ECLI:NL:RBROT:2025:1092

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
10.128962.24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door aanmerkelijk onoplettend rijgedrag

Op 22 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 november 2023 te Oud-Alblas een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met zijn bestelauto achterop een stilstaande auto van slachtoffer 1, die linksaf wilde slaan. Door deze aanrijding kwam de auto van slachtoffer 1 op de rijbaan van het tegemoetkomende verkeer terecht, waar een botsing met de auto van slachtoffer 2 volgde. Beide slachtoffers liepen letsel op, wat leidde tot tijdelijke ziekte en verhindering van hun normale bezigheden. De verdachte had voldoende gelegenheid om het stilstaande voertuig te zien, maar heeft dit niet opgemerkt, wat de rechtbank kwalificeerde als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor de primair ten laste gelegde feiten, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk schuld had in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. De rechtbank legde de verdachte een geldboete op van 1.000 euro en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.128962.24
Datum uitspraak: 22 januari 2025
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. K. Elema, advocaat te 's-Hertogenbosch.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.D.B. Reuter heeft gevorderd:
  • vrijspraak van de onder feit 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten;
  • bewezenverklaring de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete ter hoogte van 500 euro.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten. Er valt niet vast te stellen dat de verdachte ten tijde van het ongeval op zijn telefoon zat en ook is niet vast komen te staan dat hij te hard reed. De enkele omstandigheid dat de verdachte over het hoofd heeft gezien dat de auto van [slachtoffer 1] stilstond op de weg, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (hierna: WVW) te komen.
4.2.
Bewijswaardering
Op 7 november 2023 heeft op de kruising van de Zijdeweg te Oud-Alblas, ook wel de N481, met de Heiweg een ongeval plaatsgevonden. Slachtoffer [slachtoffer 1] wilde linksaf slaan de Heiweg in en stond om die reden stil op de N481. De verdachte reed vanaf zijn werk naar huis in zijn bestelauto en is achterop de auto van [slachtoffer 1] gereden. De auto van [slachtoffer 1] is vervolgens op de rijbaan van het tegemoetkomende verkeer terechtgekomen, waar op dat moment de auto van slachtoffer [slachtoffer 2] reed. De auto’s van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] botsten tegen elkaar aan. De auto van [slachtoffer 2] is daardoor in de sloot beland. Beide slachtoffers hebben als gevolg van deze aanrijdingen letsel opgelopen. De verdachte heeft verklaard dat hij niet weet hoe het heeft kunnen gebeuren dat hij de auto van [slachtoffer 1] niet heeft gezien.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Om tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit te komen, moet de verdachte schuld hebben in de zin van artikel 6 WVW. Of dat het geval is, hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Dat brengt mee dat in het algemeen niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld. Eén moment van onoplettendheid, bijvoorbeeld dat een bestuurder een andere weggebruiker over het hoofd ziet, is onvoldoende voor het aannemen van schuld. Maar ook in zo’n geval kunnen de omstandigheden zodanige aandacht vereisen dat ook een kort moment van onoplettendheid als zeer onvoorzichtig kan worden aangemerkt.
Uit het technisch onderzoek naar de telefoon van de verdachte, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gebleken dat de verdachte zijn telefoon heeft gebruikt ten tijde van het ongeluk en dat zijn aandacht daardoor werd afgeleid. Met de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op het telefoongebruik. Dit wordt niet meegewogen als een gedraging die kan bijdragen aan de schuld van de verdachte.
De gedragingen die wel aan de verdachte toegerekend kunnen worden zijn het onvoldoende aandacht op de weg voor hem houden en het niet tijdig opmerken van het stilstaande voertuig van [slachtoffer 1] . De rechtbank is van oordeel dat dit rijgedrag van de verdachte moet worden beoordeeld als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat hij het voertuig van de verdachte op een afstand van ruim 200 meter zag rijden op het moment dat hij wilde gaan afslaan en in zijn achteruitkijkspiegel keek. Hieruit maakt de rechtbank op dat de verdachte vrij zicht had op de auto van [slachtoffer 1] . Uit het dossier is niet gebleken dat de verdachte harder dan toegestaan heeft gereden. Uitgaande van de maximumsnelheid van 80 kilometer per uur en de omstandigheid dat [slachtoffer 1] de verdachte vanaf ruim 200 meter zag aan komen rijden, concludeert de rechtbank dat de verdachte gedurende geruime tijd gelegenheid heeft gehad om het stilstaande voertuig van [slachtoffer 1] waar te nemen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee geen sprake van één enkel moment van onoplettendheid. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben verklaard dat het (linker)knipperlicht van de auto van [slachtoffer 1] aanstond. Voor de verdachte was dus zichtbaar dat [slachtoffer 1] wilde afslaan.
Letsel van de slachtoffers
Uit de verklaringen van de slachtoffers, ruim twee maanden na het ongeluk, en de FARR-verklaringen blijkt dat zij zodanig letsel hebben opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte en verhindering van de normale bezigheden is ontstaan. Beide slachtoffers hebben als gevolg van de aanrijdingen een aantal weken niet kunnen werken, hadden ook in januari 2024 nog last van klachten en stonden toen nog onder behandeling voor deze klachten.
4.3.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen in die zin dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden waardoor bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van normale bezigheden is ontstaan.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de
primairten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 7 november 2023 te Oud-Alblas, gemeente Molenlanden, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto),
daarmede rijdende over de weg, het kruispunt van de N481 (ter plaatse Zijdeweg genoemd) met de Heiweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden welk onoplettend
enonvoorzichtig rijgedrag hierin heeft bestaan dat verdachte toen daar, terwijl op de rijstrook waarop hij, verdachte, reed, voor hem een voertuig stil stond (met het voornemen om af te slaan),
- zijn aandacht niet of onvoldoende op de weg voor hem heeft gehouden en
- aldus voornoemd stilstaand voertuig voor hem niet of niet tijdig heeft opgemerkt en
- vervolgens tegen dat voor hem stilstaand voertuig is gebotst ,
door welke aanrijding vervolgens een andere botsing volgde tussen het door verdachte aangereden voertuig en een tegemoetkomend voertuig,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2
hij op 7 november 2023 te Oud-Alblas, gemeente Molenlanden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto),
daarmede rijdende over de weg, het kruispunt van de N481 (ter plaatse Zijdeweg genoemd) met de Heiweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden ,
welk onoplettend
enonvoorzichtig rijgedrag hierin heeft bestaan dat verdachte toen daar, terwijl op de rijstrook waarop hij, verdachte, reed, voor hem een voertuig stil stond (met het voornemen om af te slaan),
- zijn aandacht niet of onvoldoende op de weg voor hem heeft gehouden en
- aldus voornoemd stilstaand voertuig voor hem niet of niet tijdig heeft opgemerkt en
- vervolgens tegen dat voor hem stilstaand voertuig is gebotst,
door welke aanrijding vervolgens een andere botsing volgde tussen het door verdachte aangereden voertuig en een tegemoetkomend voertuig,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van
1.
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
2.
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt door aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig te rijden. Hij heeft een voor hem op de weg stilstaande auto die wilde afslaan niet opgemerkt en is tegen de achterkant van die auto aangereden. Als gevolg daarvan is de aangereden auto op de andere weghelft beland, waardoor nog een tweede aanrijding is ontstaan en een van de auto’s in de sloot naast de weg terecht is gekomen. Hierdoor hebben twee slachtoffers letsel opgelopen waarvan zij meerdere weken hebben moeten herstellen. Ter zitting is gebleken dat slachtoffer [slachtoffer 1] nog altijd klachten heeft en dagelijks wordt geconfronteerd met de gevolgen van het ongeval.
De verdachte heeft op de zitting meermaals zijn excuses aangeboden. Verder is gebleken dat de verdachte zijn leven op orde heeft. Hij woont bij zijn ouders en heeft een baan. Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 december 2024, is de verdachte eerder veroordeeld voor verkeersfeiten, maar deze waren van een andere orde.
