksuele contacten met (oudere) mannen gehad en heeft zij mogelijk drugs gebruikt. Het afgelopen weekend is [voornaam minderjarige 1] naar aanleiding van diefstal van een scooter door een man mishandeld.
De GI is nog steeds op zoek naar een passende vervolgplek voor [voornaam minderjarige 1] . Daarvoor is de motivatie van [voornaam minderjarige 1] nodig. [voornaam minderjarige 1] is uitsluitend gemotiveerd voor een zelfstandige woonplek in Rotterdam. Zij is daarin ook wisselend en beïnvloedbaar door het standpunt van haar moeder. Vanwege de reisafstand staat de moeder uitsluitend achter een plaatsing in Rotterdam. In die regio is voor [voornaam minderjarige 1] echter geen passende vervolgplek beschikbaar. Daar komt bij dat de veiligheidsrisico’s nog te groot zijn om [voornaam minderjarige 1] nu op een open groep bij Schakenbosch te plaatsen, zoals namens [voornaam minderjarige 1] door haar advocaat is verzocht. De GI heeft de voorkeur om eerst intensieve traumabehandeling binnen de geslotenheid aan [voornaam minderjarige 1] te bieden om de veiligheid te waarborgen. De GI vindt echter Schakenbosch geen geschikte plek voor [voornaam minderjarige 1] en wil haar liever plaatsen op een intensieve behandelplek waar zij aan haar trauma’s kan worden behandeld. Daarin zit de GI niet geheel op één lijn met Schakenbosch,
[voornaam minderjarige 2] ontwikkelt zich goed in het gezinshuis. Het standpunt van de moeder dat hij zich niet vrij voelt in het gezinshuis om zich te uiten, is onjuist. [voornaam minderjarige 2] heeft aangegeven dat hij zich in het gezinshuis prettig voelt en dat hij daar wil blijven wonen. Dat [voornaam minderjarige 2] tegenover het gezinshuis en de GI andere uitspraken doet dan tegen de moeder heeft te maken met het feit dat hij zich in een loyaliteitsconflict bevindt. Pas onlangs heeft [voornaam minderjarige 2] de wens bij de GI geuit dat hij meer omgang met zijn familie wil. De GI zal hierover op een later moment een beslissing nemen. [voornaam minderjarige 2] wil niets meer met de stiefvader te maken hebben.
4.2.
Namens [voornaam minderjarige 1] heeft haar advocaat ter zitting het volgende aangevoerd. [voornaam minderjarige 1] kan instemmen met het verzoek van de GI om de machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van drie maanden. Ook heeft de advocaat met [voornaam minderjarige 1] de mogelijkheid van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp besproken. [voornaam minderjarige 1] verblijft al een lange periode binnen de gesloten jeugdhulp. Een plaatsing binnen de gesloten jeugdhulp is een uiterst middel. [voornaam minderjarige 1] laat een prille positieve ontwikkeling op het gebied van onderwijs en stage zien. [voornaam minderjarige 1] heeft een stageplek, is daar al acht keer naartoe geweest, komt op tijd terug op de groep en gaat volgens rooster drie keer per week op de groep naar school. [voornaam minderjarige 1] is één keer te laat teruggekomen op de groep, maar heeft op tijd een bericht gestuurd. [voornaam minderjarige 1] heeft goed contact met haar mentor en is open naar haar. [voornaam minderjarige 1] heeft behoefte aan duidelijkheid over haar perspectief. [voornaam minderjarige 1] wil niet op een groep buiten Rotterdam worden geplaatst. Zij wenst op een open groep bij Schakenbosch te worden geplaatst zodat zij de komende drie maanden kan toewerken naar een plaatsing in een begeleid wonen traject in Rotterdam, zij behandeling kan volgen en kan laten zien dat zij zich aan de regels kan houden. De GI moet daaraan gaan werken om [voornaam minderjarige 1] te motiveren. Dan heeft [voornaam minderjarige 1] geen reden meer om weg te lopen.
