ECLI:NL:RBROT:2025:11094

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
C/10/701035 / JE RK 25-1157
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouden verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 11 juli 2025, wordt het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen behandeld. De Raad verzoekt om een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, maar wijzigt dit verzoek ter zitting voor [minderjarige 1] tot zijn meerderjarigheid. De kinderrechter heeft de ouders, de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond gehoord. De ouders hebben aangegeven dat zij de afgelopen jaren met veel problemen te maken hebben gehad, maar dat de situatie nu verbeterd is door de hulp van MST-CAN. De kinderrechter constateert dat er zorgen zijn over de thuissituatie en dat de ouders en kinderen momenteel in een verbetertraject zitten. De kinderrechter besluit het verzoek van de Raad aan te houden tot een pro forma datum op 1 december 2025, om de voortgang van de hulpverlening te kunnen volgen. Het verzoek met betrekking tot [minderjarige 1] wordt afgewezen, omdat hij op de pro forma datum meerderjarig zal zijn. De kinderrechter verzoekt de Raad om voor die datum een rapportage in te dienen over de actuele stand van zaken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/701035 / JE RK 25-1157
Datum uitspraak: 11 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2007 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder] en [naam vader],
hierna te noemen: de ouders, wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blikt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 6 juni 2025, ontvangen op 10 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de ouders;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1] ;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [naam 2] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. Zij hebben hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun ouders.

3.Het (gewijzigde) verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad wijzigt ter zitting het verzoek, in die zin dat de Raad verzoekt [minderjarige 1] onder toezicht te stellen tot zijn meerderjarigheid.
3.3.
De Raad handhaaft het (gewijzigde) verzoek en licht het volgende toe. Er zijn zorgen over de (veranderde) gezinsdynamiek en het welzijn van de kinderen. De kinderen laten allebei signalen zien van trauma- en hechtingsproblematiek en parentificatie. Het is van belang dat er een jeugdbeschermer betrokken raakt om veiligheidsafspraken te maken en passende (individuele) hulpverlening in te zetten voor alle gezinsleden. Het is positief dat het gezin recent met MST-CAN is gestart. De verwachting is dat er nog verdere hulp nodig is. De jeugdbeschermer kan ondersteuning bieden bij het volhouden van deze hulp. Desgevraagd geeft de Raad aan dat ingestemd kan worden met aanhouding van de behandeling van het verzoek zodat de voortgang van de ingezette hulpverlening kan worden gevolgd.

4.Het standpunt van de ouders

De ouders brengen ter zitting het volgende naar voren. De afgelopen jaren zijn zwaar geweest voor het gezin. De moeder was ziek en de vader droeg de zorg over de kinderen. Toen de moeder beter werd, hebben de ouders problemen ervaren met hun communicatie over en visie op de opvoeding van de kinderen. De kinderen begonnen destijds ook pubergedrag te vertonen. De ouders zijn naar de huisarts geweest, maar deze wilde hen niet verder helpen. Hierop verslechterde de thuissituatie. Inmiddels is de situatie gelukkig veranderd. De moeder heeft passende medicatie en het gezin ontvangt de hulp die zij nodig hebben. Het hele gezin is gestart met een MST-CAN en er is een veiligheidsplan opgesteld. De ouders zijn blij met MST-CAN: zij leren veel en het maakt hen sterker. De ouders willen het traject graag afronden.

5.Het standpunt van de GI

De GI ziet dat er zorgen zijn over de thuissituatie. Het gezin heeft veel meegemaakt en zij zijn overbelast. Het gezin heeft behoefte aan duidelijkheid, rust en structuur. Het is daarom positief dat MST-CAN betrokken is. Dit is intensieve hulpverlening en kan het gezin bieden wat zij nodig hebben. Het is ook positief dat de kinderen over zijn naar het volgende schooljaar. De GI ziet daarom voor nu nog geen meerwaarde in een ondertoezichtstelling. Wel is het wenselijk dat het verzoek voor zes maanden wordt aangehouden om te bezien hoe de situatie op dat moment is.

6.De beoordeling

6.1.
De thuis- en opvoedsituatie van de kinderen heeft zich het afgelopen anderhalf jaar gekenmerkt door onvoorspelbaarheid en onveiligheid. In de thuissituatie hebben er structureel incidenten plaatsgevonden. De kinderen zijn meerdere malen getuige geweest van en betrokken geraakt bij (verbale en fysieke) conflicten. Hiervan zijn ook verschillende meldingen gedaan bij Veilig Thuis en de politie. De beide ouders kampen met persoonlijke problematiek en hun draagkracht- draaglast is verstoord geraakt. Dit is belastend voor de kinderen. De hulpverlening in het vrijwillig kader is om verschillende redenen niet voldoende van de grond gekomen.
6.2.
De situatie lijkt inmiddels te zijn veranderd. De ouders (h)erkennen de zorgen en het gezin is in juni dit jaar gestart met intensieve hulpverlening en begeleiding vanuit MST-CAN. Zowel de ouders als de kinderen zijn hierover tevreden. Daarbij komt dat er veiligheidsafspraken zijn gemaakt waaraan het gezin zich houdt en de moeder heeft nieuwe medicatie. De ouders ervaren op dit moment meer rust en de kinderen geven aan dat het goed met hen gaat. De ouders zijn gemotiveerd om het traject van MST-CAN voort te zetten en af te maken. Door de GI wordt bevestigd dat MST-CAN passende hulpverlening voor het gezin is. Hierdoor is er sprake van een positieve ontwikkeling.
6.3.
Naar het oordeel van de kinderrechter is op dit moment nog onvoldoende duidelijk of het vrijwillig kader voldoende toereikend zal zijn. Het traject van MST-CAN duurt immers zes tot negen maanden. Hoewel de ouders van goede wil zijn, is het nu nog onzeker in hoeverre de positieve ontwikkeling zich zal doorzetten en de (negatieve) gezinspatronen worden doorbroken. Het is nu dus nog niet zeker of de ouders in staat zijn om (met hulpverlening in het vrijwillig kader) zelfstandig de zorgen over de kinderen weg te nemen. In afwachting de voortzetting van de hulpverlening van MST-CAN zal de kinderrechter de behandeling van het verzoek van de Raad aanhouden tot de hierna te melden pro forma datum.
6.4.
In het kader van bovengenoemde overweegt de kinderrechter ten aanzien van [minderjarige 1] het volgende. [minderjarige 1] heeft ten tijde van de pro forma datum de leeftijd van 18 jaar bereikt. Dit betekent dat hij meerderjarig is en een ondertoezichtstelling op dat moment niet (meer) mogelijk is. De kinderrechter wijst het verzoek van de Raad met betrekking tot [minderjarige 1] daarom af. Het is positief dat [minderjarige 1] op dit moment betrokken is bij MST-CAN. De kinderrechter hoopt dat hij deze hulpverlening indien nodig ook na zijn meerderjarigheid voortzet.
6.5.
De Raad wordt verzocht om
uiterlijk twee wekenvóór de hierna vermelde pro forma datum een briefrapportage (met afschrift aan de GI en de ouders) te overleggen over de dan actuele stand van zaken en aan te geven of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
bepaalt dat de behandeling van het verzoek van de Raad met betrekking tot de minderjarige [minderjarige 2] wordt aangehouden tot
1 december 2025 pro forma;
7.2.
bepaalt dat de Raad, de GI en de ouders op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
7.3.
verzoekt de Raad
uiterlijk twee wekenvóór de genoemde pro forma datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen.
7.4.
wijst het verzoek met betrekking tot de minderjarige [minderjarige 1] af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2025 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 16 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.