ECLI:NL:RBROT:2025:10865

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
FT EA 20-640
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling na herstel van tekortkomingen in afdrachtverplichting

Op 11 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De rechtbank weigerde het verzoek van de (waarnemend) bewindvoerder om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen. De schuldenaar had eerder een tekortkoming in de nakoming van de afdrachtverplichting, maar deze was grotendeels hersteld. De rechtbank stelde vast dat de schuldenaar op 29 augustus 2025 een bedrag van € 15.000,- aan de boedel had afgedragen, wat de waarde van het verkochte appartement en de inboedel betrof. De rechter-commissaris had eerder besloten dat de schuldenaar de overwaarde van een ander appartement, waarvan hij 50% van het eigendom bezat, aan de boedel moest vergoeden. De termijn hiervoor was verlengd tot 17 februari 2026, en de rechtbank oordeelde dat de schuldenaar nog niet in gebreke was, aangezien de termijn nog niet was verstreken. De rechtbank bood de schuldenaar een laatste kans om de schuldsaneringsregeling succesvol af te ronden, met de waarschuwing dat alle verplichtingen strikt nagekomen moeten worden om een (tussentijdse) beëindiging zonder schone lei te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
weigering tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 11 september 2025
Bij vonnis van deze rechtbank van 17 februari 2021 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar],
[adres]
[postcode] [woonplaats] ,
schuldenaar,
bewindvoerder: R.I. de Jong.

1.De procedure

De (waarnemend) bewindvoerder heeft de rechter-commissaris op 28 mei 2025 verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 5 juni 2025 met dit verzoek ingestemd.
Op 7 juni 2025 heeft de (waarnemend) bewindvoerder een laatste stand van zaken ingediend.
Ter zitting van 28 augustus 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • de heer [schuldenaar] , schuldenaar;
  • mevrouw A.V. Nigita, (waarnemend) bewindvoerder.
Ter zitting is afgesproken dat de (waarnemend) bewindvoerder de rechtbank, uiterlijk één week na de zitting zou bericht omtrent de stand van zaken. Op 4 september 2025 heeft de (waarnemend) bewindvoerder een stand van zaken ingediend.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De situatie

Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op 8 november 2023 is besproken dat schuldenaar eigenaar is van twee appartementen in Letland. Een appartement heeft schuldenaar geërfd van zijn tante, schuldenaar heeft van dit appartement het volledige eigendom. Het andere appartement bezit schuldenaar samen met zijn ex-vrouw, schuldenaar heef van dit appartement 50% van het eigendom. De dochter en ex-vrouw van schuldenaar wonen in dit appartement. De rechter-commissaris heeft besloten dat het appartement dat schuldenaar van zijn tante heeft geërfd moet worden verkocht en de opbrengst hiervan in de boedel dient te vloeien. Ten aanzien van het andere appartement is afgesproken dat schuldenaar dat appartement niet hoeft te verkopen, nu zijn dochter en ex-partner daarin wonen. De rechter-commissaris heeft besloten dat schuldenaar de hem toekomende
(over-)waarde van het appartement dient te vergoeden aan de boedel. Bij beschikking van 28 november 2023 heeft de rechter-commissaris daarom, ter compensatie, de termijn van de schuldsaneringsregeling verlengd met een periode van 24 maanden om schuldenaar in de gelegenheid te stellen de waarde aan de boedel te vergoeden.
Uit de koopovereenkomst van 25 oktober 2024 blijkt dat schuldenaar het appartement dat hij heeft geërfd van zijn tante, heeft verkocht voor een bedrag van € 12.000,-. Ook heeft schuldenaar in diezelfde koopovereenkomst de inboedel verkocht voor een bedrag van € 3.000,-. De totale opbrengst van dit appartement (€ 15.000,-) dient in de boedel te vloeien.
Ten aanzien van het appartement waarvan schuldenaar 50% van het eigendom bezit, dient schuldenaar een bedrag van € 5.500,- (de hem toekomende overwaarde van het appartement) aan de boedel te vergoeden.

3.De standpunten

Standpunt bewindvoerder
( i) Stand van zaken voor mondelinge behandeling
Schuldenaar heeft de bewindvoerder niet uit eigen beweging geïnformeerd over de verkoop van het appartement. Op 3 februari 2025 heeft de bewindvoerder bericht ontvangen van schuldenaar dat hij het appartement zou hebben verkocht. Gebleken is dat het appartement is verkocht voor een bedrag van € 12.000,- en dat de inboedel is verkocht voor een bedrag van € 3.000,-. De bewindvoerder heeft schuldenaar er (meermaals) op gewezen dat de totale opbrengst (€ 15.000,-) aan de boedel dient te worden afgedragen. Dit is tot op heden niet gebeurd.
( ii) Stand van zaken na mondelinge behandeling
Schuldenaar heeft op 29 augustus 2025 een bedrag van € 15.000,- aan de boedel afgedragen, waarmee de opbrengst van het verkochte appartement en de waarde van de inboedel in de boedel is gevloeid. Voor het inlopen van de nog openstaande boedelachterstand – ten aanzien van het afdragen van de hem toekomende overwaarde van het appartement waarvan schuldenaar 50% van het eigendom bezit – heeft schuldenaar tot 17 februari 2026 de tijd. De boedelachterstand bedraagt op dit moment € 2.769,02. De bewindvoerder verzoekt de rechtbank het verzoek tot tussentijdse beëindiging af te wijzen.
Standpunt schuldenaar
Schuldenaar heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat hij op korte termijn een bedrag van € 15.000,- naar de boedel kan overmaken. Ten aanzien van de boedelachterstand die is ontstaan door het appartement waarvan schuldenaar 50% van het eigendom bezit en waarvan hij de overwaarde aan de boedel wenst te vergoeden, heeft schuldenaar zich op het standpunt gesteld dat hem hiervoor tot 17 februari 2026 de tijd is verleend door de rechter-commissaris.

4.De beoordeling

De rechtbank stelt vast dat de tekortkoming in de nakoming van de afdrachtverplichting (grotendeels) is hersteld. De bewindvoerder heeft de rechtbank op 4 september 2025 laten weten dat schuldenaar € 15.000,- naar de boedelrekening heeft overgemaakt. De waarde van het verkochte appartement, die schuldenaar van zijn tante heeft geërfd, en de waarde van de inboedel van dat appartement is hiermee aan de boedel afgedragen. Op grond hiervan is de rechtbank met de bewindvoerder van oordeel dat thans geen aanleiding meer bestaat om de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.
De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 28 november 2023 schuldenaar een termijn gegund van 24 maanden om schuldenaar de gelegenheid te bieden de hem toekomende overwaarde van het appartement, waarvan schuldenaar 50% van het eigendom bezit, aan de boedel te vergoeden. Deze termijn loopt tot 17 februari 2026 en is derhalve nog niet verstreken. De bedoelachterstand die hieruit is ontstaan bedraag op dit moment nog een bedrag van € 2.769,02. De rechtbank is van oordeel dat deze tekortkoming, door het niet verstrijken van de door de rechter-commissaris gegunde termijn, op dit moment niet kan leiden tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Immers, schuldenaar heeft deze boedelachterstand deels al ingelopen van € 5.500,- naar € 2.769,02.
De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.
Door de rechtbank wordt aan schuldenaar thans een laatste kans geboden om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen. Alle uit de regeling voortvloeiende verplichtingen moeten in het vervolg door schuldenaar stipt worden nagekomen, om een (tussentijdse) beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei te voorkomen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- weigert de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 september 2025. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.