4.3
Namens de moeder heeft de advocaat ter zitting aangegeven dat de moeder akkoord is met een verlenging van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Verzocht is om het verzoek voor een machtiging gesloten jeugdhulp van [voornaam minderjarige 1] af te wijzen. Ten aanzien van het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] is primair verzocht dit verzoek af te wijzen en subsidiair is verzocht om de duur van de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] te beperken. Door en namens de moeder is het volgende aangevoerd.
[voornaam minderjarige 1] maakt positieve stappen in haar leven. Zij gaat naar school, volgt stage, heeft contact met andere kinderen en mensen en leert omgaan met verantwoordelijkheden. Het is dan ook de vraag waarom een plaatsing op een open groep bij Schakenbosch niet passend kan zijn. Als [voornaam minderjarige 1] wordt geplaatst op een plek waar zij traumabehandeling kan krijgen, kan zij opnieuw een terugval in haar wegloopgedrag laten zien. Het is van belang dat een passende plek voor [voornaam minderjarige 1] wordt gevonden. [voornaam minderjarige 1] heeft inmiddels meer verantwoordelijkheden door haar dagbesteding en zij wordt nu meer gecontroleerd. Wat de moeder betreft kan [voornaam minderjarige 1] nu op een open groep worden geplaatst, omdat Schakenbosch deze mogelijkheid nu al biedt. In de tussentijd kan naar een andere plek voor [voornaam minderjarige 1] worden gezocht. De moeder bestrijdt dat zij niet zou meewerken aan de zoektocht naar een passende plek voor [voornaam minderjarige 1] . Zo heeft zij aan de zoveelste jeugdbeschermer de optie van de plek iHub bij het Bergse Bos gedaan. Met dat voorstel is echter niets gedaan. De GI en Schakenbosch zitten niet op één lijn. Daar is [voornaam minderjarige 1] de dupe van. Schakenbosch vindt de door de GI voorgestelde plekken niet passend voor [voornaam minderjarige 1] . In de zoektocht naar een passende plek is de motivatie van [voornaam minderjarige 1] voor de moeder doorslaggevend.
Het verzoek voor een machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] is door de GI onvoldoende onderbouwd. Onlangs heeft [voornaam minderjarige 2] duidelijk aangegeven dat hij het in het gezinshuis niet naar zijn zin heeft, dat hij terug wil naar de moeder dan wel naar de omgeving Rotterdam. De GI doet onvoldoende moeite. Tijdens de vorige zitting is aangegeven dat gekeken zou worden naar een terugplaatsing of om de duur van de plaatsing te beperken. Daar is echter niets van terecht gekomen. De GI moet de opdracht krijgen om een plek in de omgeving van Rotterdam te zoeken. De moeder betreurt het dat bepaalde beschuldigingen over haar en de stiefvader voor waar worden aangenomen. Nergens blijkt uit dat een terugplaatsing niet mogelijk is. Ook is aandacht gevraagd voor de wens die [voornaam minderjarige 2] al meer dan een jaar uit, namelijk om meer contact met [voornaam minderjarige 1] en zijn familie te hebben. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben elkaar al veertien weken niet gezien. Ook Schakenbosch heeft gevraagd wanneer het volgende omgangsmoment tussen hen is. Meermalen is aangegeven dat de omgang frequenter moet zijn. Vanwege de reistijd van de moeder is Hoorn ook geen passende omgeving voor de omgang met [voornaam minderjarige 2] .
4.4.
De stiefvader heeft door het voortijdig verlaten van de zitting geen standpunt kenbaar gemaakt.
4.5.
De bijzondere curator mr. G.E. van der Pols heeft ter zitting verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen, de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de door de GI verzochte duur en een machtiging gesloten jeugdhulp van [voornaam minderjarige 1] te verlenen voor de duur van drie maanden onder aanhouding van het overige en daartoe het volgende aangevoerd.
