In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 september 2025 uitspraak gedaan in de zaken ROT 24/5418 en ROT 24/6205. De eiser, een gedupeerden van de toeslagenaffaire, had een aanvraag ingediend voor compensatie van al betaalde geldschulden op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De minister van Financiën heeft deze aanvraag op 21 juni 2023 afgewezen, omdat de ingediende schulden niet goed konden worden beoordeeld en eiser niet tijdig het gevraagde bewijs had ingeleverd. Eiser heeft hiertegen te laat bezwaar gemaakt, wat door de minister niet-ontvankelijk werd verklaard. De minister heeft in dezelfde beslissing een ambtshalve beoordeling gegeven, waartegen eiser bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de ambtshalve beoordeling geen besluit is, waardoor het bezwaar van eiser tegen deze beoordeling terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank concludeert dat het beroep in de zaak ROT 24/5418 ongegrond is, terwijl het beroep in de zaak ROT 24/6205 niet-ontvankelijk is verklaard.