ECLI:NL:RBROT:2025:1090

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
10-053447-21 en 10-132606-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor drugshandel en verkeersdelicten na achtervolging door politie

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 22 januari 2025 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, geboren in 1996, die werd beschuldigd van het aanwezig hebben van drugs en het schenden van verkeersregels. De verdachte werd aangetroffen in een woning waar in verschillende ruimtes drugs, een wapen en een geldbedrag aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de 369,2 gram heroïne, waarvan het DNA op de knopen van de zakjes was aangetroffen. Voor de overige goederen kon niet worden vastgesteld dat de verdachte hiervan op de hoogte was, wat leidde tot vrijspraak voor die onderdelen van de tenlastelegging.

Daarnaast was de verdachte betrokken bij een achtervolging door de politie, waarbij zij meerdere verkeersregels in ernstige mate had geschonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de verkeersregels had overtreden door te negeren dat zij was staande gehouden, en door met hoge snelheid en gevaarlijk rijgedrag te rijden, wat resulteerde in een aanrijding. De verdachte kreeg een taakstraf van 180 uren opgelegd, met aftrek van voorarrest, en werd vrijgesproken van het witwassen van een geldbedrag van € 1.333,95. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10-053447-21 en 10-132606-22
Datum uitspraak: 22 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. H. Raza, ook namens mr. Altindag, advocaten te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. X.C. van Balen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder parketnummer 10-053447-21 ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3, met uitzondering van het bedrag van € 1.333,95 onder feit 1;
  • bewezenverklaring van de onder parketnummer 10-132606-22 ten laste gelegde feiten 1 primair en 2;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest en een gevangenisstraf voor de duur van één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
  • een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Parketnummer 10-053447-21
Vrijspraak zonder nadere motivering - witwassen € 1.333,95
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 ten laste gelegde witwassen van € 1.333,95 niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Standpunt officier van justitie
Het onder 1, 2, 3 overigens ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen. Uit de verklaringen van [persoon A] en [persoon B] volgt dat de verdachte een sleutel had van de woning en dat zij voorgaand aan de inval al twee weken in de woning verbleef. Daarnaast is op drie knopen van zakken waarin heroïne zat het DNA van de verdachte en van [medeverdachte] aangetroffen en heeft de verdachte geen aannemelijke verklaring hiervoor gegeven. In onderling verband en samenhangend bezien, kan het niet anders dan dat de verdachte wetenschap had van de drugs, het wapen en het geld in de woning. Ten aanzien van de aangetroffen geldbedrag van € 14.090,00 is sprake van een vermoeden van witwassen. Nu de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van dit bedrag kan witwassen bewezen worden verklaard. Voornoemde feiten zijn samen en in vereniging gepleegd.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. De verdachte wist niet van de drugs, het wapen en het geld in de woning. Ten aanzien van het DNA op de drie zakjes met heroïne is sprake van een mengprofiel en er is geen onderzoek gedaan op activiteitenniveau. Daardoor is niet bekend hoe en wanneer het materiaal van de verdachte op de zakjes terecht is gekomen en het is niet ondenkbaar dat dit door overdracht door haar echtgenoot is gebeurd.
Beoordeling
De verdachte is op 21 februari 2021 samen met haar toenmalig echtgenoot [medeverdachte] aangehouden in een woning. In deze woning zijn in verschillende ruimtes drugs, een wapen en een geldbedrag van € 14.090,00 gevonden.
Ten aanzien van de in de woning aangetroffen goederen (met uitzondering van de zakjes heroïne, waarover hierna) kan niet worden vastgesteld dat de verdachte wist dat deze in de woning aanwezig waren. Dat de verdachte is aangehouden in de woning waar deze goederen zijn aangetroffen is daarvoor onvoldoende. Het is onduidelijk hoelang zij al gebruik maakte van de woning voorafgaand aan de aanhouding en niet kan worden uitgesloten dat dit slechts enkele uren is geweest. De verklaringen van [persoon A] en [persoon B] zijn op dit punt onvoldoende consistent. Daar komt bij dat naast de verdachte ook anderen, waaronder haar toenmalige echtgenoot die samen met haar in de woning was op het moment van aanhouding, toegang hadden tot de woning en dat DNA van andere personen op (onder meer) het wapen is aangetroffen. Het dossier bevat daarnaast aanwijzingen dat deze andere personen in verband kunnen worden gebracht met drugshandel.
Dit ligt anders ten aanzien van de drie zakjes heroïne die in de woning zijn gevonden. Op de knopen van deze zakjes is het DNA van de verdachte aangetroffen. Dat dit door overdracht is gebeurd, acht de rechtbank niet aannemelijk. Het DNA van de verdachte is op alle drie de zakjes en steeds precies op de knopen van die zakjes gevonden. Bij het ontbreken van een andere aannemelijke verklaring voor het aantreffen van dit DNA op deze specifieke plekken, is de rechtbank van oordeel dat het DNA door de verdachte zelf op de knopen terecht is gekomen. De verdachte bevond zich samen met [medeverdachte] in de woning en ook diens DNA is op de drie zakjes heroïne aangetroffen. Gelet op deze samenhang, kan de rechtbank op basis van het DNA tot geen andere conclusie komen dan dat de verdachte doelgerichte handelingen ten aanzien van de verpakte drugs heeft verricht die erop wijzen dat zij zowel beschikkingsmacht had over, als wetenschap van deze drugs in de woning. Dit deel van de tenlastelegging acht de rechtbank dan ook bewezen. Daarbij is sprake van medeplegen.
Onder de gegeven omstandigheden is deze vaststelling onvoldoende om met de vereiste mate van zekerheid bewezen te verklaren dat de verdachte ook de overige aangetroffen goederen opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte samen met een ander 369,2 gram heroïne aanwezig heeft gehad. Voor het overige wordt de verdachte vrijgesproken.
4.2.
Parketnummer 10-132606-22
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte was die de tenlastegelegde gedragingen heeft begaan. Uit het dossier volgt immers dat [medeverdachte] op meerdere momenten tijdens de autorit aan het stuur heeft getrokken en zich bemoeide met de rijrichting van de auto. Dit blijkt ook uit het feit dat de auto alle kanten op ging.
Beoordeling
Anders dan de verdediging heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat de verdachte de tenlastegelegde gedragingen heeft verricht. De verdachte zat gedurende de gehele autorit, vanaf het moment van staande houden tot de botsing met de Volkswagen Polo, op de bestuurdersstoel en bediende het gas- en rempedaal. De verdachte heeft ook verklaard dat zij is weggereden van de politie na de staande houding, is doorgereden, van rijbaan is gewisseld voorafgaand aan de botsing en dat zij het gaspedaal losliet na de botsing. Dat de bijrijder, [medeverdachte] , tijdens de autorit op een of meer momenten aan het stuur heeft getrokken en aanwijzingen heeft gegeven aan de verdachte, leidt niet tot een ander oordeel. Het was de verdachte die achter het stuur zat en het gaspedaal en de rem bediende, zij had als bestuurder een eigen verantwoordelijkheid.
De rechtbank stelt gelet op de bewijsmiddelen voorts vast dat de verdachte meerdere verkeersregels heeft geschonden en wel in zeer ernstige mate. De verdachte heeft tijdens een achtervolging door de politie minutenlang en over een geruime afstand signalen van de politie genegeerd, meerdere rode verkeerslichten genegeerd, veel harder gereden dan toegestaan en is (op zeer hoge snelheid) zigzaggend van rijbaan wisselend tussen auto’s doorgereden op een drukke weg, waarbij rakelings langs auto’s werd gereden en andere voertuigen werden afgesneden en moesten uitwijken. Op grond van het samenstel van de gedragingen en de uiterlijke verschijningsvorm is de rechtbank van oordeel dat de verdachte opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden. Door de gedragingen van de verdachte was ook ernstig gevaar te duchten voor het leven of ernstig lichamelijk letsel van medeweggebruikers. Hiermee is het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de verdachte door van de vluchtstrook met hoge snelheid over de rijstroken naar de meest linker rijstrook te rijden gevaar heeft veroorzaakt op de weg, waardoor een botsing is ontstaan met een andere auto. Dit levert bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op.
Conclusie
De onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten worden bewezenverklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10-053447-21 onder 3 en het in de zaak met parketnummer 10-132606-22 onder 1 primair en 2 heeft begaan op die wijze dat:
parketnummer 10-053447-21
3
zij op 23 februari 2021 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
369,2gram van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I;
parketnummer 10-132606-22
1
zij op 5 januari 2022 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmee rijdende op voor het openbaar verkeer openstaande
wegen, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige
mate werden geschonden,
welke gedragingen hierin hebben bestaan dat zij, verdachte, toen daar,
-op de President Rooseveltweg, na een stopteken van de politie, van de
controleplaats is weggereden en
-optische en geluidsignalen heeft genegeerd en haar weg heeft vervolgd door
meermalen links en rechts andere voertuigen in te halen en rode
verkeerslichten te negeren en
-vervolgens op de Rijksweg A20 met zeer hoge snelheden (gelegen tussen 100 en
180 km/u) heeft gereden en
-meermalen op de vluchtstrook rakelings langs andere voertuigen
heeft gereden en
-andere voertuigen met abrupte stuurbewegingen links en rechts heeft ingehaald
door zigzaggend en/of dwars over alle rijstroken
en/of de vluchtstrook te rijden, waarbij de bestuurders van die voertuigen werden
gesneden en/of moesten remmen en/of uitwijken om een aanrijding te voorkomen,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
2
zij op 5 januari 2022 te Rotterdam als bestuurder
van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar
verkeer openstaande weg, de Rijksweg A20, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar
op die weg werd veroorzaakt;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat zij, verdachte, toen daar,
op de vluchtstrook met een hoge snelheid heeft gereden en vanaf die
vluchtstrook tussen het overige verkeer door naar de meest linker rijstrook (rijstrook
1) heeft gestuurd en op die meest linker rijstrook (met een snelheid van ongeveer
160 km/u) in botsing is gekomen met een aldaar rijdende
personenauto (bestuurd door [slachtoffer] ), waardoor beide voertuigen tegen
een betonnen vangrail (links van de weg) botsten en vervolgens naar de
vluchtstrook (rechts van de weg) bewogen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10-053447-21
Feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Parketnummer 10-132606-22
de eendaadse samenloop van

1.overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994

en

2.overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte ten aanzien van de in de zaak met parketnummer 10-132606-22 ten laste gelegde feiten moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat sprake was van een situatie van psychische overmacht. De verdachte werd door haar toenmalige echtgenoot en bijrijder, [medeverdachte] , onder druk gezet om de stopsignalen van de politie te negeren en door te rijden.
6.2.
Beoordeling
Dat [medeverdachte] tegen de verdachte schreeuwde dat ze moest doorrijden en aan het stuur getrokken zou hebben, maakt niet dat sprake is van een van buiten komende drang, waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en hoefde te bieden. Een verdere onderbouwing van het beroep op overmacht ontbreekt. Daarom wordt het verweer verworpen.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat bij de strafmaat rekening dient te worden gehouden met de bijzondere omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, te weten de relatie tussen de verdachte en [medeverdachte] waarin [medeverdachte] overwicht had over de verdachte. Daar komt bij dat de verdachte door de inzittende van de Volkswagen Polo aansprakelijk is gesteld voor de schade, een cursus bij het CBR heeft moeten volgen waarvoor zij kosten heeft gemaakt en zij te maken heeft gehad met bedreigingen, in die zin dat haar auto in brand is gestoken. Het verzoek is daarom te volstaan met een voorwaardelijke straf dan wel geen straf of maatregel op te leggen.
7.2.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.3.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer gevaarlijk rijgedrag en heeft daarmee de veiligheid van medeweggebruikers op onverantwoorde wijze in gevaar gebracht. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt door de botsing op de Volkswagen Polo met veel hogere snelheid dan toegestaan. Het mag een wonder heten dat er geen ongelukken zijn gebeurd met ernstigere gevolgen. De verdachte heeft bovendien geen enkel respect getoond voor het gezag van de politie door weg te rijden van de controleplaats en alle stopsignalen minutenlang te negeren. Daarnaast heeft de verdachte in februari 2021 ongeveer 369 gram heroïne in een woning aanwezig gehad. Harddrugs zijn voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stoffen. Het gebruik van deze middelen is daarnaast ook bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de met de verdere verspreiding van harddrugs gepaard gaande criminaliteit. Dit zijn ernstige feiten en de rechtbank rekent de verdachte deze feiten aan.
7.4.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het strafblad van 9 december 2024 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal daar echter van afzien, omdat het feiten betreft van respectievelijk vier en drie jaren geleden. Ook houdt de rechtbank in enigszins strafmatigende zin rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 180 uren passend en geboden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag zodat een taakstraf van 172 uren resteert. Nu de verdachte sinds januari 2022 niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen ziet de rechtbank geen aanleiding daarnaast nog een voorwaardelijke straf op te leggen.
Gelet op voornoemde straf en omdat sprake is van eendaadse samenloop zal voor de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet geen straf of maatregel worden opgelegd.
Redelijke termijn
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 23 februari 2021 dan wel op 5 januari 2022, te weten de data van de eerste verhoren van de verdachte. Tot aan dit vonnis is een periode van bijna vier jaren en van ruim drie jaren verstreken.
De rechtbank stelt de redelijke termijn in deze zaken vast op twee jaren. Dit betekent dat sprake is van een overschrijding van ruim één jaar en van bijna twee jaren. Zoals hiervoor is overwogen gaat de rechtbank, mede gelet op de tijd die is verstreken sinds het begaan van de feiten en dit vonnis, niet over tot het opleggen van een (voorwaardelijke) gevangenisstraf en evenmin tot het opleggen van een ontzegging van de rijbevoegdheid. Gelet hierop zal worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 47 HGEU en artikel 6, eerste lid, EVRM.

8.In beslag genomen voorwerpen

Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 1.333,95 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het witwassen van dit bedrag.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 55, 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 5, 5a, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
niet bewezen, dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 10-053447-21 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart
bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-053447-21 onder 3 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart
bewezen, dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 10-132606-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 10-132606-22 onder 2 bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
172 (honderdtweeënzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
86 (zesentachtig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
gelast de teruggaveaan verdachte van: 1.333,95 EUR.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Dagvaarding met parketnummer 10-053447-21
1
zij op of omstreeks 23 februari 2021 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans alleen,
een of meer voorwerp(en), te weten
- een geldbedrag van (in totaal) 14.090 EUR, en/of
- een geldbedrag van (in totaal) 1.333.95 EUR,
in elk geval enig (aanzienlijk) geldbedrag,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of
hiervan gebruik gemaakt,
terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s), wist(en), althans redelijkerwijs
had(den) kunnen vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
2
zij op of omstreeks 23 februari 2021 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een vuurwapen als bedoeld in de zin van artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de
Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van
die wet,
- van het merk/type Zoraki 906, kaliber .32 mm, en/of
- daarbij voor dat wapen geschikte munitie,
voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
3
zij op of omstreeks 23 februari 2021 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
In elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 433,l gram cocaïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 4970,2 gram heroïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/ of heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht)
Dagvaarding met parketnummer 10-132606-22
1
zij op of omstreeks 5 januari 2022 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmee rijdende op voor het openbaar verkeer openstaande
wegen, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige
mate werden geschonden,
welk(e) gedragingen hierin heeft/hebben bestaan dat zij, verdachte, toen daar,
-op de President Rooseveltweg, na een stopteken van de politie, van de
controleplaats is weggereden en/of
-optische en/ of geluidsignalen heeft genegeerd en/ of haar weg heeft vervolgd door
meermalen, althans éénmaal, links en rechts andere voertuigen in te halen en rode
verkeerslichten te negeren en/of
-(vervolgens) op de Rijksweg A20 met zeer hoge snelheden (gelegen tussen 100 en
180 km/u) heeft gereden, in ieder geval met een veel hogere snelheid dan het
overige verkeer heeft gereden en/of
-meermalen, althans éénmaal, op de vluchtstrook rakelings langs andere voertuigen
heeft gereden en/of
-andere voertuigen met abrupte stuurbewegingen links en rechts heeft ingehaald
door meermalen, althans éénmaal, zigzaggend en/of dwars over alle rijstroken
en/of de vluchtstrook te rijden, waarbij de bestuurders van die voertuigen werden
gesneden en/of moesten remmen en/of uitwijken om een aanrijding te voorkomen,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
(art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 5 januari 2022 te Rotterdam als bestuurder
van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op voor het openbaar
verkeer openstaande wegen, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg
werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg
werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat zij, verdachte, toen daar,
-op de President Rooseveltweg, na een stopteken van de politie, van de
controleplaats is weggereden en/of
-optische en/of geluidsignalen heeft genegeerd en/of haar weg heeft vervolgd door
meermalen, althans éénmaal, links en rechts andere voertuigen in te halen en rode
verkeerslichten te negeren en /of
-(vervolgens) op de Rijksweg A20 met zeer hoge snelheden (gelegen tussen 100 en
180 km/u) heeft gereden, in ieder geval met een veel hogere snelheid dan het
overige verkeer heeft gereden en/ of
-meermalen, althans éénmaal, op de vluchtstrook rakelings langs andere voertuigen
heeft gereden en/of
-andere voertuigen met abrupte stuurbewegingen links en rechts heeft ingehaald
door meermalen, althans éénmaal, zigzaggend en/of dwars over alle rijstroken
en/of de vluchtstrook te rijden, waarbij de bestuurders van die voertuigen werden
gesneden en/ of moesten remmen en/ of uitwijken om een aanrijding te voorkomen;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
2
zij op of omstreeks 5 januari 2022 te Rotterdam als bestuurder
van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar
verkeer openstaande weg, de Rijksweg A20, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar
op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/ of het verkeer op
die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat zij, verdachte, toen daar,
op de vluchtstrook met een hoge snelheid heeft gereden en/ of vanaf die
vluchtstrook tussen het overige verkeer door naar de meest linker rijstrook (rijstrook
1) heeft gestuurd en/of op die meest linker rijstrook (met een snelheid van ongeveer
160 km/u) in botsing of aanrijding is gekomen met een aldaar rijdende
personenauto (bestuurd door [slachtoffer] ), waardoor beide voertuigen tegen
een betonnen vangrail (links van de weg) botsten en vervolgens naar de
vluchtstrook (rechts van de weg) bewogen/schoven.
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)