ECLI:NL:RBROT:2025:10957

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
11649804 CV EXPL 25-9546
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur in het kader van een overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde] B.V. over een vordering tot betaling van een factuur. Eiseres heeft werkzaamheden verricht voor gedaagde op basis van een overeenkomst van opdracht en vordert betaling van € 1.885,98 voor de tweede factuur, die betrekking heeft op de resterende 40% van de kosten voor de uitgevoerde werkzaamheden. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat zij al heeft betaald voor de werkzaamheden die op de eerste factuur zijn vermeld. De kantonrechter heeft de eis van eiseres toegewezen, omdat zij heeft vastgesteld dat eiseres geen dubbele kosten in rekening heeft gebracht. De kantonrechter oordeelt dat de eerste factuur een aanbetaling van 60% van de totale kosten betreft, terwijl de tweede factuur de resterende 40% dekt. Daarnaast zijn er kosten voor 'CE Markering & Product testen' en 'KM-kosten' in rekening gebracht, die ook niet dubbel zijn gefactureerd. Eiseres heeft recht op vergoeding van incassokosten en rente, die eveneens zijn toegewezen. De proceskosten komen voor rekening van gedaagde, die ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11649804 CV EXPL 25-9546
datum uitspraak: 22 augustus 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
vestigingsplaats: [plaats 1] ,
eiseres,
gemachtigde: [gemachtigde 1] ,
tegen
[gedaagde] B.V.,
vestigingsplaats: [plaats 2] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door: [gemachtigde 2] .
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 2 april 2025, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de repliek;
  • de dupliek

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[eiseres] en [gedaagde] hebben een overeenkomst van opdracht gesloten. [eiseres] heeft in het kader van deze overeenkomst werkzaamheden voor [gedaagde] verricht. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] de factuur voor deze werkzaamheden niet betaald. [eiseres] eist daarom dat [gedaagde] wordt veroordeeld om € 1.885,98 aan haar te betalen. Omdat [gedaagde] de factuur niet op tijd heeft betaald, eist [eiseres] dat [gedaagde] ook een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten en de rente aan haar moet betalen.
2.2.
[gedaagde] is het niet eens met de eis van [eiseres] . Volgens [gedaagde] heeft zij de kosten voor de verrichte werkzaamheden al aan [eiseres] betaald.
2.3.
De kantonrechter wijst de eis van [eiseres] toe. Hieronder wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] moet de factuur van € 1.885,98 aan [eiseres] betalen
2.4.
De kantonrechter leidt uit de stukken af dat [eiseres] in opdracht van [gedaagde] een zogenoemde ‘nulmeting’ heeft uitgevoerd en dat [eiseres] voor deze werkzaamheden twee facturen aan [gedaagde] heeft gestuurd. De factuur van 24 november 2022 met [factuurnummer 1] van € 5.227,20 (hierna: de eerste factuur) is op 28 november 2022 door [gedaagde] betaald. Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] ook de factuur van 29 februari 2024 met [factuurnummer 2] van € 1.885,98 (hierna: de tweede factuur) aan [eiseres] moet betalen. Volgens [gedaagde] ziet de tweede factuur namelijk op dezelfde werkzaamheden als de werkzaamheden die [eiseres] op de eerste factuur in rekening heeft gebracht en waarvoor [gedaagde] dus al heeft betaald.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] , anders dan [gedaagde] meent, geen dubbele kosten voor de werkzaamheden in rekening heeft gebracht. [eiseres] heeft namelijk ten aanzien van ‘de nulmeting’ op de eerste factuur een aantal van 0,6 en op de tweede factuur een aantal van 0,4 in rekening gebracht. Volgens artikel 6 van de algemene voorwaarden brengt [eiseres] voor aanvang van de werkzaamheden 60% van de totale kosten in rekening. De kantonrechter begrijpt hieruit dat op de eerste factuur de aanbetaling van 60% van de kosten voor de nulmeting in rekening is gebracht en op de tweede factuur de resterende 40% van de kosten voor de nulmeting. [eiseres] heeft dus slechts één keer de volledige kosten voor de nulmeting (in totaal € 3.600,00 exclusief btw) in rekening gebracht bij [gedaagde] . [eiseres] heeft daarnaast op de eerste factuur € 2.160,00 aan kosten voor ‘CE Markering & Product testen’ en op de tweede factuur € 118,66 aan ‘KM-kosten’ (kosten voor de gereden kilometers) in rekening gebracht. Ook deze twee kostenposten zijn dus eenmalig – en niet dubbel – door [eiseres] in rekening gebracht. Beide facturen zijn tot slot verhoogd met 21% btw.
2.6.
Nu [eiseres] geen dubbele kosten in rekening heeft gebracht en [gedaagde] de tweede factuur, met de resterende 40% van de kosten voor de nulmeting en de kosten voor de gereden kilometers, tot op heden niet heeft betaald, veroordeelt de kantonrechter [gedaagde] om de tweede factuur van € 1.885,98 alsnog aan [eiseres] te betalen.
[gedaagde] moet een vergoeding voor de incassokosten van € 282,90 betalen
2.7.
De incassokosten van € 282,90 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). Op grond van artikel 6 van de algemene voorwaarden worden de incassokosten vastgesteld op 15% van de hoofdsom.
[gedaagde] moet rente betalen
2.8.
De rente wordt toegewezen, omdat [eiseres] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. De rente berekend tot 2 april 2025 bedraagt € 349,71.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiseres] moet betalen op € 122,35 aan dagvaardingskosten, € 514,00 aan griffierecht, € 476,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 238,00) en € 119,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.231,35. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 2.518,59 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 1.885,98 vanaf 2 april 2025 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 1.231,35;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
62828