De bijzondere curatoren gunnen [voornaam minderjarige 1] een verblijf op een open plek. [voornaam minderjarige 1] wil en is gebaat bij het maken van een volgende stap. Er is echter nog steeds geen passende vervolgplek voor haar beschikbaar. In de omvangrijke zoektocht naar een passende plek is de motivatie van [voornaam minderjarige 1] belangrijk. [voornaam minderjarige 1] en haar moeder willen echter niet dat zij buiten de regio Rotterdam wordt geplaatst. Het is belangrijk dat met alle betrokkenen wordt gekeken hoe nu verder en voor welke passende plek [voornaam minderjarige 1] wel gemotiveerd kan worden.
Er ligt geen verzoek meer van de GI voor een plaatsing van [voornaam minderjarige 1] op een open groep, dus dit is nu niet aan de orde. Als [voornaam minderjarige 1] positieve stappen maakt bij Schakenbosch dan is deze plek momenteel het meest in haar belang.
[voornaam minderjarige 2] heeft de bijzondere curator drs. Van Teijlingen-Pover regelmatig gesproken en heeft haar verteld dat hij het naar zijn zin heeft in het gezinshuis en dat hij in het gezinshuis wil blijven wonen. Ook heeft [voornaam minderjarige 2] benoemd dat hij naar zijn moeder terug wil, maar niet als de stiefvader nog bij haar woont.
Tot slot is verzocht om de bijzondere curatoren te herbenoemen voor de duur van een jaar. De bijzondere curatoren willen ook na een eventuele toewijzing van het verzoek voor een gezagsbeëindiging betrokken blijven bij [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .

5.De beoordeling

Ten aanzien van de ondertoezichtstelling (C/10/704567 / JE RK 25-1622)
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De rechtbank legt hieronder uit waarom.
5.2.
De ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt nog steeds ernstig bedreigd. Zij zijn in een zorgelijke en instabiele opvoedsituatie opgegroeid. Door huisvestings- en schuldenproblematiek is het gezin meermalen verhuisd. Daar komt bij dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zorgelijke uitspraken hebben gedaan over de stiefvader. [voornaam minderjarige 1] en haar oudere zus hebben aangegeven dat bij hen sprake is geweest van seksueel misbruik door de stiefvader. [voornaam minderjarige 2] heeft aangegeven dat hij in het verleden fysieke mishandeling door de stiefvader heeft ervaren en dat hij getuige is geweest van huiselijk geweld. Vanwege deze zorgen zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] uit huis geplaatst. De stiefvader bestrijdt dat sprake is geweest van seksueel misbruik. Het strafrechtelijk onderzoek naar aanleiding van de uitspraken van de kinderen is nog niet afgerond. De moeder is betrokken en liefdevol voor de kinderen. Zij blijft echter ook loyaal naar de stiefvader. De moeder heeft nog steeds twijfels over de uitspraken van de kinderen en kan de veiligheid van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in de thuissituatie daardoor nog onvoldoende waarborgen.
5.3.
Gelet op al het voorgaande blijft hulpverlening in het gedwongen kader ook de komende periode noodzakelijk.
5.4.
De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig. Er is ook geen verweer gevoerd tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling. De rechtbank verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voor de duur van een jaar.
Ten aanzien van het verzoek verlenging machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] (C/10/704567 / JE RK 25-1622)
5.5.
Ook is de rechtbank van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding. [2]
5.6.
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken [voornaam minderjarige 2] op zijn plek is in het gezinshuis en dat hij zich op deze plek positief ontwikkelt. [voornaam minderjarige 2] heeft bij de GI en de bijzondere curator drs. A. van Teijlingen-Pover aangegeven dat hij zich in het gezinshuis prettig voelt, dat hij het op deze plek naar zijn zin heeft en dat hij in het gezinshuis wil blijven wonen. Ook heeft [voornaam minderjarige 2] bij de bijzondere curator drs. A. van Teijlingen-Pover benoemd dat hij naar zijn moeder terug wil, maar niet als de stiefvader nog bij haar woont. De bijzondere curatoren adviseren de voortzetting van de plaatsing van [voornaam minderjarige 2] in het gezinshuis. Anders dan de moeder heeft verzocht is er naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen reden om een verandering in de huidige plaatsing van [voornaam minderjarige 2] aan te brengen. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat door de GI aandacht moet worden besteed aan de wens van [voornaam minderjarige 2] om meer contact te hebben met [voornaam minderjarige 1] .
