ECLI:NL:RBROT:2025:1115

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
10/203833-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen met jeugddetentie en schadevergoeding

Op 9 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een vijftienjarige verdachte, die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging tegen een slachtoffer op 30 mei 2024 te Rotterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, waarbij hij een mes heeft getoond en het slachtoffer heeft bedreigd. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van 49 dagen, met aftrek van voorarrest, en de rechtbank heeft deze eis toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, dat een verhoogd risico op herhaling van strafbaar gedrag aangaf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 49 dagen en heeft een schadevergoeding van € 210,33 toegewezen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De uitspraak benadrukt de ernst van het gepleegde geweld en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van passende hulp voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/203833-24
Datum uitspraak: 9 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2009,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres],
raadsman mr. M.P. Kloppenburg, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 9 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. C.C. Brandwijk, heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde (poging tot doodslag);
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde (openlijke geweldpleging);
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 49 dagen met aftrek

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (primair)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (subsidiair)
Het subsidiair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 30 mei 2024 te Rotterdam
openlijk, te weten, op/aan het Binnenwegplein, in elk geval op of aan de openbare
weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
- een persoon, te weten [slachtoffer], door
- met kracht tegen het hoofd van die [slachtoffer] te slaan
en/of stompen en- die [slachtoffer], terwijl hij weg liep om de confrontatie te voorkomen, te volgen en te
bedreigen door een mes te tonen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
subsidiair
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op vijftienjarige leeftijd samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen het slachtoffer [slachtoffer]. Nadat de verdachte met een waterpistool op het slachtoffer had gespoten, is de situatie geëscaleerd. De verdachte en zijn medeverdachten hebben het slachtoffer tegen het hoofd geslagen en ook is het slachtoffer van achteren meermaals op zijn rug gestompt. Vervolgens is de verdachte het slachtoffer achterna gerend met een mes dat hij van de medeverdachte had gekregen en heeft hij het slachtoffer met dat mes bedreigd.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het geweldsincident moet voor het slachtoffer buitengewoon bedreigend zijn geweest en moet bij hem, naast pijn en letsel, ook gevoelens van angst en onveiligheid hebben opgeroepen. Daarnaast zijn omstanders getuige geweest van het geweld dat heeft plaatsgevonden. Bovendien vergroten feiten als deze in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid, vooral omdat het geweld op klaarlichte dag in een drukke winkelstraat heeft plaatsgevonden, waarvoor slechts een futiele aanleiding bestond. Dit neemt de rechtbank de verdachte zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 januari 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er wordt op verschillende onderwerpen een verhoogd of hoog risico voor de kans op herhaling van strafbaar gedrag gezien, met name op de onderwerpen gezin, geestelijke gezondheid en vaardigheden. Op 16 oktober 2024 is een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing uitgesproken door de kinderrechter. Het is vooral van belang dat er binnen het kader van deze maatregelen passende hulp voor de verdachte en het gezinssysteem wordt ingezet. Die (systemische) hulp dient zich te richten op duurzaam herstel van de relatie tussen de verdachte en zijn moeder, maar ook op het vergroten van de vaardigheden van de verdachte, zoals het op een passende manier leren uiten van emoties. Daarbij moet ook aandacht zijn voor eventueel achterliggend trauma of andere kindeigen problematiek. Op dit moment volgt hij dagbesteding bij ChapterNext. Het is van belang dat er zo snel mogelijk een passende onderwijsomgeving voor de verdachte wordt gevonden, zodat hij zijn schoolgang kan hervatten. Als aan deze punten op een succesvolle manier kan worden gewerkt, dan is de verwachting dat dit effectief zal bijdragen aan het verlagen van de kans op herhaling van strafbaar gedrag op de langere termijn.
Gelet op de ernst van de verdenking, vindt de Raad een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest passend. Daarnaast vindt de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie passend als stok achter de deur, zodat de verdachte de druk voelt om de juiste keuzes te (blijven) maken. Begeleiding vanuit de jeugdreclassering is nodig om toe te zien op de naleving van de bijzondere voorwaarden bij de voorwaardelijke jeugddetentie.
Door [naam 1] en [naam 2], als jeugdbeschermer respectievelijk jeugdreclasseerder werkzaam bij de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, is op de terechtzitting naar voren gebracht dat er per direct een (crisis)plek voor de verdachte beschikbaar is bij Zorg Hoop Liefde, waar hij in ieder geval gedurende vier weken kan verblijven. Het is voor nu belangrijk dat er rust komt. De hoop is dat hij daarna kan doorstromen naar Innovazorg. Het is belangrijk dat de dagbesteding bij ChapterNext wordt gecontinueerd. Het is ook van belang dat de verdachte gaat meewerken aan een psychologisch onderzoek om te bekijken welke vorm van hulp het meest passend is voor hem. Er zal stap voor stap bekeken worden wat er nodig is en ingezet moet worden aan hulpverlening. De jeugdbeschermer heeft desgevraagd aangegeven dat de dagbesteding bij ChapterNext en de plaatsing van de verdachte bij Innovazorg ook in het civiele kader gerealiseerd kunnen worden. Het verschil met bijzondere voorwaarden in een strafrechtelijk kader is dat er in het civiele kader minder consequenties aan verbonden zijn indien de afspraken niet worden nageleefd door de verdachte. Vanuit ChapterNext wordt aangegeven dat hij zich aan de afspraken kan houden. Hij heeft zich echter niet altijd aan de voorwaarden met betrekking tot de avondklok gehouden. Indien er onrust is in de thuissituatie, is de verdachte beïnvloedbaar en kan hij in verkeerde situaties belanden. Wanneer er sprake is van rust, structuur, een zinvolle dagbesteding en een concreet toekomstbeeld, is een jeugdreclasseringsmaatregel niet nodig. De verdachte is bereid om het beter te gaan doen en hij laat dit ook zien. Er kan in het civielrechtelijk kader veel worden bereikt. Er is dan ook vertrouwen dat de verdachte met de juiste sturing en begeleiding binnen het civielrechtelijk kader uit het strafrecht kan blijven.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport en de verklaring van de deskundigen op de terechtzitting.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met de omstandigheid dat er bij de openlijke geweldpleging is gedreigd met een mes. Anders dan is geadviseerd door de Raad, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verdachte een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden en jeugdreclasseringstoezicht op te leggen, gelet op de civiele maatregelen die zijn uitgesproken. Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste jeugddetentie voor de duur van 49 dagen met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij], ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 386,66 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat een specificatie ontbreekt op de factuur van het Haga Ziekenhuis. Hierdoor kan niet worden vastgesteld of er een verband is tussen de factuur en het ten laste gelegde. Ten aanzien van de kosten van het consult bij de huisartsenpost is aangevoerd dat uit de factuur blijkt dat de zorg onder de basisverzekering valt en dat hiervoor geen eigen risico geldt. Het is blijkens de factuur alleen niet gelukt om de kosten bij de zorgverzekeraar te declareren of de benadeelde partij heeft ervoor gekozen de factuur zelf te willen ontvangen.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij] door het subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht bestaande uit kosten van een consult bij de huisartsenpost à € 210,33, en dit deel van de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdediging, worden toegewezen. De kosten van het consult staan in rechtstreeks verband met het handelen van de verdachte en de kosten zijn blijkens de factuur voor rekening van de benadeelde partij gekomen. Het deel van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] dat betrekking heeft op de factuur bij het Haga Ziekenhuis, is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank constateert dat de factuur dateert van 15 juni 2024, dus zo’n twee weken na het strafbare feit, en dat een specificatie van de kosten ontbreekt, zodat onduidelijk is waar de kosten betrekking op hebben. De benadeelde partij zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij [benadeelde partij] betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 mei 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij] een schadevergoeding betalen van
€ 210,33, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 49 (negenenveertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij], te betalen een bedrag van
€ 210,33 (zegge: tweehonderdtien euro en drieëndertig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij [benadeelde partij], zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij] te betalen
€ 210,33(hoofdsom,
zegge: tweehonderdtien euro en drieëndertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. van der Laan-Kuijt, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.C.M. Persoon en L.W.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 januari 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 mei 2024 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp (meermalen) in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 mei 2024 te Rotterdam
openlijk, te weten, op/aan het Binnenwegplein, in elk geval op of aan de openbare
weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
- een persoon, te weten [slachtoffer], door
- met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp (meermalen) in de richting van
het lichaam van die [slachtoffer] te steken en/of
- ( met kracht) op/tegen het hoofd in elk geval het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of
stompen en/of
- die [slachtoffer], terwijl hij weg liep om de confrontatie te voorkomen, te volgen en te bedreigen
door een mes, in elk geval scherp en/of puntig voorwerp te tonen en/of de woorden “you
wanna fight me, you wanna fight me”, in elk geval woorden van gelijke aard en/of
strekking toe te voegen.
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )