Op 27 augustus 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij gewoontewitwassen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 175.000,- toegewezen. Dit bedrag is vastgesteld op basis van procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte, die bijgestaan werd door zijn raadsman, mr. R.A. van der Horst. De verdachte heeft verklaard de gemaakte afspraken te begrijpen en heeft vrijwillig ingestemd met de ontnemingsprocedure. De rechtbank heeft bevestigd dat de verdachte zich bewust was van de rechtsgevolgen van zijn beslissing om mee te werken aan het afdoeningsvoorstel. De rechtbank heeft de ontnemingsvordering beoordeeld en vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel inderdaad € 175.000,- bedraagt, zoals overeengekomen in de procesafspraken. Tevens is de maximale duur van gijzeling vastgesteld op 1080 dagen, mocht volledige betaling van het ontnemingsbedrag niet mogelijk zijn. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt.