ECLI:NL:RBROT:2025:1110

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 7020
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering AIO-aanvulling en beoordeling van kenbaar evidente fout door de SVB

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 29 januari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de terugvordering van een te veel betaalde aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) beoordeeld. Eiseres had in april 2024 recht op een AIO-aanvulling van € 90,- per maand, maar de Sociale Verzekeringsbank (SVB) had eerder een bedrag van € 2.531,52 teruggevorderd over de periode van november 2023 tot en met maart 2024. De SVB had het bezwaar van eiseres tegen deze terugvordering in een eerder besluit niet gegrond verklaard, maar trok dit besluit later in en verlaagde het terugvorderingsbedrag tot € 1.187,85.

De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de SVB een 'kenbaar evidente fout' heeft gemaakt. De SVB had in de toekenning van de AIO-aanvulling op 2 november 2023 abusievelijk het ABP-pensioen van eiseres niet meegenomen in de berekening. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet redelijkerwijs had kunnen begrijpen dat er een fout was gemaakt, gezien de complexiteit van de communicatie van de SVB. De rechtbank concludeert dat de terugvordering niet terecht is en herroept het primaire besluit van de SVB, waardoor de terugvordering komt te vervallen. Eiseres krijgt het griffierecht terug, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie van de SVB en de noodzaak voor de SVB om fouten zonder terugwerkende kracht te herstellen, tenzij er sprake is van een 'kenbaar evidente fout'.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7020

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, de SVB

(gemachtigde: mr. P.C.A. Buskens).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de terugvordering van een bedrag aan te veel betaalde aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling).
1.2.
Met een besluit van 3 april 2024 (het primaire besluit) heeft de SVB bepaald dat eiseres vanaf april 2024 recht heeft op een AIO-aanvulling van € 90,- per maand. Daarnaast heeft de SVB het recht van eiseres op een AIO-aanvulling over de periode van november 2023 tot en maart 2024 herzien en de te veel betaalde AIO-aanvulling van € 2.531,52 van eiseres teruggevorderd.
1.3.
Met een besluit van 27 juni 2024 (bestreden besluit 1) op het bezwaar van eiseres is de SVB bij dat besluit gebleven.
1.4.
Eiseres heeft tegen betreden besluit 1 beroep ingesteld. De SVB heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
Bij besluit van 22 augustus 2024 (bestreden besluit 2) heeft de SVB bestreden besluit 1 ingetrokken, het bezwaar alsnog gegrond verklaard, de herziening beperkt tot de maanden februari en maart 2024 en het terugvorderingsbedrag verlaagd tot € 1.187,85.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door [naam] , en de gemachtigde van de SVB.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Met een besluit van 19 juli 2023 heeft de SVB aan eiseres AOW toegekend vanaf 29 november 2023. Eiseres krijgt vanaf 29 november 2023 € 40,46 netto en vanaf december 2023 maandelijks € 606,76 netto.
2.2.
Op 11 september 2023 heeft eiseres bij de SVB een aanvraag ingediend voor een AIO-aanvulling. Bij de aanvraag heeft eiseres doorgegeven dat zij een pensioen van het ABP ontvangt.
2.3.
Met een besluit van 2 november 2023 heeft de SVB aan eiseres op grond van de Participatiewet een AIO-aanvulling toegekend vanaf 29 november 2023. In het besluit staat dat eiseres vanaf 29 november 2023 € 45,76 en vanaf december 2023 maandelijks € 686,45 ontvangt. In het besluit staat dat eiseres € 1.655,51 vermogen heeft. Dit ligt onder de grens van € 7.605,-. Het vermogen van eiseres mag nog stijgen met maximaal € 5.949,49 om een AIO-aanvulling te kunnen blijven ontvangen.
2.4.
Vervolgens heeft de besluitvorming plaatsgevonden als bedoeld onder 1.2-1.5.

