In deze zaak heeft verzoeker op 9 mei 2025 een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en een verzoek op basis van artikel 287a, eerste lid, van de Faillissementswet. Dit verzoek was gericht aan Mobility Centre Holland Rental B.V., die weigerde in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling. Tijdens de zitting op 10 september 2025 was Mobility niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. Verzoeker heeft acht schuldeisers, waarvan één preferente en zeven concurrente, met een totale vordering van € 110.201,45. Hij bood een regeling aan die voorzag in een betaling van 8,05% aan de preferente schuldeiser en 4,03% aan de concurrente schuldeisers. Mobility, met een vordering van € 7.064,13, stemde niet in met deze regeling.
De rechtbank moest beoordelen of Mobility in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de schuldregeling. De rechtbank constateerde dat de vordering van Mobility slechts 6,4% van de totale schuldenlast vertegenwoordigde en dat zeven van de acht schuldeisers akkoord waren gegaan met de regeling. Het voorstel was goed gedocumenteerd en getoetst door een onafhankelijke partij, Geldplein. Verzoeker had medische problemen en was vrijgesteld van de arbeidsverplichting door de gemeente Rotterdam, wat zijn afloscapaciteit beïnvloedde.
De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoeker en de schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wogen dan die van Mobility. Het verzoek om Mobility te bevelen in te stemmen met de schuldregeling werd toegewezen, en Mobility werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil werden begroot. De rechtbank verklaarde dat het vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en wees het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af.