5.7.
De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
Ten aanzien van het reguliere verzoek verlenging machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] (C/10/704567 / JE RK 25-1622)
5.8.
Omdat de GI het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing in een gezinsgerichte accommodatie ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] tijdens de zitting heeft ingetrokken, kunnen de gronden voor dit deel van het verzoek niet meer worden onderzocht. Daarom zal de rechtbank dit deel van het verzoek afwijzen.
Ten aanzien van de machtiging gesloten jeugdhulp van [voornaam minderjarige 1] (C/10/705851 / JE RK 25-1792)
5.9.
De rechtbank is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [voornaam minderjarige 1] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [3]
5.10.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] in de afgelopen jaren op verschillende plekken heeft verbleven. Ze is een kwetsbaar meisje met cognitieve beperkingen, psychosociale problemen en dat traumaklachten ervaart. Momenteel verblijft [voornaam minderjarige 1] binnen de gesloten jeugdhulp bij Schakenbosch. [voornaam minderjarige 1] heeft moeite om gezag te accepteren, loopt regelmatig weg en komt dan in onveilige situaties terecht. Zij vertoont seksueel wervend gedrag en heeft tijdens wegloopmomenten onveilige seksuele contacten met (oudere) mannen.
5.11.
[voornaam minderjarige 1] wil bij Schakenbosch op een open groep worden geplaatst en van daar uit doorstromen naar een traject richting zelfstandigheid. Deze wens van [voornaam minderjarige 1] is begrijpelijk. Er is immers sprake van een prille positieve ontwikkeling, waarbij [voornaam minderjarige 1] stage volgt en naar school gaat. Deze positieve ontwikkeling moet [voornaam minderjarige 1] echter de komende periode ook volhouden. Naar het oordeel van de rechtbank is het gelet op al het voorgaande nu nog te vroeg om [voornaam minderjarige 1] in een open setting te plaatsen. Daarbij houdt de rechtbank rekening met de verklaring van de gedragswetenschapper drs. [persoon E] van 4 september 2025, waarbij is ingestemd met de plaatsing van [voornaam minderjarige 1] binnen de gesloten jeugdhulp.
5.12.
De rechtbank machtigt de GI om [voornaam minderjarige 1] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Wel ziet de rechtbank gelet op al het voorgaande aanleiding om de duur van de machtiging gesloten jeugdhulp te beperken tot drie maanden en het verzoek voor het overige pro forma aan te houden tot 1 november 2025. Het is naar het oordeel van de rechtbank belangrijk dat het perspectief van [voornaam minderjarige 1] duidelijk wordt. Er wordt door de GI intensief gezocht naar een passende vervolgplek voor [voornaam minderjarige 1] . Deze plek is echter nog niet gevonden. Het is naar het oordeel van de rechtbank van belang dat de GI in de zoektocht naar een passende vervolgplek voor [voornaam minderjarige 1] de visie van Schakenbosch meeweegt. Daarbij hangt de motivatie van [voornaam minderjarige 1] voor een vervolgplek samen met de steun van de moeder. De rechtbank vraagt de moeder dan ook [voornaam minderjarige 1] hierin verder actief te begeleiden en stimuleren.
5.13.
