Op 11 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De rechtbank weigerde het verzoek van de (waarnemend) bewindvoerder om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen. De schuldenaar had eerder een tekortkoming in de nakoming van de afdrachtverplichting, maar deze was grotendeels hersteld. De rechtbank stelde vast dat de schuldenaar op 29 augustus 2025 een bedrag van € 15.000,- aan de boedel had afgedragen, wat de waarde van het verkochte appartement en de inboedel betrof. De rechter-commissaris had eerder besloten dat de schuldenaar de overwaarde van een ander appartement, waarvan hij 50% van het eigendom bezat, aan de boedel moest vergoeden. De termijn hiervoor was verlengd tot 17 februari 2026, en de rechtbank oordeelde dat de schuldenaar nog niet in gebreke was, aangezien de termijn nog niet was verstreken. De rechtbank bood de schuldenaar een laatste kans om de schuldsaneringsregeling succesvol af te ronden, met de waarschuwing dat alle verplichtingen strikt nagekomen moeten worden om een (tussentijdse) beëindiging zonder schone lei te voorkomen.