Beoordeling door de rechtbank

3. Omdat bestreden besluit 1 is ingetrokken, heeft eiseres geen belang meer bij een beoordeling van dit besluit. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen bestreden besluit 1.
4. Het beroep heeft van rechtswege mede betrekking op bestreden besluit 2 (zie artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, Awb).
5. Aan bestreden besluit 2 heeft de SVB het volgende ten grondslag gelegd. Voor de hoogte van de AIO-aanvulling zijn alle inkomsten van eiseres van belang. De SVB heeft eiseres op 2 november 2023 een AIO-aanvulling toegekend van € 686,45 per maand. Eiseres had bij haar aanvraag doorgegeven dat ze AOW krijgt en een pensioen van het ABP. De SVB heeft bij de toekenning van de AIO-aanvulling echter abusievelijk het ABP-pensioen niet meegenomen in de berekening. Volgens de SVB kon deze fout voor eiseres duidelijk zijn. De SVB stelt zich daarom op het standpunt dat de herziening van de AIO-aanvulling terecht is geweest over de maanden februari en maart 2024. De AIO-aanvulling over de maanden november 2023 tot en met januari 2024 herziet de SVB niet. De SVB vordert € 1.187,85 van eiseres terug.
6. De SVB heeft zich bij het nemen van bestreden besluit 2 gebaseerd op nieuw beleid (SB1407), dat van toepassing is vanaf 8 maart 2024. Uit dat beleid volgt dat, ingeval door een fout van de SVB een onjuist besluit is genomen, de uitkering zonder terugwerkende kracht wordt verlaagd of ingetrokken. In geval van een ‘kenbaar evidente fout’ wordt de uitkering wel met (een mate van) terugwerkende kracht verlaagd of ingetrokken. Of sprake is van een ‘kenbaar evidente fout’ beoordeelt de SVB aan de hand van de communicatie tussen de SVB en de individuele betrokkene. Daarnaast is van belang welk besluit de betrokkene van de SVB mocht verwachten op grond van de door hem verstrekte informatie. De SVB verwacht wel van de betrokkene dat hij de brieven van de SVB zorgvuldig leest, maar niet dat hij de inhoud van de brieven controleert aan de hand van de wet- en regelgeving, de beleidsregels en de website van de SVB.
7. Eiseres is van mening dat de SVB de terugvordering ongedaan moet maken. Zij heeft aangevoerd dat zij aan het toekenningsbesluit van 2 november 2023 niet heeft kunnen zien dat de SVB een fout heeft gemaakt. Eiseres dacht dat het bedrag aan inkomsten van € 635,08 de verwachte AOW-uitkering was. Eiseres verwijst naar de brief van 19 juli 2023 van de SVB waarin een maandbedrag van € 606,76 staat. Eiseres dacht dat dat bedrag met indexering inmiddels € 635,08 zou zijn geworden. Eiseres dacht dat dat het normale bedrag van de AOW-uitkering was voor een alleenstaande op dat moment. Eiseres heeft gesteld dat ze door de herziening van een absoluut minimum moet rondkomen en daarvan ook de terugvordering moet terugbetalen. Eiseres heeft er ook op gewezen dat ze tevoren een AIO-check heeft gedaan. Die check heeft geresulteerd in de aanbeveling een AIO-aanvulling aan te vragen, maar hierbij werd geen bedrag genoemd. De terugvordering kwam voor haar onverwacht, aldus eiseres.
8. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Dit oordeel wordt als volgt toegelicht.
9. Uit het nieuwe beleid van de SVB volgt het uitgangspunt dat, ingeval door een fout van de SVB een onjuist besluit is genomen, de uitkering zonder terugwerkende kracht wordt verlaagd of ingetrokken. Dat is alleen anders in geval van een “kenbaar evidente fout”. Volgens de SVB is hier sprake van: eiseres had in het besluit van 2 november 2023 kunnen zien dat met te weinig inkomsten rekening was gehouden, waarbij de SVB erop heeft gewezen dat in het besluit ook is vermeld dat voor de hoogte van de AIO-aanvulling alle inkomsten meetellen. De rechtbank volgt de SVB niet in dit standpunt. Het criterium van de “kenbaar evidente fout” begrijpt de rechtbank zo dat het volstrekt duidelijk moet zijn dat er een fout is gemaakt en dat over de vraag of de betrokkene dat ook zal hebben begrepen, redelijkerwijs geen discussie kan bestaan. Van zo’n situatie is in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De rechtbank acht het wel degelijk voorstelbaar dat eiseres, die de SVB juist en volledig had geïnformeerd en er daarom in beginsel van heeft mogen uitgaan dat een juist besluit zou worden genomen, zich niet van de fout bewust is geweest. De rechtbank betrekt bij haar overwegingen dat de brief van 2 november 2024 zeven pagina’s lang is en veel informatie bevat, onder meer berekeningen en bedragen. De rechtbank acht verder van belang dat in het staatje met de berekening van de AIO-aanvulling is vermeld dat van het netto normbedrag onder meer wordt afgetrokken: “totaal inkomsten die meetellen 635,08”. De SVB zegt hier dus zelf dat de inkomsten die van het normbedrag moeten worden afgetrokken, in totaal € 635,08 bedragen. Overigens correspondeert dit bedrag met de AOW-uitkering van eiseres, maar in het staatje met de berekening staat dat er niet bij. Dat op een andere plaats in de brief is vermeld dat alle inkomsten meetellen voor de hoogte van de AIO-aanvulling, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor de conclusie dat het hier een “kenbaar evidente fout” betreft. De SVB had dus, conform zijn beleid, de gemaakte fout zonder terugwerkende kracht moeten herstellen. Dat betekent dat de terugvordering niet terecht is.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen bestreden besluit 1.
11. Het beroep is gegrond voor zover het is gericht tegen bestreden besluit 2. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen voor zover het de herziening en terugvordering betreft. Dat betekent dat de terugvordering komt te vervallen.
12. Eiseres krijgt het griffierecht terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding omdat niet is gebleken dat eiseres proceskosten heeft gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen bestreden beluit 2 gegrond;
- vernietigt bestreden besluit 2;
- herroept het primaire besluit voor zover het de herziening en terugvordering betreft en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat de SVB het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.