ECLI:NL:RBROT:2025:1093

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
10.120712.24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door onvoorzichtig rijgedrag op kruispunt in Rotterdam

Op 22 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 4 september 2023. De verdachte reed met zijn auto, een Audi A4, op een kruispunt in Rotterdam waar de verkeerslichten voor rechtdoorgaand verkeer op rood stonden. In plaats van rechtsaf te slaan, zoals het groene licht voor de rechtsafslaande rijbaan aangaf, reed hij rechtdoor en botste op een andere auto, een Audi A3, die bestuurd werd door [slachtoffer 1]. De inzittenden van de Audi A3, waaronder [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], liepen letsel op door de aanrijding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat in strijd was met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte schuld had in de zin van de Wegenverkeerswet, omdat hij niet de juiste rijrichting volgde en door rood reed, wat leidde tot het ongeval en letsel bij de slachtoffers. De rechtbank nam in haar overwegingen ook de verklaringen van de slachtoffers mee, die aangaven dat zij door het ongeval tijdelijk niet konden werken en nog steeds last ondervonden van hun blessures.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.120712.24
Datum uitspraak: 22 januari 2025
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1999,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ( [land] ),
raadsman mr. G.W. Wurpel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.D.B. Reuter heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit in die zin dat sprake is van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis;
  • een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. Hij was in de veronderstelling dat hij rechtdoor mocht rijden op de rijbaan waar hij reed en dat hij groen licht had. Het feit dat de verdachte rechtdoor reed en daardoor rood licht negeerde, moet als één moment van onoplettendheid worden gekwalificeerd en dat is onvoldoende om aanmerkelijke onvoorzichtigheid aan te nemen. Daarnaast kan aan de hand van het dossier niet worden vastgesteld dat er sprake is van letsel in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Er zijn verklaringen van de slachtoffers, maar die zijn daarvoor onvoldoende ondersteunend en kunnen niet getoetst worden.
4.2.
Bewijswaardering
Op 4 september 2023 heeft op de kruising van de Hillelaan en de Brede Hilledijk in Rotterdam een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij de verdachte met een door hem bestuurde personenauto, een Audi A4, in botsing gekomen met een andere personenauto, een Audi A3, waarin [slachtoffer 1] als bestuurder, [slachtoffer 2] als bijrijder en [slachtoffer 3] als passagier zaten. Inzittenden van de Audi A3 hebben hierdoor letsel opgelopen.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW?
Om tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit te komen, moet de verdachte schuld hebben in de zin van artikel 6 WVW. Of dat het geval is, hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Er moet minimaal sprake zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen.
Het verkeer op het kruispunt werd ten tijde van het ongeval geregeld door een in werking zijnde verkeersregelinstallatie. Op grond van het dossier blijkt dat de verdachte in eerste instantie op de rijbaan voor rechtdoorgaand verkeer stond, waarvan het verkeerslicht op rood stond. Vervolgens is de verdachte ingevoegd op de rijbaan voor naar rechts afslaand verkeer, waarvan het verkeerslicht groen uitstraalde. Op het moment dat hij het kruispunt opreed, is hij echter in plaats van rechtsaf te slaan, rechtdoor gereden terwijl het verkeerslicht voor die rijrichting nog rood uitstraalde. De verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat beide rijbanen bedoeld waren voor verkeer dat rechtdoor gaat en dat het groene licht dus ook voor hem gold. De rechtbank is echter van oordeel dat de verdachte wist of in ieder geval had moeten weten dat hij in de rijbaan voor naar rechts afslaand verkeer reed en aldus die rijrichting had moeten volgen. Op het wegdek waren pijlen naar rechts aangebracht, de vorm van het groene verkeerslicht betrof een pijl naar rechts en de drie auto’s vóór verdachte sloegen allemaal rechtsaf terwijl het verkeer in de linker rijbaan, en dus voor rechtdoorgaand verkeer, nog stilstond voor rood stoplicht. Door onder deze omstandigheden niet de juiste rijrichting te volgen, als gevolg daarvan door rood te rijden, geen voorrang te verlenen en een aanrijding te veroorzaken met de auto van de slachtoffers, die wél groen licht hadden, heeft de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden. Daarmee is sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Letsel van de slachtoffers
Slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zijn in februari 2024, en dus ruim vijf maanden na het ongeval, gehoord. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij als gevolg van het ongeval anderhalve maand tot twee maanden niet haar werk en/of school heeft kunnen doen en [slachtoffer 3] verklaarde dat hij vier weken niet heeft kunnen werken. Verder verklaren beide slachtoffers ook in februari 2024 nog last te ondervinden van de aanrijding en behandelingen te volgen bij de fysiotherapeut. De rechtbank heeft geen reden om aan die verklaringen te twijfelen. Temeer nu ook uit de bevindingen van verbalisanten ter plaatse volgt dat bij deze slachtoffers sprake was van pijn/letsel als gevolg van de aanrijding. Anders dan de raadsman, is de rechtbank dan ook van oordeel dat uit het dossier voldoende blijkt dat bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] sprake was van zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en verhindering van de normale bezigheden is ontstaan.