Conclusies
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Op basis van die oriëntatiepunten wordt in de regel voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en waarbij er bij het slachtoffer tijdelijke ziekte of verhindering is ontstaan, een geldboete ter hoogte van 1.000 euro en een onvoorwaardelijke ontzegging voor de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden opgelegd. De rechtbank acht dit passende straffen, maar zal de ontzegging van de rijbevoegdheid in voorwaardelijke vorm opleggen gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij zijn rijbewijs nodig heeft om zijn werk te kunnen blijven uitoefenen. Deze voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare (verkeers)feiten te plegen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikel 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
bewezen, dat de verdachte de
onder 1 en 2 primairten laste gelegde feiten , zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 1.000,00 (zegge: duizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechtbank later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd van 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de
algemene voorwaarde, dat hij zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken, niet naleeft.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 7 november 2023 te Oud-Alblas, gemeente Molenlanden, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto),
daarmede rijdende over de weg, het kruispunt van de N481 (ter plaatse Zijdeweg genoemd) met de Heiweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de ten dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op die weg,
welk onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam en/of onzorgvuldig rijgedrag hierin heeft bestaan dat verdachte toen daar,
terwijl op de rijstrook waarop hij, verdachte, reed, voor hem een voertuig stil stond (met het voornemen om af te slaan),
- zijn aandacht niet of onvoldoende op de weg voor hem heeft gehouden en/of
- bezig is geweest met de bediening van zijn mobiele telefoon en/of (aldus) afgeleid is geweest en/of
- ( aldus) voornoemd stilstaand voertuig voor hem niet of niet tijdig heeft opgemerkt en/of
- ( vervolgens) tegen dat voor hem stilstaand voertuig is gebotst / aangereden,
door welke aanrijding vervolgens een (andere) aanrijding/botsing volgde tussen het door verdachte aangereden voertuig en een tegemoetkomend voertuig,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 november 2023 te Oud-Alblas, gemeente Molenlanden, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, het kruispunt van de N481 (ter plaatse Zijdeweg genoemd) met de Heiweg,
terwijl op de rijstrook waarop hij, verdachte, reed, voor hem een voertuig stil stond (met het voornemen om af te slaan),
- zijn aandacht niet of onvoldoende op de weg voor hem heeft gehouden en/of
- bezig is geweest met de bediening van zijn mobiele telefoon en/of (aldus) afgeleid is geweest en/of
- ( aldus) voornoemd stilstaand voertuig voor hem niet of niet tijdig heeft opgemerkt en/of
- ( vervolgens) tegen dat voor hem stilstaand voertuig is gebotst / aangereden,
door welke aanrijding vervolgens een (andere) aanrijding/botsing volgde tussen het door verdachte aangereden voertuig en een tegemoetkomend voertuig en/of waarbij/waardoor [slachtoffer 1] gewond raakte,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
hij op of omstreeks 7 november 2023 te Oud-Alblas, gemeente Molenlanden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto),
daarmede rijdende over de weg, het kruispunt van de N481 (ter plaatse Zijdeweg genoemd) met de Heiweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de ten dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op die weg,
welk onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam en/of onzorgvuldig rijgedrag hierin heeft bestaan dat verdachte toen daar, terwijl op de rijstrook waarop hij, verdachte, reed, voor hem een voertuig stil stond (met het voornemen om af te slaan),
- zijn aandacht niet of onvoldoende op de weg voor hem heeft gehouden en/of
- bezig is geweest met de bediening van zijn mobiele telefoon en/of (aldus) afgeleid is geweest en/of
- ( aldus) voornoemd stilstaand voertuig voor hem niet of niet tijdig heeft opgemerkt en/of
- ( vervolgens) tegen dat voor hem stilstaand voertuig is gebotst / aangereden,
door welke aanrijding vervolgens een (andere) aanrijding/botsing volgde tussen het door verdachte aangereden voertuig en een tegemoetkomend voertuig,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 november 2023 te Oud-Alblas, gemeente Molenlanden, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, het kruispunt van de N481 (ter plaatse Zijdeweg genoemd) met de Heiweg,
terwijl op de rijstrook waarop hij, verdachte, reed, voor hem een voertuig stil stond (met het voornemen om af te slaan),
- zijn aandacht niet of onvoldoende op de weg voor hem heeft gehouden en/of
- bezig is geweest met de bediening van zijn mobiele telefoon en/of (aldus) afgeleid is geweest en/of
- ( aldus) voornoemd stilstaand voertuig voor hem niet of niet tijdig heeft opgemerkt en/of
- ( vervolgens) tegen dat voor hem stilstaand voertuig is gebotst / aangereden,
door welke aanrijding vervolgens een (andere) aanrijding/botsing volgde tussen het door verdachte aangereden voertuig en een tegemoetkomend voertuig en/of waarbij/waardoor [slachtoffer 2] gewond raakte,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.