De GI wordt verzocht om uiterlijk op 1 november 2025 de rechtbank in een briefrapportage te informeren over de huidige stand van zaken, het verloop van de plaatsing en de behandeling van [voornaam minderjarige 1] bij Schakenbosch, de zoektocht naar een passende vervolgplek voor [voornaam minderjarige 1] en om gemotiveerd aan te geven of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd. Indien het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd, dient een nieuwe instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper te worden overgelegd. Een afschrift van deze briefrapportage en de instemmingsverklaring dienen te worden toegestuurd aan de moeder, de stiefvader, [voornaam minderjarige 1] , hun advocaten en de bijzondere curatoren. Indien het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd, dienen partijen hun verhinderdata voor de maand december 2025 in te dienen uiterlijk binnen zeven dagen na ontvangst van de briefrapportage van de GI zodat een volgende zittingsdatum kan worden gepland.
Ten aanzien van het verzoek gezagsbeëindiging
5.14.
Overigens is het bekend dat er ook een verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder en de stiefvader over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming. Dit verzoek zal op een later moment worden behandeld. De rechtbank overweegt dat het voor de beslissing op de hiervoor genoemde verzoeken niet relevant is dat het verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag is ingediend. Indien de gezagsbeëindigende maatregel wordt uitgesproken komen de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing immers van rechtswege te vervallen en indien de gezagsbeëindigende maatregel niet (voor zowel de moeder als de stiefvader) wordt uitgesproken, zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing naar het oordeel van de rechtbank nog dringend nodig.
Herbenoeming bijzondere curatoren
5.15.
Daarnaast acht de rechtbank het voortzetten van de betrokkenheid van de bijzondere curatoren nog noodzakelijk. Het is van belang dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in en buiten rechte kunnen worden vertegenwoordigd en al het nodige gedaan kan worden wat in hun belang is. Er is immers nog steeds sprake van een belangenstrijd en van een complexe en gevoelige situatie van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Ter zitting is geen verweer gevoerd tegen de betrokkenheid van de bijzondere curatoren. De rechtbank bedankt de bijzondere curatoren voor wat zij tot op heden hebben gedaan en zal drs. A. van Teijlingen-Pover en mr. G.E. van der Pols op grond van artikel 1:250 BW herbenoemen tot bijzondere curatoren van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voor de door mr. G.E. van der Pols genoemde duur van een jaar, met ingang van 29 september 2025. De bijzondere curatoren worden opnieuw verzocht om in nauw overleg met de betrokkenen en de GI de belangen van de beide kinderen te behartigen en waar nodig de rechtbank te informeren over de ontwikkelingen en bij problemen van de kinderen. Dat geldt in het bijzonder voor [voornaam minderjarige 1] en haar beoogde plaatsing in een andere setting en voor [voornaam minderjarige 2] ten aanzien van de contacten met zijn familie.

6.De beslissing

De rechtbank:
Ten aanzien van C/10/704567 / JE RK 25-1622
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 29 september 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten een gezinsgerichte accommodatie, een gezinshuis, tot
29 september 2026;
6.3.
herbenoemt tot bijzondere curatoren over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] : mr. G.E. van der Pols
en drs. A.van Teijlingen-Pover;
6.4.
bepaalt dat de benoeming tot bijzondere curatoren geldt voor de duur van een jaar, te weten met ingang van 29 september 2025 tot 29 september 2026;
6.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst af het meer of anders verzochte;
Ten aanzien van C/10/705851 / JE RK 25-1792
6.7.
verleent een machtiging om [voornaam minderjarige 1] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 29 september 2025 tot 29 december 2025;
en alvorens verder te beslissen:
6.8.
bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 november 2025 pro forma.
6.9.
bepaalt dat de GI en de belanghebbenden op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen.
6.10.
verzoekt de GI uiterlijk op 1 november 2025 aan de rechtbank de verzochte briefrapportage en de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper te verstrekken, met afschrift aan de belanghebbenden.
6.11.
verzoekt partijen uiterlijk binnen een week na ontvangst van de briefrapportage van de GI om hun verhinderdata voor de maand december 2025 bij de rechtbank in te dienen zodat indien gewenst een nadere zitting kan worden bepaald.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2025 door
mr. D.I. Hendriks-van Wel, mr. S. Riege en mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechters, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 22 september 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:265b, tweede lid, BW.
3.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).