Ten aanzien van [slachtoffer 2] kan niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van letsel. Het dossier bevat daarover onvoldoende informatie. De verdachte zal van dit gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.3.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen in die zin dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden waardoor bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van normale bezigheden is ontstaan.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij op 4 september 2023 te Rotterdam
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, kruising Hillelaan en Brede Hilledijk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, onvoorzichtig en onoplettend
te rijden,
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse en vervolgens
- rijdend op de rijstrook bestemd voor het rechtsaf slaande verkeer niet rechtsaf is geslagen maar vervolgens op de kruising rechtdoor is gereden en
-terwijl hij de verkeerslichten op die genoemde kruising naderde, vervolgens in strijd met een voor rechtdoor geldend rood licht uitstralend verkeerslicht die kruising is opgereden en
-zijn snelheid bij het oprijden van die kruising niet zodanig heeft aangepast dat hij, verdachte, zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
-niet heeft opgemerkt dat de bestuurder van een personenauto (Audi A3), genaamd [slachtoffer 1] inmiddels doende was die voornoemde kruising over te steken en
-die [slachtoffer 1] niet heeft laten voorgaan en
-vervolgens in botsing is gekomen met die [slachtoffer 1] ,
waardoor
- [slachtoffer 1] , de bestuurster van die Audi A3, zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
- [slachtoffer 3] , een passagier van die Audi A3, zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich als bestuurder van een personenauto schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij hij zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Hij heeft immers op een druk kruispunt niet de juiste rijrichting gevolgd en is als gevolg daarvan door een rood uitstralend verkeerslicht gereden. Daardoor kwam hij in botsing met een andere personenauto waarin drie personen zaten. Met zijn rijgedrag, dat naar eigen zeggen mede voortkwam uit haast, heeft de verdachte onaanvaardbare risico’s voor de verkeersveiligheid genomen en heeft hij zijn verantwoordelijkheid als weggebruiker veronachtzaamd. De inzittenden van het andere voertuig hebben door dit ongeval letsel opgelopen, waarvan zij ook maanden later nog last hadden.
Uit uittreksels uit de justitiële documentatie uit Nederland en Polen van respectievelijk
9 december en 23 mei 2024 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Conclusies
Bij de bepaling van de straffen heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Op basis van die oriëntatiepunten wordt in de regel voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van ernstige schuld en waarbij er bij het slachtoffer tijdelijke ziekte of verhindering is ontstaan, een taakstraf voor de duur van 120 uren opgelegd en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. Gelet op het feit dat de verdachte een
first offenderis en zijn persoonlijk belang om gebruik te kunnen maken van zijn rijbewijs, zal de rechtbank in afwijking van de oriëntatiepunten de ontzegging van de rijbevoegdheid in voorwaardelijke vorm opleggen. Deze voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen
niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde
de algemene voorwaardedat hij zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken, niet naleeft.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op 4 september 2023 te Rotterdam
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, kruising Hillelaan en Brede Hilledijk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of (vervolgens)
- rijdend op de rijstrook bestemd voor het rechtsaf slaande verkeer niet rechtsaf is geslagen maar vervolgens op de kruising rechtdoor is opgereden en/of
-terwijl hij de verkeerslichten op die genoemde kruising naderde, (vervolgens) in strijd met een voor rechtdoor geldend rood licht uitstralend verkeerslicht die kruising is opgereden en/of
-zijn snelheid bij het oprijden van die kruising niet zodanig heeft aangepast dat hij, verdachte, zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of
-niet heeft opgemerkt dat de bestuurder van een personenauto (Audi A3), genaamd [slachtoffer 1] (inmiddels) doende was die voornoemde kruising over te steken en/of
-die [slachtoffer 1] niet heeft laten voorgaan en/of
-(vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met die [slachtoffer 1] ,
waardoor
- [slachtoffer 1] , de bestuurster van die Audi A3, zwaar lichamelijk letsel (te weten nek-, rug- en borst traumagerelateerde klachten) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
- [slachtoffer 2] , een passgier van die Audi A3, zwaar lichamelijk letsel (te weten nekklachten) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
- [slachtoffer 3] , een passagier van die Audi A3, zwaar lichamelijk letsel (te weten slaap-, traumagerelateerde klachten, been- en rug letsel) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 4 september 2023 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, kruising Hillelaan en Brede Hilledijk,
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of (vervolgens)
- rijdend op de rijstrook bestemd voor het rechtsaf slaande verkeer niet rechtsaf is geslagen maar vervolgens op de kruising rechtdoor is opgereden en/of
-terwijl hij de verkeerslichten op die genoemde kruising naderde, (vervolgens) in strijd met een voor rechtdoor geldend rood licht uitstralend verkeerslicht die kruising is opgereden en/of
-zijn snelheid bij het oprijden van die kruising niet zodanig heeft aangepast dat hij, verdachte, zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of
-niet heeft opgemerkt dat de bestuurder van een personenauto (Audi A3), genaamd [slachtoffer 1] (inmiddels) doende was die voornoemde kruising over te steken en/of
-die [slachtoffer 1] niet heeft laten voorgaan en/of
-(vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met die [slachtoffer 1] ,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.